ECLI:NL:RBMNE:2021:1141

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 maart 2021
Publicatiedatum
24 maart 2021
Zaaknummer
16.234815.20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor ontuchtige handelingen met minderjarige dochter

Op 24 maart 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die in 2014 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn minderjarige dochter. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het vervaardigen en/of verspreiden van kinderporno, maar veroordeelde hem tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast werd de verdachte verplicht om zich onder behandeling te laten stellen en zich te onthouden van het gebruik van (soft)drugs. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zijn dochtertje van destijds 2 jaar oud seksuele handelingen bij hem heeft laten verrichten, wat een ernstige inbreuk op haar lichamelijke integriteit betekende. De rechtbank nam de bekennende verklaring van de verdachte en het proces-verbaal van bevindingen in overweging. De vordering van de benadeelde partij werd volledig toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 5.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de psychische problematiek van de verdachte, die een verhoogd risico op recidive met zich meebracht. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een dagbehandeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.234815.20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 24 maart 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1983] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
gedetineerd te P.I. Lelystad.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 maart 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. D. Gürsus, advocaat te Utrecht, alsmede van hetgeen mr. P.P.E. Buchele, advocaat te Gelderland, namens de benadeelde partij, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1in de periode van 1 januari 2014 tot en met 17 september 2020 te Nieuwegein één of meerdere films met daarop seksuele gedragingen heeft vervaardigd en/of verspreid, waarbij zijn minderjarige dochter is betrokken;
feit 2in de periode van 1 januari 2014 tot en met 6 september 2020 zijn minderjarige dochter meermaals seksuele handelingen bij hem heeft laten verrichten.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om verdachte van het onder feit 1 ten laste gelegde vrij te spreken.
De officier van justitie acht ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte in november 2014 eenmaal ontuchtige handelingen met zijn minderjarige dochter heeft gepleegd, welke handelingen mede bestonden uit het seksueel binnendringen van zijn minderjarige dochter.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 ten laste gelegde. De raadsman heeft ten aanzien van feit 2 partieel vrijspraak bepleit van zowel een gedeelte van de ten laste gelegde periode als van het meermaals plegen van seksuele handelingen. Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Vrijspraak feit 1- het vervaardingen en/of verspreiden van seksuele afbeeldingen
De rechtbank is, evenals de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder feit 1 ten laste gelegde. De rechtbank overweegt dat het dossier geen bewijs bevat dat verdachte in de ten laste gelegde periode films heeft vervaardigd en/of verspreid waarop te zien is dat verdachte seksuele handelingen verricht waarbij zijn minderjarige dochter is betrokken. De rechtbank zal verdachte daarom hiervan vrijspreken.
Bewezenverklaring feit 2– het plegen van ontuchtige handelingen
Ter terechtzitting heeft verdachte bekend dat hij in november 2014 eenmaal de in de tenlastelegging omschreven ontuchtige handelingen met zijn minderjarige dochter heeft verricht. De raadsman heeft geen vrijspraak bepleit van het ten laste gelegd voorzover dit bewezen wordt verklaard. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
 de bekennende verklaring van verdachte op de zitting van 10 maart 2021; [2]
 het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] . [3]
De rechtbank zal verdachte voor het overige gedeelte van de tenlastegelegde periode vrijspreken en eveneens van het meermaals plegen van ontuchtige handelingen met zijn minderjarige dochter, nu het dossier daarvoor geen bewijs bevat.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 2in november 2014 met zijn kind, [slachtoffer] , geboren op [2012] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten onder andere het éénmaal,
- brengen en houden van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] en
- laten betasten en aftrekken van en likken aan en bijten in zijn, verdachtes, penis, door die [slachtoffer] en
- zichzelf aftrekken in aanwezigheid van die [slachtoffer] ;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
feit 2met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen zijn kind.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat gelet op het advies van de reclassering de strafeis van de officier van justitie te fors is. De reclassering adviseert een straf op te leggen waarvan een flink deel in voorwaardelijke vorm. Dit biedt verdachte de mogelijkheid om zo snel mogelijk met de door de reclassering geadviseerde behandeling te starten. Daarnaast heeft verdachte een huurwoning, waarvan de lasten op dit moment door zijn ouders worden betaald. Wanneer de ouders van verdachte hiertoe financieel niet langer in staat zijn, bestaat de kans dat verdachte zijn woning verliest en dakloos raakt. Dat zal behandeling van verdachte in de weg staan. Gezien het vorenstaande verzoekt de raadsman om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest, met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van twee jaren, met oplegging van de geadviseerde algemene en bijzondere voorwaarden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zijn dochtertje van destijds 2 jaar oud seksuele handelingen bij hem laten verrichten. Terwijl verdachte aan het webcammen was, heeft hij zijn dochtertje opgedragen om zijn penis in haar mond te nemen, om in zijn penis te bijten en om hem af te trekken. Daarnaast heeft hij zichzelf in haar bijzijn afgetrokken. Verdachte heeft hierdoor op verwerpelijke wijze grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn dochtertje. Ook heeft hij hiermee op beschamende wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat zijn dochtertje in hem had. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit soort misdrijven de geestelijke en seksuele ontwikkeling van een minderjarige ernstig kunnen schaden. Bij dit alles komt dat het misbruik heimelijk is gefilmd door de persoon met wie verdachte op dat moment aan het webcammen was en die de beelden op het internet heeft verspreid door ze via een chatsite aan anderen te tonen. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij zijn minderjarige dochtertje op deze wijze heeft misbruikt met geen ander doel dan bevrediging van zijn eigen lustgevoelens.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een uittreksel van 6 november 2020 uit de Justitiële Documentatie van verdachte. Daar blijkt uit dat de politierechter te Zutphen op 14 april 2014 bewezen heeft verklaard dat verdachte zich op 2 september 2012 schuldig heeft gemaakt aan schennis van de eerbaarheid. De politierechter heeft aan verdachte een taakstraf van 40 uur, subsidiair 20 dagen hechtenis voorwaardelijk opgelegd, met een proeftijd van twee jaar, en daaraan een aantal bijzondere voorwaarden verbonden, waaronder het volgen van behandeling.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het Pro Justitia rapport van 8 februari 2021, opgemaakt door B. Koudstaal, klinisch psycholoog en S.C.M. Muchall, klinisch psycholoog in opleiding. Uit het rapport blijkt dat de deskundigen bij verdachte hebben vastgesteld dat hij lijdt aan een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale, narcistische, vermijdende en afhankelijke kenmerken. Daarnaast is bij verdachte sprake van een ongespecificeerde parafiele stoornis en een ernstige stoornis in het gebruik van cannabis. Volgens de deskundigen waren al deze stoornissen aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde en was in die periode tevens sprake van een aanpassingsstoornis met een sombere stemming. Volgens de deskundigen beïnvloedde de hiervoor genoemde psychische stoornissen het handelen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde. De deskundigen adviseren daarom het ten laste gelegde in licht verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De deskundigen schatten het risico op seksuele recidive in op matig tot hoog. Het risico op een hands on delict schatten de deskundigen op korte termijn in op laag, maar op de langere termijn stijgend, waarbij het risico toeneemt wanneer verdachte toegang heeft tot kinderen. De deskundigen adviseren een intensieve forensische psychiatrische behandeling, die is gericht op het bewerken van de zedenproblematiek en de persoonlijkheidspathologie van verdachte en de risicofactoren die kunnen leiden tot seksuele recidive. Geadviseerd wordt een dagbehandeling bij De Waag, waarbij de deskundigen verwachten dat de behandelinterventie tenminste een jaar in beslag zal nemen. Daarnaast is het volgens de deskundigen van belang dat verdachte zijn cannabisgebruik staakt om het risico op recidive te managen. Deze interventie kan worden gerealiseerd binnen het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel met reclasseringstoezicht, aldus de deskundigen.
De rechtbank heeft tot slot kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 2 maart 2021, dat is opgesteld door mw. E.M.F.A. Strasek, reclasseringswerker. De reclassering acht het zorgelijk dat verdachte ten tijde van de proeftijd en de opgelegde voorwaarden zich positiever heeft voorgedaan dan realistisch was en dat verdachte, bij een bewezenverklaring, is gerecidiveerd binnen de proeftijd. Volgens de reclassering is bij verdachte sprake van problematiek op meerdere leefgebieden, zoals discontinuïteit in zijn arbeidsverleden, (partner)relaties, het (soft)drugsgebruik en de diagnostiek met betrekking tot zijn persoonlijkheid. Ook beschikt verdachte over geen of beperkt sociaal netwerk, is hij naar aanleiding van deze zaak uit de ouderlijke macht gezet en is sprake van seksuele problemen, die verdachte zelf niet als zodanig ziet. Ter voorkoming van recidive is het van belang dat er met betrekking tot de leefgebieden meer stabiliteit komt in het functioneren van verdachte. De reclassering schat het risico op recidive in op hoog en het risico op het onttrekken aan voorwaarden als gemiddeld. Behandeling van verdachte zal een forse tijdsinvestering van verdachte vragen, wat door verdachte als zwaar zou kunnen worden ervaren, zodat de reclassering een fors voorwaardelijk strafdeel adviseert.
Het advies van de reclassering luidt bij een veroordeling om een (deels) voorwaardelijk straf op te leggen, met een fors voorwaardelijk strafdeel, en de volgende bijzondere voorwaarden: (1) een meldplicht bij de reclassering, (2) een dagbehandeling bij de Waag of een soortgelijke instelling, (3) een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer] , (4) het meewerken aan middelencontrole en (5) het meewerken aan het verkrijgen van een zinvolle dagbesteding, met opdracht aan de reclassering toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte daarbij te begeleiden.
De straf
De rechtbank is van oordeel dat gezien de ernst van het feit niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Ook houdt de rechtbank rekening met het feit dat de ontucht met zijn dochtertje heeft plaatsgevonden kort nadat verdachte op 14 april 2014 door de politierechter was veroordeeld voor schennis van de eerbaarheid, terwijl hij bovendien in de bij die veroordeling behorende proeftijd liep. Voorts houdt de rechtbank rekening met het advies van de deskundigen om het ten laste gelegde in licht verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Om te voorkomen dat verdachte zich opnieuw schuldig maakt aan dit soort strafbare feiten acht de rechtbank het van belang dat verdachte intensief zal worden behandeld voor de bij hem geconstateerde persoonlijkheidsproblematiek. Gezien het verloop en het voortijdig staken van het eerdere behandeltraject en om begeleiding en behandeling mogelijk te maken zoals door de reclassering is geadviseerd, zal de rechtbank aan de op te leggen gevangenisstraf een fors voorwaardelijk deel koppelen en daaraan de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering. Hoewel het reclasseringsadvies niet expliciet een verbod op softdrugsgebruik benoemt maar slechts rept over het meewerken aan middelencontrole teneinde het middelenverbod te beheersen, zal de rechtbank in de bijzondere voorwaarden opnemen dat verdachte zich dient te onthouden van het gebruik van softdrugs, nu uit het Pro Justitia rapport blijkt dat dat van belang is, aangezien cannabisgebruik drempelverlagend werkt.
De rechtbank is gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar, passend en geboden is. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden verbinden die door de reclassering zijn geadviseerd, met daarbij ook een verbod op het gebruik van softdrugs.
De rechtbank zal de dadelijke uitvoerbaarheid van de op te leggen bijzondere voorwaarden en het reclasseringstoezicht gelasten. Uit zowel het advies van de reclassering als het Pro Justitia rapport blijkt namelijk dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden verbinden die door de reclassering zijn geadviseerd, met daarbij ook een verbod op het gebruik van softdrugs.

9.BESLAG

Verdachte heeft ter terechtzitting afstand gedaan van de volgende onder hem in beslaggenomen voorwerpen:
een micro SD-kaart (goednummer: 20-4991-016-15);
een Huawei telefoon (goednummer: 20-4991-018);
een tablet (goednummer: 20-4991-019).
De rechtbank behoeft daarom geen beslissing meer te nemen over deze voorwerpen.

10.BENADEELDE PARTIJ

[A] heeft zich namens [slachtoffer] als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.000,00 aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder twee ten laste gelegde feit. Daarnaast heeft de benadeelde partij vergoeding gevorderd van de wettelijke rente, met veroordeling van verdachte in de proceskosten.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot schadevergoeding voldoende door de benadeelde partij is onderbouwd, zodat de vordering geheel kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de hoogte van het gevorderde bedrag aan schadevergoeding betwist, mede omdat de vordering niet is onderbouwd. Volgens de raadsman is het bedrag van de gevorderde schade te hoog.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder twee bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank is van oordeel dat door het handelen van verdachte de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast, gelet op de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij. Nu de vordering voldoende onderbouwd is en mede gelet op de hoogte van de schadevergoedingen die in min of meer vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank naar billijkheid het bedrag van € 5.000,00 volledig toewijsbaar. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 december 2014 tot de dag van volledig betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 5.000,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 december 2014 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 60 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 244 en 248 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder feit 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
30 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
10 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
3(drie)
jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
* zich binnen vier werkdagen na het onherroepelijk worden van het vonnis meldt bij Reclassering Nederland op het adres Zwarte Woud 2, 3524 SJ te Utrecht. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich zal onthouden van het gebruik van (soft)drugs en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek en/of urineonderzoek zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
*zich onder behandeling zal stellen van De Waag te Utrecht of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener of behandelaar geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
* meewerkt aan zinvolle dagbesteding (in de vorm van werk) indien en zolang de reclassering dit nodig acht;
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] (geboren op [2012] ), zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht. Op dit verbod geldt slechts een uitzondering voor contact op de wijze zoals (mogelijk) in onderling overleg tussen betrokken hulpverleningsinstantie van [slachtoffer] en de reclassering wordt afgesproken. Buiten deze afspraken om zoekt verdachte op geen enkele wijze, direct of indirect, contact met [slachtoffer] ;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] van € 5.000,00 toe;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2014 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 5.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2014 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 60 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C. Michon, voorzitter, mrs. C.A.M. van Straalen en
G.A. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Troostheide, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 maart 2021.
Mr. Michon is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 17 september 2020 te [woonplaats] , althans in Nederland, afbeeldingen - te weten onder andere één of meerdere film(s) en/of gegevensdragers, bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt,
te weten zijn kind [slachtoffer] geboren op [2012] en/of één of meer ander(e) kind(eren) is/zijn betrokken of schijnbaar is/zijn betrokken, heeft vervaardigd en/of verspreid en/of in bezit heeft gehad, welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven – bestonden uit onder andere:
- het met de penis oraal penetreren van het lichaam van die [slachtoffer] , althans een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of
- het met de/een hand(en) en/of mond en/of lippen en/of tong laten betasten en/of aanraken van de penis van hem, verdachte, door die [slachtoffer] , althans een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of
- het masturberen bij/in aanwezigheid van die [slachtoffer] , althans een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt;
( art 240b lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 6 september 2020 met zijn kind, [slachtoffer] geboren op [2012] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, één of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten onder andere het meermalen, althans éénmaal,
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] en/of
- laten betasten en/of aftrekken van en/of likken aan en/of bijten in zijn, verdachtes, penis, door die [slachtoffer] en/of
- zichzelf aftrekken in aanwezigheid van die [slachtoffer] ;
( art 244 Wetboek van Strafrecht, art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 2 maart 2021, genummerd PL0600-2020397741/PL0900-2020303425, opgemaakt door politie Eenheid Oost-Nederland/Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 194. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 10 maart 2021.
3.Het proces-verbaal van bevindingen van 17 september 2020, pagina 105.