ECLI:NL:RBMNE:2021:1142

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 maart 2021
Publicatiedatum
24 maart 2021
Zaaknummer
518890 HA RK 21-65
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard na eindbeslissing door rechter

Op 12 maart 2021 heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. R.A. Steenbergen, nadat deze rechter op 26 februari 2021 een eindbeslissing had genomen in een faillissementszaak van verzoeker. De wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland heeft op 24 maart 2021 geoordeeld dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek. De wet staat geen wraking toe na een einduitspraak, omdat het doel van wraking, het waarborgen van de onpartijdigheid van de rechter, niet meer kan worden bereikt. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek van verzoeker betrekking had op een dossier dat al was afgesloten met een eindbeslissing. De procedure heeft geen mondelinge behandeling vereist, gezien de kennelijke niet-ontvankelijkheid van het verzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Lelystad
Zaaknummer/rekestnummer: 518890 HA RK 21-65
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 24 maart 2021
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
de heer [verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
(verder te noemen: verzoeker).
Hierbij is belanghebbende:
de heer [belanghebbende](curator).

1.De procedure

1.1.
Verzoeker heeft op 12 maart 2021 een verzoek ingediend tot wraking van mr. R.A. Steenbergen (verder: de rechter). Op het verzoek staan de dossiernummers F.16/15/751, F.16/15/752 en F.16/15/753 vermeld. Dit betreffen faillissementsdossiers van verzoeker, wijlen zijn echtgenote en een aan verzoeker toebehorende vennootschap.
1.2.
De wrakingskamer heeft gelet het onderstaande afgezien van een mondelinge behandeling.

2.De ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek

2.1.
Op grond van artikel 36 Rv kan elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Het middel van wraking is toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter die tegenover een partij een vooringenomenheid koestert, althans aan een partij die daarover vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter een einduitspraak heeft gedaan, omdat de behandeling van de zaak daarmee is geëindigd. De wet voorziet daarom niet in de mogelijkheid om wraking te verzoeken van een rechter nadat er een einduitspraak is gedaan.
2.2.
Uit de inhoud van het wrakingsverzoek van verzoeker leidt de wrakingskamer af dat zijn verzoek alleen ziet op het hiervoor genoemde dossier met nummer F.16/15/752 betreffende het faillissement van verzoeker zelf. Ten aanzien van dat dossier heeft op 15 februari 2021 de zitting plaatsgevonden, waarnaar verzoeker verwijst. De zaak die voorlag, zag op de behandeling van een verzoek van verzoeker tot ontslag van de curator. Op dit verzoek heeft de rechter bij beschikking van 26 februari 2021 beslist. Deze beslissing is een eindbeslissing, waarmee de behandeling van de zaak is geëindigd. Het wrakingsverzoek is gedaan op 12 maart 2021, dus nadat de rechter zijn eindbeslissing had genomen. Hieruit volgt dat de rechter de zaak niet meer behandelde op het moment dat het onderhavige wrakingsverzoek werd gedaan.
De wrakingskamer heeft eveneens kennis genomen van het bericht dat verzoeker op 4 maart 2021 aan de curator en de insolventiegriffie van de rechtbank heeft gericht. In dit bericht kondigt verzoeker zijn voornemen aan om de rechter te wraken. Voor zover dit bericht al aangemerkt zou kunnen worden als wrakingsverzoek, geldt dat ook dit verzoek dateert van na de eindbeslissing.
2.3.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verzoeker niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in het wrakingsverzoek.
2.4.
Gelet op deze kennelijke niet-ontvankelijkheid kan, overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 9.1 sub c van het wrakingsprotocol van deze rechtbank, een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek achterwege blijven.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
3.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking;
3.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de rechter, andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van het team waarin de rechter werkzaam is en de president van deze rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, en mr. J.G. Nicholson en mr. A.M. Crouwel als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. I.S.J. Goeman-Bruijn, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.