8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zijn dochtertje van destijds 2 jaar oud seksuele handelingen bij hem laten verrichten. Terwijl verdachte aan het webcammen was, heeft hij zijn dochtertje opgedragen om zijn penis in haar mond te nemen, om in zijn penis te bijten en om hem af te trekken. Daarnaast heeft hij zichzelf in haar bijzijn afgetrokken. Verdachte heeft hierdoor op verwerpelijke wijze grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn dochtertje. Ook heeft hij hiermee op beschamende wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat zijn dochtertje in hem had. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit soort misdrijven de geestelijke en seksuele ontwikkeling van een minderjarige ernstig kunnen schaden. Bij dit alles komt dat het misbruik heimelijk is gefilmd door de persoon met wie verdachte op dat moment aan het webcammen was en die de beelden op het internet heeft verspreid door ze via een chatsite aan anderen te tonen. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij zijn minderjarige dochtertje op deze wijze heeft misbruikt met geen ander doel dan bevrediging van zijn eigen lustgevoelens.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een uittreksel van 6 november 2020 uit de Justitiële Documentatie van verdachte. Daar blijkt uit dat de politierechter te Zutphen op 14 april 2014 bewezen heeft verklaard dat verdachte zich op 2 september 2012 schuldig heeft gemaakt aan schennis van de eerbaarheid. De politierechter heeft aan verdachte een taakstraf van 40 uur, subsidiair 20 dagen hechtenis voorwaardelijk opgelegd, met een proeftijd van twee jaar, en daaraan een aantal bijzondere voorwaarden verbonden, waaronder het volgen van behandeling.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het Pro Justitia rapport van 8 februari 2021, opgemaakt door B. Koudstaal, klinisch psycholoog en S.C.M. Muchall, klinisch psycholoog in opleiding. Uit het rapport blijkt dat de deskundigen bij verdachte hebben vastgesteld dat hij lijdt aan een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale, narcistische, vermijdende en afhankelijke kenmerken. Daarnaast is bij verdachte sprake van een ongespecificeerde parafiele stoornis en een ernstige stoornis in het gebruik van cannabis. Volgens de deskundigen waren al deze stoornissen aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde en was in die periode tevens sprake van een aanpassingsstoornis met een sombere stemming. Volgens de deskundigen beïnvloedde de hiervoor genoemde psychische stoornissen het handelen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde. De deskundigen adviseren daarom het ten laste gelegde in licht verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De deskundigen schatten het risico op seksuele recidive in op matig tot hoog. Het risico op een hands on delict schatten de deskundigen op korte termijn in op laag, maar op de langere termijn stijgend, waarbij het risico toeneemt wanneer verdachte toegang heeft tot kinderen. De deskundigen adviseren een intensieve forensische psychiatrische behandeling, die is gericht op het bewerken van de zedenproblematiek en de persoonlijkheidspathologie van verdachte en de risicofactoren die kunnen leiden tot seksuele recidive. Geadviseerd wordt een dagbehandeling bij De Waag, waarbij de deskundigen verwachten dat de behandelinterventie tenminste een jaar in beslag zal nemen. Daarnaast is het volgens de deskundigen van belang dat verdachte zijn cannabisgebruik staakt om het risico op recidive te managen. Deze interventie kan worden gerealiseerd binnen het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel met reclasseringstoezicht, aldus de deskundigen.
De rechtbank heeft tot slot kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 2 maart 2021, dat is opgesteld door mw. E.M.F.A. Strasek, reclasseringswerker. De reclassering acht het zorgelijk dat verdachte ten tijde van de proeftijd en de opgelegde voorwaarden zich positiever heeft voorgedaan dan realistisch was en dat verdachte, bij een bewezenverklaring, is gerecidiveerd binnen de proeftijd. Volgens de reclassering is bij verdachte sprake van problematiek op meerdere leefgebieden, zoals discontinuïteit in zijn arbeidsverleden, (partner)relaties, het (soft)drugsgebruik en de diagnostiek met betrekking tot zijn persoonlijkheid. Ook beschikt verdachte over geen of beperkt sociaal netwerk, is hij naar aanleiding van deze zaak uit de ouderlijke macht gezet en is sprake van seksuele problemen, die verdachte zelf niet als zodanig ziet. Ter voorkoming van recidive is het van belang dat er met betrekking tot de leefgebieden meer stabiliteit komt in het functioneren van verdachte. De reclassering schat het risico op recidive in op hoog en het risico op het onttrekken aan voorwaarden als gemiddeld. Behandeling van verdachte zal een forse tijdsinvestering van verdachte vragen, wat door verdachte als zwaar zou kunnen worden ervaren, zodat de reclassering een fors voorwaardelijk strafdeel adviseert.
Het advies van de reclassering luidt bij een veroordeling om een (deels) voorwaardelijk straf op te leggen, met een fors voorwaardelijk strafdeel, en de volgende bijzondere voorwaarden: (1) een meldplicht bij de reclassering, (2) een dagbehandeling bij de Waag of een soortgelijke instelling, (3) een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer] , (4) het meewerken aan middelencontrole en (5) het meewerken aan het verkrijgen van een zinvolle dagbesteding, met opdracht aan de reclassering toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte daarbij te begeleiden.
De straf
De rechtbank is van oordeel dat gezien de ernst van het feit niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Ook houdt de rechtbank rekening met het feit dat de ontucht met zijn dochtertje heeft plaatsgevonden kort nadat verdachte op 14 april 2014 door de politierechter was veroordeeld voor schennis van de eerbaarheid, terwijl hij bovendien in de bij die veroordeling behorende proeftijd liep. Voorts houdt de rechtbank rekening met het advies van de deskundigen om het ten laste gelegde in licht verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Om te voorkomen dat verdachte zich opnieuw schuldig maakt aan dit soort strafbare feiten acht de rechtbank het van belang dat verdachte intensief zal worden behandeld voor de bij hem geconstateerde persoonlijkheidsproblematiek. Gezien het verloop en het voortijdig staken van het eerdere behandeltraject en om begeleiding en behandeling mogelijk te maken zoals door de reclassering is geadviseerd, zal de rechtbank aan de op te leggen gevangenisstraf een fors voorwaardelijk deel koppelen en daaraan de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering. Hoewel het reclasseringsadvies niet expliciet een verbod op softdrugsgebruik benoemt maar slechts rept over het meewerken aan middelencontrole teneinde het middelenverbod te beheersen, zal de rechtbank in de bijzondere voorwaarden opnemen dat verdachte zich dient te onthouden van het gebruik van softdrugs, nu uit het Pro Justitia rapport blijkt dat dat van belang is, aangezien cannabisgebruik drempelverlagend werkt.
De rechtbank is gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar, passend en geboden is. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden verbinden die door de reclassering zijn geadviseerd, met daarbij ook een verbod op het gebruik van softdrugs.
De rechtbank zal de dadelijke uitvoerbaarheid van de op te leggen bijzondere voorwaarden en het reclasseringstoezicht gelasten. Uit zowel het advies van de reclassering als het Pro Justitia rapport blijkt namelijk dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden verbinden die door de reclassering zijn geadviseerd, met daarbij ook een verbod op het gebruik van softdrugs.