ECLI:NL:RBMNE:2021:1115
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van een woning in Noordoostpolder
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 maart 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vastgestelde WOZ-waarde van een woning in de gemeente Noordoostpolder. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning vastgesteld op € 195.000,- per 1 januari 2018, wat leidde tot een aanslag onroerendezaakbelastingen. Eiser, de eigenaar van de woning, heeft bezwaar gemaakt tegen deze waarde, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 5 januari 2021, waarbij eiser niet aanwezig was, maar wel vertegenwoordigd door een kantoorgenoot. De heffingsambtenaar werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en een taxateur. De rechtbank heeft overwogen dat de WOZ-waarde de waarde in het economisch verkeer vertegenwoordigt en dat de heffingsambtenaar de bewijslast heeft om aan te tonen dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar dit heeft gedaan door middel van een taxatiematrix, waarin de waarde van de woning is vergeleken met referentiewoningen.
De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. Eiser heeft verschillende argumenten aangevoerd, waaronder de staat van de voorzieningen en de ligging van de woning, maar de rechtbank oordeelt dat deze argumenten niet voldoende zijn om de vastgestelde waarde te betwisten. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.