ECLI:NL:RBMNE:2021:1148

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 maart 2021
Publicatiedatum
24 maart 2021
Zaaknummer
19/5179
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van onroerende zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 maart 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vastgestelde WOZ-waarde van een onroerende zaak. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde C. van Abbe, had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht, die de waarde van de woning had vastgesteld op € 264.000,- per 1 januari 2018. Eiseres stelde dat de waarde te hoog was en verwees naar vergelijkbare woningen die voor lagere bedragen waren verkocht. De rechtbank heeft de zaak behandeld via een Skype-beeldverbinding op 4 februari 2021.

De rechtbank overwoog dat de heffingsambtenaar de bewijslast had om aan te tonen dat de vastgestelde waarde niet te hoog was. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar met een taxatiematrix aannemelijk had gemaakt dat de waarde van de woning correct was vastgesteld. Eiseres had niet voldoende bewijs geleverd om haar stellingen te onderbouwen, en de rechtbank vond dat de heffingsambtenaar zich mocht baseren op gegevens uit de Basisadministratie Gebouwen (BAG) voor de waardebepaling.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de vastgestelde WOZ-waarde van € 264.000,- werd gehandhaafd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/5179

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 maart 2021 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: C. van Abbe)
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht (voorheen: de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking SWW-gemeenten), verweerder
(gemachtigde: mr. A.J. van Griethuysen).

Procesverloop

In de beschikking van 20 februari 2019 heeft verweerder op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak aan de
[adres 1] in [woonplaats] (de woning) voor het belastingjaar 2019 vastgesteld op € 264.000,- naar de waardepeildatum 1 januari 2018. Verweerder heeft bij deze beschikking aan eiseres als eigenaar van de woning ook een aanslag onroerendezaakbelastingen opgelegd, waarbij deze waarde als heffingsmaatstaf is gehanteerd.
In de uitspraak op bezwaar van 25 oktober 2019 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift met daarin een taxatiematrix ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 4 februari 2021 door middel van een
Skype-beeldverbinding. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.De woning betreft een rijwoning met carport, aangebouwde berging/schuur en een tuin. Verweerder heeft de waarde van de woning vastgesteld op € 264.000,-.
2.Eiseres bepleit een lagere waarde. Eiseres voert in beroep aan dat de door verweerder genoemde referentiewoningen een lagere waarde onderbouwen. [adres 2] betreft volgens eiseres een vergelijkbaar pand dat is verkocht voor € 259.000,-. In de aanvullende gronden van beroep heeft eiseres een matrix overgelegd waaruit een WOZ-waarde blijkt van
€ 228.000,-. Ter zitting stelt eiseres dat uit de gegevens van de makelaar blijkt dat de inhoud van de referentiewoningen groter is en dat dit lijdt tot een lagere prijs per m³. Ook is volgens eiseres niet inzichtelijk hoe de indexering tot stand is gekomen. Ter zitting heeft eiseres de beroepsgrond dat verweerder ten onrechte niet de taxatiekaart met de daarop vermelde KLOUDV- en liggingsfactoren heeft verstrekt ingetrokken.
3.Verweerder heeft de bewijslast om aannemelijk te maken dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met het verweerschrift en de daarin opgenomen taxatiematrix aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Uit de taxatiematrix blijkt dat de waarde van de woning is bepaald met behulp van een methode van vergelijking met referentiewoningen van hetzelfde type, waarvan marktgegevens beschikbaar zijn. Met de taxatiematrix maakt verweerder aannemelijk dat bij de waardebepaling in voldoende mate rekening is gehouden met de verschillen tussen de referentiewoningen en de woning wat betreft onder meer gebruiks- en perceeloppervlakte. Met de taxatiematrix heeft verweerder de waardeverhouding tussen de woning en de referentiewoningen inzichtelijk gemaakt.
4.Wat eiseres in beroep aanvoert, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat hij niet uit gaat van de makelaarsinformatie.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich wat betreft het aantal m³ heeft mogen baseren op de informatie in de Basisadministratie Gebouwen (BAG). Eiseres heeft niet met stukken, bijvoorbeeld een meetkundig rapport, onderbouwd dat deze gegevens niet juist zijn. Wat betreft de indexering heeft verweerder ter zitting toegelicht dat wordt teruggerekend naar de waardepeildatum per bouwstroom, dat wil zeggen dat wordt gekeken naar het prijsverloop van dezelfde type woningen in dezelfde wijk met hetzelfde bouwjaar. De rechtbank is van oordeel dat verweerder hiermee voldoende inzicht heeft gegeven in de manier van indexeren. Nu verweerder heeft voldaan aan de bewijslast om aannemelijk te maken dat de waarde niet te hoog is vastgesteld, komt de rechtbank niet toe aan een beoordeling van de door eiseres op 21 januari 2021 overgelegde matrix met drie referenties.
5.Gelet op wat hiervoor is overwogen, heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat de door hem vastgestelde WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. Het beroep is ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. van Ettikhoven, griffier. De beslissing is uitgesproken op 18 maart 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
De rechter is verhinderd om deze
uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag waarop de uitspraak is verzonden hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Deze uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat