ECLI:NL:RBMNE:2021:1140

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 maart 2021
Publicatiedatum
24 maart 2021
Zaaknummer
16/043527-20
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal en veroordeling voor woninginbraak met bewijs op basis van aangetroffen bloedspoor

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 24 maart 2021, is de verdachte vrijgesproken van de diefstal van een televisie, maar veroordeeld voor woninginbraak in vereniging. De rechtbank oordeelde dat het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening niet wettig en overtuigend kon worden bewezen, omdat de verdachte mogelijk in de veronderstelling verkeerde dat de televisie toebehoorde aan zijn vriendin. De rechtbank baseerde de veroordeling voor de woninginbraak op een aangetroffen bloedspoor op een opengebroken kluisje in de woning van het slachtoffer. Dit bloedspoor, dat overeenkwam met het DNA-profiel van de verdachte, werd als een sterk bewijs beschouwd. De verdachte had wisselende verklaringen gegeven over het bloedspoor, wat de rechtbank onvoldoende vond om te spreken van een aannemelijke verklaring die de bewijsvoering zou ontkrachten. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden op, evenals een taakstraf van 220 uren, en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding, omdat deze onvoldoende onderbouwd was.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/043527-20
Vonnis van de meervoudige kamer van 24 maart 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1993] te [geboorteplaats] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 29 september 2020, 16 december 2020 en 10 maart 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R.E. Craenen en van hetgeen mr. B. van Elst, advocaat te Utrecht, namens verdachte naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1
in de periode 27 tot en met 28 juni 2019 in [woonplaats] samen met anderen heeft ingebroken in de woning aan de [adres] en daarbij goederen en geld heeft weggenomen, toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] ;
2
primair
in de periode 17 tot en met 18 december 2019 in [woonplaats] een televisie heeft gestolen, die toebehoort aan [aangever ] ;
subsidiair
in de periode 17 tot en met 18 december 2019 in [woonplaats] een televisie heeft weggemaakt, die toebehoort aan [aangever ] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank wat betreft een bewezenverklaring van het onder 1 en 2 primair dan wel subsidiair ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 2 primair en subsidiair
Op grond van het dossier staat vast dat verdachte de televisie heeft opgehaald uit de woning van [A] , een vriend van aangever [aangever ] . De rechtbank overweegt dat uit het dossier echter niet blijkt wat de eigendomsverhouding ten aanzien van die televisie was. Onduidelijk is of de televisie toebehoorde aan [aangever ] of aan zijn ex-partner [B] , zijnde de vriendin van verdachte. Daarom is niet uit te sluiten dat verdachte, op het moment dat hij de televisie meenam uit de woning, in de (terechte) veronderstelling verkeerde dat de televisie aan zijn vriendin [B] toebehoorde. Dit betekent dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte, op het moment dat hij de televisie meenam uit de woning van [A] , het oogmerk had om zich die televisie wederrechtelijk toe te eigenen, dan wel om deze opzettelijk en wederrechtelijk weg te maken. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder feit 2 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Bewezenverklaring feit 1
Bewijsoverwegingen
Uit de aangifte blijkt dat aangever de woning aan de [adres] in [woonplaats] op 27 juni 2019 omstreeks 21.30 uur heeft verlaten.
Uit de beschrijving van de camerabeelden volgt dat er op 27 juni 2019 omstreeks 21.58 uur een auto de [straat] in rijdt en dat er kort daarna twee personen naast deze auto lopen. De auto rijdt door en de twee personen lopen rechtstreeks naar de woning aan de [adres] . Zij gaan naar de voorramen van de woning en openen het rechterraam. Daarna klimmen beiden naar binnen via het raam van de woning. Omstreeks 22.18 uur komen er twee personen de woning uitlopen, sluiten de voordeur en lopen weg. Uit het voorgaande volgt dat er twee personen in de woning van aangever zijn geweest.
Uit de aangifte en een proces-verbaal van bevindingen (van forensisch onderzoek in de woning) blijkt dat in die woning (onder meer) een metalen kluisje is opengebroken, dat in de slaapkamer van de ouders van aangever lag. Op dit kluisje is een bloedspoor aangetroffen en veiliggesteld onder nummer AALS2295NL#01. Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft dit onderzocht en heeft hierin het DNA-profiel van een man aangetroffen. Uit het rapport van het NFI blijkt dat het celmateriaal afkomstig kan zijn van verdachte, waarbij de matchkans kleiner is dan één op één miljard.
De rechtbank merkt dit bloedspoor, dat op een opengebroken kluisje in de woning waar is ingebroken is aangetroffen, aan als een daderspoor. De rechtbank is van oordeel dat dit aangetroffen bloedspoor in combinatie met het feit dat er twee personen in de woning van aangever zijn geweest, omstandigheden zijn die, in onderling verband en samenhang beschouwd, redengevend kunnen zijn voor het bewijs dat verdachte de ten laste gelegde inbraak in deze woning heeft gepleegd. Deze omstandigheden vragen een aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring.
Verdachte heeft omtrent dit spoor wisselend verklaard: dat daar geen verklaring voor is (bij de politie op 18 februari 2020), dat hij een keer in de woning is geweest om kleding te kopen maar dat hij niet denkt dat hij zich toen verwond heeft (bij de rechter-commissaris op 19 februari 2020) en dat hij het niet weet (bij de politie op 6 maart 2020).
De rechtbank is van oordeel dat deze wisselende, niet nader geconcretiseerde en onderbouwde verklaringen, onvoldoende zijn om te kunnen spreken van een aannemelijke verklaring die de voor het bewijs redengevende (hiervoor omschreven) omstandigheden ontzenuwt.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander of anderen de woninginbraak aan de [adres] te [woonplaats] heeft gepleegd.
Bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis zal worden gehecht.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 27 juni 2019 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, uit een woning gelegen aan de [adres] , meerdere macbooks en een geldbedrag en meerdere koptelefoons en meerdere zonnebrillen en een riem en diverse kledingstukken en een tablet en een navigatiesysteem en parfum en diverse sieraden, die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorden, te weten aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en verbreking en inklimming.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van twee jaar, zonder bijzondere voorwaarden. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om aan verdachte een taakstraf van 240 uren op te leggen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over de oplegging van straf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een woninginbraak, een ernstig strafbaar feit. Verdachte heeft meerdere kamers doorzocht, overhoop gehaald en kostbare goederen weggenomen, waaronder elektrische apparatuur en sieraden. Verdachte heeft hiermee getoond geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van een ander en heeft zich kennelijk alleen laten leiden door zijn eigen belang. Niet alleen veroorzaakt een woninginbraak de nodige materiële schade en praktische ellende, maar een woninginbraak vormt ook een ernstige inbreuk op de privacy van de bewoners. Voor hen is het bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest, die overhoop heeft gehaald en hun bezittingen heeft doorzocht. Slachtoffers van woninginbraak voelen zich vaak nog lange tijd onveilig in hun eigen huis, terwijl de woning een plaats is waar men zich bij uitstek veilig zou moeten voelen. Dergelijke feiten dragen bovendien bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte onder meer kennis genomen van en houdt rekening met de inhoud van de volgende rapporten:
  • een reclasseringsadvies van 24 september 2020, opgesteld door F. van der Groep, reclasseringswerker;
  • een reclasseringsadvies van 19 oktober 2020, opgesteld door S.G. Takens, reclasseringswerker (aanvulling op eerstgenoemd rapport).
Uit de adviezen volgt dat verdachte veel (met elkaar vervlochten) problemen heeft. Verdachte heeft geen inkomen, geen dagbesteding en geen woning. Er zijn schulden en er is sprake van psychische problematiek. Een steunend pro-sociaal netwerk ontbreekt. Verdachte is gelabeld als TOP-X-er en valt onder de Persoonsgerichte Aanpak van de gemeente Hilversum. De reclassering houdt toezicht en ziet bij verdachte daarentegen wel de wens en motivatie om zijn leven op de rails te krijgen en een delictvrij leven te gaan leiden. De reclassering acht intensieve begeleiding geïndiceerd. Zij schat de risico's op recidive en letselschade in als hoog en het risico op onttrekking aan voorwaarden als gemiddeld. De reclassering acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf contra-geïndiceerd omdat het traject waar verdachte net in is gestart, hierdoor doorkruist zal worden en de kans groot is dat verdachte zijn (wankele) motivatie zal verliezen. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met de onderstaande bijzondere voorwaarden:
  • meldplicht bij reclassering;
  • ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname);
  • meewerken aan het verkrijgen en behouden van een stabiele woonplek, ook wanneer dat inhoudt begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
  • meewerken aan schuldhulpverlening;
  • meewerken aan het verkrijgen en behouden van dagbesteding;
  • meewerken aan het verkrijgen en behouden van een legaal inkomen.
De toezichthouder I. Elmaci heeft ter terechtzitting van 10 maart 2021 een toelichting gegeven op voornoemd rapport. Hij heeft aangegeven dat het toezicht problematisch van start is gegaan, maar naarmate de tijd is verstreken, verdachte meer open is gaan staan voor hulp en begeleiding. Verdachte woont inmiddels begeleid en heeft werk gevonden. Hij krijgt hulp bij praktische zaken. Volgens de toezichthouder gaat het de goede kant op met verdachte. De toezichthouder adviseert de (bovengenoemde) bijzondere voorwaarden, die zijn opgelegd door de politierechter in deze rechtbank op 7 oktober 2020, ook in deze zaak op te leggen.
De rechtbank houdt verder rekening met een op naam van verdachte gesteld Uittreksel Justitiële Documentatie (‘strafblad’) van 23 februari 2021, waaruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting die ontwikkeld zijn door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt ten aanzien van een woninginbraak oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden als uitgangspunt genomen dan wel, indien sprake is van recidive, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden, of indien sprake is van veelvuldige recidive, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 7 maanden. De rechtbank houdt er rekening mee dat de woninginbraak in vereniging is gepleegd. Voorts houdt de rechtbank rekening met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Ook houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte veroordeeld wordt voor de woninginbraak, maar vrijgesproken wordt voor de diefstal, dan wel het wegmaken van de televisie. De rechtbank zal daarom enigszins afwijken van de eis van de officier van justitie.
De rechtbank ziet, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de ter terechtzitting gegeven toelichting door toezichthouder I. Elmaci, aanleiding af te wijken van voornoemde oriëntatiepunten, die uitgaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Als aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou worden opgelegd, dan zou het traject dat nu is ingezet en dat positief lijkt te verlopen worden doorkruist en dat acht de rechtbank niet wenselijk. De rechtbank acht het - mede met het oog op het voorkomen van recidive in de toekomst - van belang dat verdachte zijn huidige begeleid wonen plek behoudt, dat zijn behandeling bij Inforsa wordt voortgezet en dat hij blijft werken zodat hij een zinvolle dagbesteding heeft.
De rechtbank zal daarom aan verdachte een taakstraf voor de duur van 220 uren opleggen. Indien de taakstraf niet (naar behoren) wordt verricht, zal deze worden vervangen door 110 dagen hechtenis. De tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht zal op de taakstraf in mindering worden gebracht.
Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden opleggen. Deze straf is een stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarden te verbinden, zoals door de reclassering is geadviseerd. Daartoe overweegt de rechtbank dat deze voorwaarden recent door de politierechter in deze rechtbank, namelijk bij vonnis van 7 oktober 2020, zijn opgelegd.
Voorlopige hechtenis
Het geschorste bevel tot bewaring zal worden opgeheven.

9.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van in totaal € 27.000,00. Dit bedrag bestaat uit € 15.000,00 aan materiële schade en € 12.000,00 aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij heeft verzocht voornoemd bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Voort verzoekt de benadeelde partij vergoeding van proceskosten, ter hoogte van € 770,00.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank heeft geconstateerd dat de vordering tot schadevergoeding, ten aanzien van de materiële schade, op geen enkele wijze wordt onderbouwd, bijvoorbeeld aan de hand van facturen. In het procesdossier zelf zitten wel enkele bonnen. Die zien echter slechts op een deel van de goederen ten aanzien waarvan volgens de benadeelde partij schade is geleden. Deze goederen variëren bovendien sterk in ouderdom en de afschrijvingskosten kunnen niet worden vastgesteld. De rechtbank is daarom van oordeel dat de vordering ten aanzien van de materiële schade onvoldoende onderbouwd is.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot schadevergoeding ten aanzien van het immateriële deel eveneens onvoldoende onderbouwd is.
“Proceskosten”
Het verzoek tot vergoeding van proceskosten - waarbij wordt opgemerkt dat het hier geen proceskosten betreft, maar een vergoeding wordt gevraagd voor bedden en een kast - is evenmin onderbouwd.
De rechtbank is van oordeel dat wanneer de benadeelde partij alsnog in de gelegenheid zou worden gesteld om de vordering te onderbouwen, dit een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren.
De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij, zowel ten aanzien van de materiële als immateriële schade, niet-ontvankelijk is in de vordering en zal bepalen dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 2 maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 220 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 110 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij
- verklaart [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Ludwig, voorzitter, mrs. H.J. Bos en N. van Esch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Fortuin, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 maart 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op een of meerdere tijdstippen in de periode van 27 juni 2019 tot en met 28 juni 2019 te [woonplaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning gelegen aan de [adres] , een of meerdere macbooks en/of een geldbedrag (van ongeveer € 4200,-) en/of een of meerdere koptelefoons en/of een of meerdere zonnebrillen en/of een of meerdere riemen en/of diverse kledingstukken en/of een tablet en/of een navigatiesysteem en/of parfum en/of diverse sieraden, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
2
hij op een of meerdere tijdstippen in de periode van 17 december 2019 tot en met 18 december 2019 te [woonplaats] , althans in Nederland, een televisie, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [aangever ] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meerdere tijdstippen in de periode van 17 december 2019 tot en met 18 december 2019 te [woonplaats] , althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een televisie, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [aangever ] toebehoorde, heeft weggemaakt.