ECLI:NL:RBMNE:2021:1119
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde woning ongegrond verklaard
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een woning. Eiser, eigenaar van de woning gelegen aan [adres 1] te [woonplaats], had beroep ingesteld tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van de gemeente Noordoostpolder, die de waarde van de woning voor het belastingjaar 2019 had vastgesteld op € 340.000,- met als waardepeildatum 1 januari 2018. Eiser was van mening dat de waarde te hoog was en stelde een lagere waarde van € 320.000,- voor. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 5 januari 2021, waarbij eiser niet aanwezig was, maar wel een kantoorgenoot van zijn gemachtigde. De heffingsambtenaar werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en een taxateur.
De rechtbank overwoog dat de WOZ-waarde de waarde in het economisch verkeer vertegenwoordigt, en dat de heffingsambtenaar de bewijslast heeft om aan te tonen dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar dit had aangetoond met behulp van een taxatiematrix, waarin de waarde van de woning was vergeleken met vier referentiewoningen. Eiser voerde aan dat de vergelijkingen niet juist waren vanwege verschillen in ligging en waardering tussen [woonplaats] en [plaats]. De rechtbank oordeelde echter dat de heffingsambtenaar voldoende had onderbouwd dat de waarde niet te hoog was vastgesteld en dat de beroepsgronden van eiser niet slaagden.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.