ECLI:NL:RBMNE:2021:1185

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 februari 2021
Publicatiedatum
26 maart 2021
Zaaknummer
C/16/505002 / HA ZA 20-412
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichtingen van de partner bij tweetrapsmaking in testament en jaarlijkse opgave van bezwaarde vermogen

In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Midden-Nederland op 24 februari 2021, gaat het om een geschil tussen de kinderen van de erflater en de partner van de erflater over de verplichtingen die voortvloeien uit een testament met een tweetrapsmaking. De erflater is op [2014] overleden en had in zijn testament zijn partner als enig erfgename benoemd, onder de ontbindende voorwaarde van haar overlijden. De kinderen vorderen dat de partner hen jaarlijks een nauwkeurige opgave verstrekt van het bezwaarde vermogen en haar eigen vermogen, evenals de verplichting om roerende zaken te tonen op verzoek van de kinderen. De rechtbank oordeelt dat de partner op grond van de wet en het testament verplicht is om jaarlijks een opgave te doen van het bezwaarde vermogen, en dat de kinderen recht hebben op informatie over het eigen vermogen van de partner. De rechtbank wijst de vorderingen van de kinderen toe en legt een dwangsom op aan de partner voor het geval zij niet aan deze verplichtingen voldoet. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/505002 / HA ZA 20-412
Vonnis van 24 februari 2021
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. K.A. Boshouwers,
tegen
[gedaagde ],
wonende op een geheim adres in het arrondissement Midden-Nederland,
gedaagde,
advocaat mr. C. Waanders.
Partijen zullen hierna de kinderen en de partner genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de akte indiening producties van de kinderen
  • de akte indiening productie van de partner
  • de mondelinge behandeling van 11 februari 2021, waarvan de griffier aantekening heeft gehouden.

2.De vorderingen

De kinderen vorderen:
De partner te veroordelen om binnen vier weken na betekening van het vonnis aan de kinderen over 2014 tot en met 2019 per jaar een nauwkeurige opgave te verstrekken van zowel de goederen (inclusief de roerende zaken) die behoren tot de nalatenschap van de erflater en tot het eigen vermogen van de partner, die ten opzichte van de boedelbeschrijving bij overlijden van de erflater nog aanwezig waren en vervolgens per kalender jaar niet meer aanwezig zijn, van de goederen die daarvoor in de plaats zijn gekomen en van de voordelen die de goederen hebben opgeleverd, dit op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag(deel),
De partner te veroordelen om elk jaar uiterlijk op 31 maart, voor het eerst op 31 maart 2021, aan de kinderen een ondertekende nauwkeurige opgave van de goederen te verstrekken die tot de nalatenschap van de erflater behoren en die behoren tot het eigen vermogen van de partner, die niet meer aanwezig zijn, van de goederen die daarvoor in de plaats zijn gekomen en van de voordelen die de goederen hebben opgeleverd, op straffe van een dwangsom van € 500 per dag(deel),
De partner te veroordelen om binnen een week na een schriftelijk verzoek van (een van) de kinderen daartoe het bezwaarde vermogen, voor zover dit bestaat uit roerende zaken, te tonen, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag(deel).
De partner voert verweer.

3.De feiten

3.1.
Op [2014] is overleden [erflater] (hierna: erflater). Hij was de vader van eisers en woonde samen met gedaagde.
3.2.
Bij testament van 10 september 2009 heeft erflater over zijn nalatenschap beschikt met een zogenaamde tweetrapsmaking. Daarin heeft hij onder meer zijn partner tot enig erfgename benoemd, onder de ontbindende voorwaarde van onder meer haar overlijden. Al hetgeen zij na haar overlijden of een van de andere in het testament genoemde gevallen zal overhouden zal onder die opschortende voorwaarde aan de kinderen toekomen, als verwachters.
3.3.
De partner heeft de nalatenschap zuiver aanvaard. Zij heeft bij notariële akte van 29 juni 2016 een beschrijving van de boedel en vaststelling van de tweetrapsmaking opgesteld.

4.De overwegingen

4.1.
Het geschil gaat over de vragen of de partner verplicht is jaarlijks inzicht te geven in het vermogen van de nalatenschap en haar eigen vermogen en de vraag of zij roerende goederen uit de nalatenschap moet tonen.
Jaarlijks opgave van het bezwaarde vermogen
4.2.
Volgens de kinderen is de partner op grond van artikel 4:138 lid 2 en 3:205 lid 4 BW verplicht een jaarlijkse nauwkeurige opgave te doen van het bezwaarde vermogen. Dit is volgens artikel 3:205 lid 5 BW een dwingendrechtelijke verplichting van de vruchtgebruiker/bezwaarde, waarvan de erflater niet kon afwijken.
4.3.
De partner stelt dat zij niet verplicht is jaarlijks opgave te doen van het bezwaarde vermogen. Artikel 4:138 lid 2 BW verklaart de vruchtgebruikbepalingen zoals artikel 3:205 lid 4 BW slechts van overeenkomstige toepassing, hetgeen een aanvullend karakter heeft. De erflater mocht daarom bij testament van deze bepaling afwijken. Bovendien zijn alleen de regels van vruchtgebruik van overeenkomstige toepassing die passen bij de aard en inhoud van de making. Het testament is gebaseerd op wens van de erflater de partner verzorgd achter te laten met toekenning van verschillende bevoegdheden. Daarin past niet de verplichting tot het doen van jaarlijkse opgave. Daarnaast doet zij beroep op de redelijkheid en billijkheid en acht zij het verlangen van de jaarlijkse opgave misbruik van bevoegdheden.
4.4.
In het testament staat:
“De bezwaarde is slechts indien de wet dit dwingendrechtelijk voorschrijft, verplicht jaarlijks aan de verwachter een ondertekende, nauwkeurige opgave te zenden van de goederen die niet meer aanwezig zijn, van de goederen die daarvoor in de plaats zijn gekomen, en van de voordelen die de goederen hebben opgeleverd en die geen vruchten zijn.”
4.5.
De tweetrapsmaking in het testament bestaat uit een verkrijging onder ontbindende voorwaarde door de partner, gevolgd door een verkrijging onder opschortende voorwaarde door de kinderen. Daarop is artikel 4:138 lid 2 BW van toepassing. Tot zover zijn partijen het eens.
4.6.
Het geschil gaat over de uitleg van artikel 4:138 lid 2 BW. Volgens dit artikel zijn de vruchtgebruikbepalingen van titel 8 van boek 3 BW van overeenkomstige toepassing. Volgens artikel 3:205 lid 4 BW dient een vruchtgebruiker jaarlijks aan de hoofdgerechtigde een ondertekende nauwkeurige opgave te zenden. Lid 5 van dit artikel bepaalt dat deze verplichting van dwingend recht is. Aangezien deze bepalingen op grond van artikel 4:138 lid 2 BW van overeenkomstige toepassing zijn, is de jaarlijkse opgave evenals bij vruchtgebruik ook bij een tweetrapsmaking van dwingend recht.
4.7.
In de parlementaire geschiedenis is er op gewezen dat de vruchtgebruikbepalingen van toepassing zijn voor zover dat niet in strijd is met de aard en inhoud van de making. Volgens de partner sluit de verzorgingsgedachte van het testament een verplichting tot jaarlijkse opgave uit. De rechtbank deelt dit standpunt niet.
Er is hier sprake van een testament met makingen ten behoeve van de langstlevende, waarbij de partner eerst de volledige beschikking met interingsbevoegdheid heeft over alle goederen van de nalatenschap. Pas na haar overlijden komt dit vermogen aan de kinderen toe. Deze situatie is vergelijkbaar met een vruchtgebruiktestament, waarbij de bloot eigendom van kinderen pas na overlijden van de langstlevende aanwast tot de volle eigendom over de goederen van de nalatenschap. Beide typen testamenten gaan uit van de wens van erflaters hun partners verzorgd achter te laten. In beide gevallen kunnen kinderen – uitzonderingen daargelaten – ook pas na overlijden van de langstlevende aanspraak maken op de goederen van de nalatenschap. Kinderen die geconfronteerd worden met een vruchtgebruiktestament hebben volgens artikel 3:205 lid 4 BW recht op een jaarlijkse opgave. Bij een testament met een tweetrapsmaking verkeren kinderen in een vergelijkbare situatie en hebben eenzelfde behoefte aan informatie. Zij kunnen aan de hand daarvan immers vaststellen of er aan het eind nog iets van het bezwaarde vermogen voor hen overblijft of niet en zo ja wat en hoeveel. Daarom acht de rechtbank een jaarlijkse opgave van het bezwaarde vermogen niet in strijd met de aard en inhoud van het testament van erflater.
4.8.
De erflater heeft in zijn testament bepaald dat de partner alleen een jaarlijkse opgave hoeft te verstrekken als de wet dat dwingendrechtelijk voorschrijft. Aangezien de jaarlijkse opgave van dwingend recht is, dient de tekst van het testament zo te worden uitgelegd, dat de partner verplicht is jaarlijks een ondertekende nauwkeurige opgave te doen van de goederen die niet meer aanwezig zijn, van de goederen die daarvoor in de plaats zijn gekomen en van de voordelen die de goederen hebben opgeleverd en die geen vruchten zijn.
4.9.
Anders dan de partner acht de rechtbank dit niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid en is er geen sprake van misbruik van bevoegdheden.
Uit de wet vloeit immers voort dat de kinderen recht hebben op informatie over het bezwaarde vermogen. De langstlevende is 63 jaar en zij heeft recht op dit vermogen zo lang zij leeft of in ieder geval tot een van de in het testament genoemde omstandigheden. Gezien haar leeftijd kan dit nog jaren duren. Daarna zullen de kinderen met haar of haar erfgenamen moeten afstemmen wat nog tot het bezwaarde vermogen behoort en aan hen moet worden uitgekeerd. De partner beschouwt het doen van opgave als controle en het valt haar erg zwaar. De opgave vloeit echter voort uit het type testament waarvoor de erflater heeft gekozen. Dit is niet in strijd met redelijkheid en billijkheid en is geen misbruik van bevoegdheden.
4.10.
De rechtbank zal daarom de vordering tot het doen van een jaarlijkse opgave van het bezwaarde vermogen vanaf erflaters overlijden toewijzen. Ten aanzien van de reeds verstreken jaren zal de rechtbank de partner een langere termijn gunnen om aan de veroordeling te voldoen.
Jaarlijks opgave van eigen vermogen partner
4.11.
De kinderen stellen dat zij behoefte hebben aan informatie over het eigen vermogen van de partner, omdat zij mag interen op het vermogen van de erflater en het interen naar evenredigheid van het bezwaarde ten opzichte van haar eigen vermogen dient plaats te vinden.
4.12.
De partner betwist dat voor deze vordering een grondslag te vinden is in de wet of het testament. Volgens het testament is de partner niet verplicht in te teren naar evenredigheid van de beide vermogens. Daarnaast doet zij beroep op de redelijkheid en billijkheid.
4.13.
In het testament staat:
De bezwaarde is niet verplicht eerst op zijn overige vermogen in te teren vóórdat wordt ingeteerd op de verkrijging. Indien enigerlei intering plaatsvindt, bepaal ik dat de intering wordt geacht te zijn geschied naar evenredigheid van de verkrijging en het overige vermogen, berekend op het moment van de desbetreffende intering. Tegenbewijs is mogelijk.
4.14.
Partijen hebben geschil over de uitleg van deze bepaling in het testament. Los van dit geschil blijkt in ieder geval uit deze bepaling dat intering op het bezwaarde vermogen is toegestaan. De partner heeft op de zitting ook verklaard dat zij inteert op het bezwaarde én op haar eigen vermogen, aangezien zij slechts een klein inkomen heeft en zij dit vermogen nodig heeft voor haar levensonderhoud de komende jaren. De vraag hoe de bewijsregel over evenredigheid en de mogelijkheid van tegenbewijs moet worden uitgelegd kan in deze procedure buiten beschouwing blijven. Uit de regeling blijkt in ieder geval voldoende dat de kinderen behoefte zullen hebben aan informatie over het saldo van het eigen vermogen van de partner in een bepaald jaar. Dit saldo is immers mede van belang voor de vraag of er te zijner tijd nog voldoende is om hun aanvullende niet opeisbare legitieme te doen uitkeren. Zij hebben er geen behoefte aan te weten waaruit dit eigen vermogen precies bestaat en welke veranderingen in een jaar zijn opgetreden.
4.15.
Het beroep op de redelijkheid en billijkheid slaagt niet. De behoefte aan deze gegevens vloeit nu eenmaal voort uit de regeling die de erflater heeft gekozen in zijn testament en het aanvullend beroep van de kinderen op hun legitieme.
4.16.
De kinderen hebben daarom recht op een jaarlijkse opgave van het saldo van het eigen vermogen van de partner. In zoverre zal de rechtbank de vordering van de kinderen toewijzen. De partner hoeft alleen de hoogte van het saldo op te geven, niet een nauwkeurige opgave van de goederen van haar eigen vermogen. Daarop hebben de kinderen geen recht.
Tonen van zaken op verzoek kinderen
4.17.
Partijen hebben geschil over de vraag of de toonplicht dwingendrechtelijk is voorgeschreven en de erflater daarvan bij testament heeft kunnen afwijken.
4.18.
In het testament staat:
“Voor zover de bezwaarde van het stellen van zekerheid is vrijgesteld, kan de verwachter, slechts indien de wet dit dwingendrechtelijk voorschrijft, jaarlijks verlangen dat hem de aan de tweetrapsmaking onderworpen zaken worden getoond.”
4.19.
De toonplicht is voor vruchtgebruik vastgelegd in artikel 3:206 lid 2 BW. Deze bepaling is volgens artikel 4:138 lid 2 BW van overeenkomstige toepassing bij een tweetrapsmaking. De erflater heeft in zijn testament bepaald dat de kinderen alleen het tonen van zaken kunnen verzoeken als de wet dit dwingendrechtelijk voorschrijft. Anders dan lid 1 van artikel 3:206 BW geeft lid 2 de mogelijkheid niet om de vruchtgebruiker daarvan vrij te stellen. Lid 2 is dan ook van dwingend recht. Op grond van het testament van de erflater is de partner verplicht op verzoek van de kinderen roerende zaken van het bezwaarde vermogen te tonen. Anders dan de partner stelt is dit niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid. Het is immers de uitvoering van het testament zoals de erflater deze zelf heeft opgesteld en waarvan de tekst aansluit op de wettelijke regeling. De kinderen kunnen aan de hand van deze toonplicht controleren of de jaarlijkse opgave die de partner hen verstrekt juist is. De vordering van de kinderen wordt toegewezen.
Dwangsom
4.20.
De rechtbank zal de gevorderde dwangsom van € 500,- per overtreding toewijzen met een maximum van € 5.000,- per jaar. Daarnaast zal worden bepaald dat de dwangsommen vatbaar zijn voor matiging.
4.21.
Aangezien deze vorderingen voortvloeien uit een nalatenschap, zullen de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt de partner om binnen acht weken na betekening van dit vonnis aan de kinderen over 2014 tot en met 2020 per jaar een nauwkeurige opgave te verstrekken van de goederen (inclusief de roerende zaken) die behoren tot de nalatenschap van de erflater, die ten opzichte van de boedelbeschrijving bij overlijden van de erflater nog aanwezig waren en vervolgens per kalender jaar niet meer aanwezig zijn, van de goederen die daarvoor in de plaats zijn gekomen en van de voordelen die de goederen hebben opgeleverd,
5.2.
veroordeelt de partner om elk jaar uiterlijk op 31 maart, voor het eerst op 31 maart 2022, aan de kinderen een ondertekende nauwkeurige opgave van de goederen te verstrekken die tot de nalatenschap van de erflater behoren, die niet meer aanwezig zijn, van de goederen die daarvoor in de plaats zijn gekomen en van de voordelen die de goederen hebben opgeleverd,
5.3.
veroordeelt de partner om binnen vier weken na betekening van dit vonnis aan de kinderen over 2014 tot en met 2020 per jaar het saldo van haar eigen vermogen op te geven,
5.4.
veroordeelt de partner om elk jaar uiterlijk op 31 maart, voor het eerst op 31 maart 2022, aan de kinderen het saldo van haar eigen vermogen op te geven,
5.5.
veroordeelt de partner om binnen een week na een schriftelijk verzoek van (een van) de kinderen daartoe het bezwaarde vermogen, voor zover dit bestaat uit roerende zaken, te tonen,
5.6.
veroordeelt de partner om aan de kinderen een dwangsom te betalen van € 500,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan elk van de in 5.1 tot en met 5.5 uitgesproken hoofdveroordelingen voldoet, tot een maximum van € 5.000,- per jaar is bereikt,
5.7.
bepaalt dat de dwangsommen vatbaar zijn voor matiging en dat geen dwangsommen zullen worden verbeurd voor zover dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht, in aanmerking genomen de mate waarin aan de veroordeling is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de overtreding;
5.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A.T. Engbers, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2021.