Op 23 maart 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster en de Belastingdienst/Toeslagen. Verzoekster had op 20 november 2020 een verzoek ingediend om vergoeding van haar proceskosten, nadat zij in beroep was gegaan tegen een besluit van de Belastingdienst. Dit besluit was genomen op 15 juni 2020, waarna verzoekster op 5 november 2020 een nieuw besluit ontving waarin tegemoet werd gekomen aan haar bezwaren. Na dit nieuwe besluit trok verzoekster haar beroep in en vroeg zij om vergoeding van de gemaakte proceskosten.
De rechtbank overwoog dat op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verweerder, de Belastingdienst, verzet zich niet tegen de vergoeding van de proceskosten. De rechtbank stelde de proceskosten van verzoekster vast op € 534,-, gebaseerd op het indienen van het beroepschrift. Daarnaast moet verweerder ook het griffierecht aan verzoekster vergoeden.
De uitspraak werd gedaan door rechter P.J.M. Mol, in aanwezigheid van griffier L.M. Janssens-Kleijn. De beslissing is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.