ECLI:NL:RBMNE:2021:1175

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 maart 2021
Publicatiedatum
25 maart 2021
Zaaknummer
16/311312-20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een pistoolmitrailleur en verdovende middelen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 maart 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 9 december 2020 in Hilversum werd aangehouden. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een pistoolmitrailleur, geluiddemper, patroonmagazijnen en munitie, alsook van het bezit van een aanzienlijke hoeveelheid verdovende middelen, waaronder LSD en MDMA. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet geloofwaardig was in zijn verklaring dat het wapen uit interesse was aangeschaft en dat de verdovende middelen voor eigen gebruik waren. De rechtbank concludeerde dat de verdachte een criminele levenshouding vertoonde, vooral gezien het feit dat het vuurwapen in een woning lag waar ook zijn vrouw en kinderen woonden. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de risico's die het ongecontroleerd bezit van vuurwapens met zich meebrengt. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een derde ten laste gelegd feit, namelijk het zonder registratie voorhanden hebben van ketamine, omdat er onvoldoende bewijs was dat dit met het oog op economische activiteiten was gebeurd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/311312-20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 26 maart 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1990] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
thans gedetineerd te Justitieel Complex Zaanstad te Westzaan,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 maart 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T.M. van Wanrooij en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. C. Maat, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
feit 1:
op 9 december 2020 in Hilversum een vuurwapen van categorie II, te weten een automatisch vurend wapen, een geluiddemper van categorie I, meerdere patroonmagazijnen en munitie van categorie III, te weten meerdere patronen, voorhanden heeft gehad;
feit 2:
op 9 december 2020 in Hilversum opzettelijk LSD, MDMA, mephedrone en/of 2C-B aanwezig heeft gehad;
feit 3:
op 9 december 2020 in Hilversum zonder registratie opzettelijk een geneesmiddel, te weten ketamine, in voorraad heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen. Hij heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het onder 3 ten laste gelegde feit.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 3 ten laste gelegde feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde feit
De rechtbank overweegt dat het “in voorraad hebben’ in de zin van artikel 40, lid 2 van de Geneesmiddelenwet ziet op het bezit van een hoeveelheid geneesmiddelen om die vervolgens te verkopen, af te leveren, ter hand te stellen of in te voeren. De verbodsbepaling spitst zich toe op het verrichten van bedrijfsmatige activiteiten. De rechtbank heeft geen aanwijzingen in het dossier aangetroffen die erop wijzen dat verdachte de geneesmiddelen in huis had met het oog op handelingen in het economische verkeer. De rechtbank is van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte de geneesmiddelen in voorraad heeft gehad als bedoeld in artikel 40 lid 2 van de Geneesmiddelenwet en zal verdachte voor dit feit vrijspreken.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde feit [1]
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor de feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 12 maart 2021;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal ‘forensisch onderzoek doorzoeking ( [adres] [woonplaats] )’ met fotobijlage van 10 december 2020, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal ‘onderzoek wapen’ van 22 december 2020, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland; [3]
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal ‘onderzoek wapen’ van 3 februari 2021, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland; [4]
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal ‘onderzoek verdovende middelen’ van 21 januari 2021 opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland; [5]
- het NFI-rapport identificatie van drugs en precursoren van 4 februari 2021, opgesteld door rapporteur P.H. Walinga; [6]
- het (separaat in het dossier opgenomen) NFI-rapport identificatie van drugs en precursoren van 25 februari 2021, opgesteld door rapporteur P.H. Walinga. [7]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op 9 december 2020 te Hilversum, meerdere wapens van categorie I en II en munitie van categorie III, te weten
- een (semi)automatisch vurend wapen van het merk Ingram/M-11 9 mm, en
- een geluiddemper (passend bij voornoemd vuurwapen), en
- een patroonmagazijn met kogelpatronen (passend bij voornoemd vuurwapen), en
- een patroonmagazijn, en
- een doosje met 35 patronen kaliber 9 mm van het merk Mach tech, en
- een doosje met 40 patronen kaliber 9 mm van het merk Mach tech, en
- 15 patronen kaliber 380 auto van het merk Fiocchuvoorhanden heeft gehad;
feit 2
op 9 december 2020 te Hilversum opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 245 zegels LSD en
- 4,02 gram MDMA en
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en 2-CB, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 2
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van achttien maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft – zakelijk weergegeven – de rechtbank verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte zich verantwoordelijk voelt voor zijn gezin en zijn vrouw en kinderen al maanden niet meer heeft kunnen zien. Zijn vrouw is bovendien ziek en verdachte kan zijn vrouw vanuit de Penitentiaire Inrichting onvoldoende steun bieden. Zij sluit zich aan bij het advies van de reclassering dat de preventieve hechtenis een voldoende afschrikwekkend effect op verdachte heeft gehad. Daarnaast heeft zij gewezen op het feit dat verdachte kan worden gezien als een
first offenderop het gebied van de Wet Wapens en Munitie. Gelet op de omstandigheden waaronder het vuurwapen is aangetroffen, namelijk ongeladen en opgeborgen in het huis van verdachte, verzoekt de raadsvrouw een lagere gevangenisstraf op te leggen dan de officier van justitie heeft gevorderd. Zij verzoekt een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest. Verdachte is daarnaast bereid een taakstraf te verrichten.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de aan verdachte op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De aard en ernst van het feit
Verdachte heeft een vuurwapen, te weten een pistoolmitrailleur, en de hierbij behorende geluiddemper, patroonmagazijnen en munitie voorhanden gehad. Het betrof derhalve een vuurwapen met munitie dat verdachte in zijn woning aanwezig had, en waarmee in korte tijd grote schade kan worden aangericht. Verdachte had het vuurwapen bovendien al enkele maanden in zijn bezit in zijn woning, niet slechts op de dag van de doorzoeking.
In het huis van verdachte wonen ook zijn kinderen. Het behoeft geen betoog welk gevaar kan ontstaan als één van zijn kinderen dat wapen in handen zou krijgen. Met een zekere nieuwsgierigheid die kinderen van nature hebben, zijn die gevaren allerminst denkbeeldig, gelet ook op het gegeven dat er met vuurwapens binnen die context met enige regelmaat ongelukken plaatsvinden.
Verder overweegt de rechtbank dat het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie in zijn algemeenheid een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich brengt en bovendien de in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid versterkt. Dat die risico’s zich ook realiseren, blijkt uit de veelheid van geweldsincidenten waarbij vuurwapens zijn gebruikt. Daarbij zijn ook dodelijke slachtoffers te betreuren. In deze context bezien moet tegen het ongecontroleerde bezit van vuurwapens streng worden opgetreden en dient strafoplegging in deze zaak mede aan het met dat optreden nagestreefde doel bij te dragen. Deze notie maakt dat de rechtbank streng optreedt tegen het bezit van vuurwapens. Zeker wanneer het een automatisch vuurwapen betreft dat erop gericht is grote schade aan te richten.
Verdachte heeft daarnaast een aanzienlijke hoeveelheid verdovende middelen aanwezig gehad. Verdachte heeft hierdoor willens en wetens de regelgeving met betrekking tot harddrugs overtreden. De regulering van het voorhanden hebben van de op lijst I van de Opiumwet voorkomende middelen beoogt de risico's voor de (volks)gezondheid te beperken. In het algemeen geldt voor verdovende middelen immers dat zij verslavend zijn, met alle nadelige gevolgen van dien voor de gebruikers zelf en voor de samenleving als geheel.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de pistoolmitrailleur uit interesse heeft aangeschaft en dat de verdovende middelen enkel voor eigen gebruik bestemd waren. Gelet op de hoeveelheid en de combinatie van de verschillende soorten aangetroffen verdovende middelen, de in de woning van verdachte aangetroffen mitrailleur met geluidsdemper en ook nog een (zogenoemde) PGP-telefoon, concludeert de rechtbank echter dat bij verdachte sprake lijkt te zijn van een criminele levenshouding. De rechtbank overweegt dat verdachte door voornoemde verklaring geen opening van zaken heeft gegeven met betrekking tot de bewezen verklaarde feiten, en er derhalve geen verantwoordelijkheid voor neemt.
De persoon van verdachte en zijn omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook acht geslagen op:
  • een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 23 februari 2021, waaruit volgt dat verdachte op 28 juni 2018 is veroordeeld voor een Opiumdelict tot een onvoorwaardelijke taakstraf;
  • een reclasseringsadvies van 16 februari 2021, opgemaakt door Reclassering Nederland, waarin de reclassering – kort gezegd – een straf zonder bijzondere
voorwaarden adviseert.
De op te leggen strafGelet op de aard en ernst van de feiten, zoals hiervoor uiteengezet, kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Ten aanzien van de duur daarvan overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank heeft acht geslagen op de vastgestelde landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het aanwezig hebben van harddrugs met een totaalgewicht van 200 tot 500 gram, geldt als oriëntatiepunt een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden.
Het is de rechtbank bekend dat de oriëntatiepunten voor het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen uitgaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden. De rechtbank houdt echter ook rekening met de actuele stand van de jurisprudentie, waarin te zien is dat op het voorhanden hebben van vuurwapens, gelet op het gevaar dat daarvan uitgaat, aanmerkelijk hogere straffen dan voornoemde negen maanden worden opgelegd.
Bovendien ziet de rechtbank in deze zaak strafverhogende omstandigheden: verdachte was zowel in het bezit van een automatisch vuurwapen als de bijbehorende geluiddemper en patroonmagazijnen en de daarmee te verschieten munitie. Daarnaast bewaarde verdachte dit vuurwapen, met de munitie in het magazijn van dat wapen, in zijn woning. In ditzelfde huis wonen tevens zijn vrouw en kinderen.
Alles overwegende acht de rechtbank het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden en strekt de na te noemen straf bovendien als duidelijk signaal naar anderen. Voor iedereen moet ondubbelzinnig duidelijk zijn dat op het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen en een aanzienlijke hoeveelheid verdovende middelen met flinke straffen wordt gereageerd. De rechtbank ziet in het voorgaande geen aanleiding om een deel van de op te leggen straf in voorwaardelijke zin op te leggen.
De rechtbank acht dan ook een gevangenisstraf van achttien maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. Naar het oordeel van de rechtbank doet een gevangenisstraf van deze duur – gelet op straffen die in vergelijkbare gevallen zijn opgelegd en de specifieke omstandigheden van dit geval – recht aan de ernst van de feiten die door verdachte zijn begaan.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 3 ten laste gelegde feit niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
18 (achttien) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W.M. van Hoof, voorzitter, mr. A.M. Loots en mr. H.B.W. Beekman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.M.M. Weyers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 maart 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 9 december 2020 te Hilversum, althans in Nederland een of meer wapen(s) van categorie I en/of II en/of III en/of munitie van categorie II of III, te weten
- een automatisch vurend wapen althans semiautomatisch vurend wapen, in ieder geval een samenstel van onderdelen c.q. hulpstukken die van wezenlijke aard zijn en specifiek bestemd voor een (semi)automatisch vurend wapen van het merk Ingram/ M-11 9 mm, en/of
- een geluiddemper (passend bij voornoemd vuurwapen), en/of
- een patroonmagazijn met kogelpatronen (passend bij voornoemd vuurwapen), en/of
- een patroonmagazijn zonder kogelpatronen, en/of
- een doosje met 35 (scherpe) patronen kaliber 9 mm van het merk Mach tech, en/of
- een doosje met 40 (scherpe) patronen kaliber 9 mm van het merk Mach tech, en/of
- 15 (scherpe) patronen kaliber 380 auto van het merk Fiocchu, althans een hoeveelheid munitie voorhanden heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 9 december 2020 te Hilversum, althans in Nederland opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 245 zegels LSD, althans één of meerdere zegels LSD, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende LSD en/of lysergide en/of
- 3 tabletten en/of 5 bruine beertjes, althans 4,02 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,
- 1 busje rood poeder, althans 1,03 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende mephedrone en/of MDMA en/of 2-CB, zijnde LSD en/of lysergide en/of MDMA en/of mephedrone en/of 2-CB (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, danwel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij op of omstreeks 9 december 2020 te Hilversum, althans in Nederland opzettelijk, zonder registratie een geneesmiddel te weten 2,98 gram, althans een hoeveelheid (van een stof bevattende) ketamine in voorraad heeft gehad.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 4 februari 2021, genummerd LERCF20009-66 (onderzoek: 26Bethany), opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 111. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 23-45.
3.Pagina’s 58-59.
4.Pagina’s 65-67.
5.Pagina’s 72 tot en met 80 (waaronder de als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegde NFiDENT rapportages).
6.Pagina’s 82-83.
7.Pagina’s 1-2.