In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 16 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een man en een vrouw over kinderalimentatie en verblijfsoverstijgende kosten. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.H. van den Berg, verzocht de rechtbank om de vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.M.C.J. Dekkers-de Jong, te veroordelen tot betaling van kinderalimentatie voor hun twee minderjarige kinderen, die bij de vrouw wonen. De man stelde dat hij recht had op een bijdrage van de vrouw in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen, ondanks dat hij niet de hoofdverzorger was.
De rechtbank heeft de verzoeken van de man afgewezen. De rechtbank oordeelde dat volgens artikel 1:408 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek de kinderalimentatie betaald moet worden aan de ouder die het kind verzorgt en opvoedt, in dit geval de vrouw. De rechtbank concludeerde dat de man voldoende draagkracht had om de zorgkosten voor de kinderen zelf te dekken, waardoor er geen verplichting voor de vrouw bestond om kinderalimentatie te betalen. Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek van de man om de vrouw te veroordelen tot betaling van verblijfsoverstijgende kosten afgewezen, omdat de man zelf verantwoordelijk was voor de kosten die hij had gemaakt voor de kinderen.
De rechtbank benadrukte dat de vrouw alle verblijfsoverstijgende kosten, waaronder kleding en schoolgeld, voor de kinderen moet betalen, aangezien de kinderen hun hoofdverblijf bij haar hebben. De rechtbank hoopte dat partijen in ouderschapsbemiddeling zouden gaan om hun communicatie te verbeteren, wat in het belang van de kinderen zou zijn. Tot slot besliste de rechtbank dat beide partijen hun eigen proceskosten moesten dragen.