ECLI:NL:RBMNE:2021:1124
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Waardering onroerende zaken en de rol van mantelzorgwoningen in de WOZ-waarde
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. Eiseres, de eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen de waarde die door de heffingsambtenaar van de gemeente Huizen was vastgesteld op € 430.000,- per 1 januari 2019. Eiseres stelde dat de waarde te hoog was en pleitte voor een lagere waarde van € 320.000,-. De heffingsambtenaar handhaafde de vastgestelde waarde en onderbouwde dit met een taxatierapport.
De rechtbank heeft de zaak behandeld tijdens een skype-zitting op 11 maart 2021, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door een kantoorgenoot van haar gemachtigde. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar met de overgelegde taxatiematrix aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld. De rechtbank overwoog dat de woning, die in 1928 was gebouwd en een bijgebouw had dat als mantelzorgwoning was gebruikt, niet alleen geschikt was voor tijdelijk gebruik. Eiseres betwistte de waarde van het bijgebouw, maar de rechtbank volgde de redenering van de heffingsambtenaar dat het bijgebouw ook na de tijdelijke zorgbehoefte waardevol bleef.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, waarbij werd vastgesteld dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.