ECLI:NL:RBMNE:2021:1114

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 maart 2021
Publicatiedatum
23 maart 2021
Zaaknummer
.
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissingen op verzoeken tot het horen van getuigen in het Eris-onderzoek met betrekking tot motorclub Caloh Wagoh

Op 15 en 16 maart 2021 vond een pro formazitting plaats in het strafrechtelijk onderzoek Eris, waarbij 20 verdachten, waaronder een kroongetuige, worden vervolgd voor onder andere vijf liquidaties en meerdere pogingen daartoe. Tijdens deze zitting werden verschillende onderzoekswensen ingediend door de verdediging. De rechtbank heeft in haar beslissing van 23 maart 2021 op deze verzoeken beslist. Een belangrijk verzoek was het horen van getuige [getuige 4] om de verklaringen van deze getuige te verifiëren. Het Openbaar Ministerie verzette zich tegen dit verzoek, maar de rechtbank heeft het verzoek toegewezen, gezien het verdedigingsbelang. Daarnaast werd besproken dat getuigen [verdachte 16] en [verdachte 17] niet door de rechter-commissaris gehoord hoeven te worden als zij zich op hun verschoningsrecht beroepen. De rechtbank heeft ook verzoeken tot het horen van andere getuigen afgewezen, omdat het verdedigingsbelang onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank benadrukte dat de betrouwbaarheid van de kroongetuige cruciaal is en dat de verdediging de mogelijkheid moet hebben om deze betrouwbaarheid te toetsen. De rechtbank heeft ook de noodzaak van het horen van getuigen in relatie tot de verklaringen van de kroongetuige en de impact daarvan op de strafzaak van de verdachten besproken. De beslissingen zijn genomen met inachtneming van de rechten van de verdediging en de noodzaak om een eerlijk proces te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Beslissingen van 23 maart 2021 van de rechtbank op de onderzoekswensen inzake Eris, gedaan op de pro formazitting van 15 en 16 maart 2021
in de zaak van de verdachten
[verdachte 1],
geboren op [1984] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te PI [PI] , locatie [locatie] te [woonplaats] ,
bijgestaan door mr. O.E. de Jong,
[verdachte 2],
geboren op [1974] te Aruba (Nederlandse Antillen),
thans gedetineerd te PI [PI] , [locatie] te [woonplaats] ,
bijgestaan door mr. O. Bolluyt,
[verdachte 3],
geboren op [1948] te Surabaja (Nederlands-Indië),
thans gedetineerd te PI [PI] te [woonplaats] ,
bijgestaan door mr. C.W. Flokstra,
[verdachte 4],
geboren op [1974] te Distrikt [distrikt] (Suriname),
thans gedetineerd te PI [PI] te [woonplaats] ,
bijgestaan door mr. P.J. Hoogendam,
[verdachte 5],
geboren op [1970] te [geboorteplaats] (Suriname),
thans gedetineerd te PI [PI] te [woonplaats] ,
bijgestaan door mr. J.Y. Taekema,
[verdachte 6],
geboren op [1980] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] te [woonplaats] ,
bijgestaan door mr. S. Schuurman,
[verdachte 7],
geboren op [1992] te Curaçao (Nederlandse Antillen),
thans gedetineerd te PI [PI] te [locatie] ,
bijgestaan door mr. S.J.M. Laurier,
[verdachte 8],
geboren op [1983] te Curaçao (Nederlandse Antillen),
thans gedetineerd te PI [PI] , [locatie] te [woonplaats] ,
bijgestaan door mrs. J.H. Weermeijer en S.V. Jansen,
[verdachte 9],
geboren op [1985] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te PI [PI] , locatie [locatie] te [woonplaats] ,
bijgestaan door mrs. J.B. van Faassen en N.C.J. Meijering,
[verdachte 10],
geboren op [1987] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te [PI] te [woonplaats] ,
bijgestaan door mrs. D.J. Troost en S.T. van Berge Henegouwen,
[verdachte 11],
geboren op [1966] te Curaçao (Nederlandse Antillen),
thans gedetineerd te PI [PI] , [locatie] te [woonplaats] ,
bijgestaan door mr. M.A.C. van Vuuren,
[verdachte 13],
geboren op [1981] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te PI [PI] – [locatie] te [woonplaats] ,
bijgestaan door mr. B.J. de Pree,
[verdachte 14],
geboren op [1983] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te PI [PI] te [locatie] ,
bijgestaan door mr. I.N. Weski,
[verdachte 15],
geboren op [1962] te [geboorteplaats] (Suriname),
postadres te [adres] te [woonplaats] ,
bijgestaan door mr. R.A. van der Horst,
[verdachte 16],
geboren op [1987] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te PI [PI] te [woonplaats] ,
bijgestaan door mr. P. van Dongen,
[verdachte 17],
geboren op [1977] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te PI [PI] te [locatie] ,
bijgestaan door mr. J.L.C.M. Kuijpers,
[verdachte 18],
geboren op [1987] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te PI [PI] , [locatie] te [woonplaats] ,
bijgestaan door mr. I.A. Groenendijk.
Inleiding
Op 15 en 16 maart 2021 heeft er een pro formazitting plaatsgehad in het onderzoek Eris. Een aantal raadslieden heeft op deze zitting onderzoekswensen ingediend. De rechtbank zal hieronder ingaan op deze verzoeken en haar beslissing daarop geven. Daarbij behandelt de rechtbank net zoals bij haar beslissing van 24 december 2020 eerst de verzoeken tot het horen van getuigen (onder A.), gevolgd door verzoeken niet zijnde getuigen (onder B.). De beslissingen op de verzoeken tot voorlopige hechtenis zijn op 18 maart 2021 al genomen en verstrekt.
A.
Verzoeken tot het horen van getuigen
Algemeen
Bij beslissing van 24 december 2020 heeft de rechtbank om proceseconomische redenen al bepaald dat de raadslieden van medeverdachten in een bepaald deelonderzoek bij het horen van een getuige aanwezig mogen zijn en vragen mogen stellen als dit feit ook bij hun cliënt op de tenlastelegging staat. De rechtbank zal daarom de verzochte getuigen hieronder per zaaksdossier bespreken.
De raadsman van de kroongetuige heeft op de regiezitting van 17 en 18 december 2020 verzocht te mogen aansluiten bij alle getuigenverhoren in de zaken die worden genoemd in de deal die de kroongetuige met de Staat heeft gesloten, ook als de kroongetuige daarin zelf geen verdachte is. De rechtbank heeft bij beslissing van 24 december 2020 bepaald hiertoe het verdedigingsbelang te zien en heeft daarom beslist dat de verdediging van de kroongetuige mag aansluiten bij de verhoren die bij de rechter-commissaris worden gehouden in de deelonderzoeken Charlie17, 034Gezicht, TGO Breuk, TGO Langenhorst, TGO Lis, deelname aan een criminele organisatie en Barbera (deze laatste vanwege de mogelijke verwevenheid met het onderzoek TGO Lis). Dit betekent dat de verdediging van de kroongetuige ook nu weer bij de nieuwe toegewezen getuigen in deze deelonderzoeken mag aansluiten.
Niet-betwiste getuigen
Het Openbaar Ministerie en de verdediging zijn het wat betreft een deel van de getuigenverzoeken eens over de relevantie van het horen van deze personen. Ten aanzien van alle getuigen over wie overeenstemming bestaat tussen de verdediging en het Openbaar Ministerie en van wie ook de rechtbank het verdedigingsbelang ziet, zal daarom hieronder worden volstaan met een opsomming van de getuigen die per zaak zijn toegewezen. De rechtbank zal hierna enkel nader gemotiveerd beslissen op de verzoeken waarvan de standpunten van verdediging en het Openbaar Ministerie niet met elkaar overeenkomen.
Verwijzing naar de rechter-commissaris
De rechtbank stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank teneinde de hierna genoemde toegewezen getuigen te horen.
Aan de hieronder toe te wijzen getuigen mogen slechts vragen worden gesteld die betrekking hebben op de deelonderzoeken waarin de betreffende getuigen zijn toegewezen.
a.
Betrouwbaarheid kroongetuige
Betreft de verdachten: [verdachte 1] , [verdachte 2] , [verdachte 19] , [verdachte 3] , [verdachte 4] , [verdachte 5] , [verdachte 6] , [verdachte 7] , [verdachte 8] , [verdachte 9] , [verdachte 10] , [verdachte 11] , [verdachte 13] , [verdachte 14] , [verdachte 15] , [verdachte 16] , [verdachte 17] , [verdachte 18] .
Afgewezen:
- Vader [getuige 1] , geboortedatum onbekend;
- [getuige 2] , achternaam en geboortedatum onbekend;
- [getuige 3] , geboortedatum onbekend.
Door diverse raadslieden is verzocht om de vader van verdachte [verdachte 2] , de heer [getuige 2] en de heer [getuige 3] te horen als getuige. Het belang dat zij schetsen is gelegen in het kunnen toetsen van de betrouwbaarheid van de kroongetuige. De kroongetuige heeft meermalen verklaard niet eerder dan na de moord op [A] (TGO Charlie17) betrokken te zijn geweest bij levensdelicten. De vader van verdachte [verdachte 2] en [getuige 2] zouden kunnen verklaren dat de kroongetuige wel degelijk eerder dan in het kader van Caloh Wagoh, namelijk in de periode 2014/2015, bij dergelijke ernstige feiten betrokken zou zijn geweest, zoals bij de poging tot moord op genoemde [getuige 2] . [getuige 3] zou kunnen verklaren over de omstandigheid dat de kroongetuige zich vanwege die betrokkenheid voor bescherming bij Caloh Wagoh heeft aangesloten.
Het Openbaar Ministerie heeft zich verzet tegen deze verzoeken. Het verwijst daartoe naar het Passage-arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 29 juni 2017. Hierin heeft het gerechtshof immers geoordeeld dat “een onderzoek naar de betrouwbaarheid van een door een kroongetuige afgelegde verklaring in het bestek van de strafzaak waarin zijn verklaringen door het Openbaar Ministerie zijn ingebracht, uit de aard van dat bestek en gelet op het doel van dat onderzoek niet ook kan zijn gericht op het in rechte vaststellen van veronderstelde strafrechtelijke betrokkenheid van die kroongetuige bij strafbare feiten. In het algemeen is het denkbaar dat er sterke aanwijzingen voor zodanige betrokkenheid kunnen ontstaan. Daardoor kan de officier van justitie overgaan tot het instellen van een (opsporings)onderzoek waarin hij de kroongetuige (alsnog) als verdachte aanwijst. Ook is het in het algemeen denkbaar dat de Staat de met de kroongetuige gemaakte afspraak tussen partijen ter discussie stelt. Beide gevolgen als zodanig hebben echter geen effect in de strafzaak van de verdachte.”. Het gerechtshof heeft hieraan nog een zinsnede toegevoegd, zoals ook door de raadslieden is benadrukt, namelijk: “Wel kan het zijn dat dit een en ander de betrouwbaarheid van de door de kroongetuige afgelegde verklaringen zodanig aantast dat die verklaringen daardoor niet meer voor bewijsgebruik in aanmerking komen.”.
De rechtbank leidt uit het arrest van het gerechtshof af dat voorgaande beschouwing eerst en vooral gericht is op de verklaringen die rechtstreeks van betekenis kunnen zijn voor de aan de verdachten verweten strafbare feiten. Daarnaast kan het voor de vraag naar het bewijsgebruik van belang zijn te onderzoeken of de kroongetuige ook overigens zonder voorbehoud, volledig en naar waarheid heeft verklaard. Daarbij gaat het om zijn eigen betrokkenheid bij die aan de verdachten verweten gedragingen, maar ook bij feiten die niet aan de verdachten zijn tenlastegelegd, maar wel in de afspraak met de kroongetuige zijn opgenomen. Het is immers denkbaar dat indien ernstige twijfel rijst of de kroongetuige volledig en naar waarheid heeft verklaard over die laatste categorie van feiten, die twijfel raakt aan het door de rechter te vormen oordeel over de betrouwbaarheid van wat door hem is verklaard over de feiten die wel voorliggen in de strafzaak van verdachte.
Hier trekt het gerechtshof evenwel een grens. De kroongetuige is immers op grond van de door hem met de officier van justitie gemaakte schriftelijke afspraken verplicht om zonder voorbehoud, volledig en naar waarheid te verklaren over de in de afspraak genoemde strafbare feiten, de eventuele eigen betrokkenheid daaronder mede begrepen. Deze verplichting strekt zich niet verder uit dan deze afspraken. De verzoeken van de verdediging zien evenwel op de periode 2014/2015 en betreffen geen (vermeende) strafbare feiten die binnen het bestek van de met de kroongetuige gemaakte schriftelijke afspraken vallen.
Voorts is de rechtbank op de voet van artikel 360, tweede lid Sv op straffe van nietigheid gehouden de verklaringen van de kroongetuige in het bijzonder te motiveren. De ratio van deze bijzondere motiveringsplicht is gelegen in het verhoogde risico op onbetrouwbaarheid van diens verklaringen, als gevolg van de met de kroongetuige gemaakte afspraken. De rechtbank moet onderzoeken of de voor het bewijs relevante (onderdelen van) verklaringen van de kroongetuige de door de rechtbank te verrichten betrouwbaarheidstoets kunnen doorstaan. Hiertoe zal ook onderzocht dienen te worden of en in hoeverre de verklaringen van de kroongetuige verankering vinden in overig, objectief, bewijsmateriaal.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de verzoeken tot het horen van de vader van verdachte [verdachte 2] , de heer [getuige 2] en de heer [getuige 3] afwijzen.
TGO Lis
Betreft de verdachten: [verdachte 4] , [verdachte 5] , [verdachte 16] en [verdachte 17] .
Toegewezen:
- [getuige 4] , geboren op [1975] te [geboorteplaats] ;
Indien deze getuige de status van bedreigde getuige heeft, verzoekt de rechtbank de rechter-commissaris alle noodzakelijke maatregelen te treffen die passen bij het horen van een dergelijke getuige.
  • Vader van [getuige 4] , geboortedatum onbekend, met dien verstande dat dit verhoor eerst door de politie zal worden gedaan en vervolgens door de rechter-commissaris;
  • [getuige 5] , geboortedatum onbekend, met dien verstande dat dit verhoor eerst door de politie zal worden gedaan en vervolgens door de rechter-commissaris;
  • Ex-vriendin van [verdachte 16] , genaamd [getuige 6] , geboortedatum onbekend, met dien verstande dat dit verhoor eerst door de politie zal worden gedaan en vervolgens door de rechter-commissaris;

Mr. Kuijpers heeft om het horen van deze laatste getuige verzocht in het kader van het verifiëren dan wel falsificeren van de verklaringen van getuige [getuige 4] . Het Openbaar Ministerie heeft zich tegen het horen van deze getuige verzet nu zij een onderbouwing van het verdedigingsbelang mist. De rechtbank zal het verzoek toewijzen gelet op het verdedigingsbelang in het verifiëren of falsificeren van de verklaringen van getuige [getuige 4] .

  • [verdachte 16] , geboren op [1987] te [geboorteplaats] ;
  • [verdachte 17] , geboren op [1977] te [geboorteplaats] .

Met betrekking tot de getuigen [verdachte 16] en [verdachte 17] geldt dat zij niet door de rechter-commissaris gehoord hoeven te worden indien zij zich op hun verschoningsrecht zullen beroepen als medeverdachten. Zij zullen dan op de zitting worden gehoord.

Goudvink
Betreft de verdachte: [verdachte 5] .
Toegewezen:
  • [getuige 7] , geboren op [1989] te [geboorteplaats] ;
  • [getuige 8] , geboren op [2003] te [geboorteplaats] ;
  • [getuige 9] (dochter van [B] ), geboortedatum onbekend;
  • [getuige 10] , geboren op [1967] te [geboorteplaats] (Suriname);

De rechtbank wijst het horen van deze getuige toe. Er is sprake van verdedigingsbelang en het kon van de verdediging redelijkerwijs niet verlangd worden dat deze getuige al bij eerdere gelegenheid ook over het onderzoek Goudvink ondervraagd zou worden, te meer daar de rechtbank heeft bepaald dat een toegewezen getuige alleen over het deelonderzoek waarin hij/zij is toegewezen mag worden bevraagd. Met betrekking tot de getuige [getuige 9] geldt dat de verdediging vragen wenst te stellen over het ophalen van de auto van [getuige 7] in Amstelveen samen met [getuige 8] .

Afgewezen:
- [getuige 11] , geboortedatum onbekend.

Mr. Taekema heeft inzake [verdachte 5] verzocht deze getuige te horen, omdat hij kan verklaren over de combinatie van de personen [verdachte 5] , [verdachte 17] en [verdachte 16] in relatie tot een vermeende geweldpleging. Het Openbaar Ministerie heeft zich verzet tegen het horen van deze getuige, omdat de relatie tussen deze drie personen niet door verdachte wordt betwist en er zodoende geen verdedigingsbelang is. De rechtbank wijst het verzoek tot het horen van deze getuige af, nu onvoldoende is onderbouwd waarin voor de verdediging het belang bij het horen van deze getuige is gelegen.

Verzoeken niet zijnde getuigen
De onder dit kopje gegeven beslissingen die zien op andere verzoeken dan het horen van getuigen zijn onderverdeeld in verzoeken die in verschillende zaken zijn gedaan (onder 1.) en beslissingen die per verdachte worden behandeld (onder 2.). Daarbij is de volgorde van verdachten zoals weergegeven in de kop van deze beslissing gehanteerd.

1.Beslissingen in verschillende zaken

Alsnog voegen van een permanent onthouden proces-verbaal van een verhoor van de kroongetuige
Door diverse raadslieden is verzocht om het alsnog voegen van een permanent onthouden proces-verbaal van een verhoor van de kroongetuige aan het procesdossier. De verdediging stelt daartoe – kort gezegd – dat de rechtbank die bevoegdheid heeft en dat het belang van de verdediging voeging van het proces-verbaal rechtvaardigt. Het Openbaar Ministerie heeft zich hiertegen verzet en heeft daartoe aangevoerd dat er gegeven de omstandigheden voor de rechtbank geen ruimte bestaat om de noodzakelijkheid ex artikel 315 Sv nader te toetsen. De rechtbank overweegt als volgt.
In de cyclus van verhoren van de kroongetuige heeft ook een verhoor plaatsgevonden dat, volgens het Openbaar Ministerie en de rechter-commissaris, geen betrekking heeft op de verdenkingen in het onderzoek Eris. De rechtbank en de verdediging hebben nog geen kennis genomen van de inhoud van dit proces-verbaal. Bij beslissing van 24 december 2020 heeft de rechtbank als uitgangspunt genomen dat dit proces-verbaal een processtuk kan betreffen in de zin van artikel 149a, tweede lid Sv. Vanwege de door het Openbaar Ministerie gestelde veiligheidsrisico’s voor de kroongetuige en zijn omgeving heeft de rechtbank het Openbaar Ministerie in de gelegenheid gesteld om ter zake van dit proces-verbaal een (hernieuwde) vordering tot permanente onthouding in te dienen bij de rechter-commissaris en is het verzoek tot voeging van dit proces-verbaal in zoverre afgewezen. De officier van justitie heeft deze hernieuwde vordering gedaan en bij beslissing van 4 maart 2021 heeft de rechter-commissaris ex artikel 149b Sv machtiging verleend aan de officier van justitie voor het (permanent) achterwege laten van de voeging bij de processtukken van voornoemd proces-verbaal van verhoor van de kroongetuige.
De rechter-commissaris heeft in haar beslissing van 4 maart 2021 in de eerste plaats herhaald dat het proces-verbaal geen betrekking heeft op een verhoor over de strafzaken tegen voormelde verdachten of enig ander onderzoek vallend onder Eris en dat de kroongetuige ook over geen enkel aspect van deze strafzaken heeft verklaard. In de tweede plaats heeft de rechter-commissaris overwogen dat zij zich een goed oordeel heeft kunnen vormen over de noodzaak om voeging van het betreffende proces-verbaal achterwege te laten. De inhoud van het proces-verbaal van verhoor van de kroongetuige kan naar het oordeel van de rechter-commissaris namelijk een reëel en ernstig gevaar voor de veiligheid van de getuige zelf en zijn naasten opleveren. Dat leidt de rechter-commissaris af uit het proces-verbaal zelf en ook uit de informatie, die aan de rechter-commissaris is voorgelegd in het vertrouwelijke stuk, waarover om redenen van veiligheid geen mededelingen kunnen worden gedaan. Een toelichting op het aannemen van de vrees voor een reëel en ernstig gevaar voor de veiligheid van de getuige en zijn naasten als het proces-verbaal van verhoor aan het dossier wordt toegevoegd, is niet mogelijk zonder dat gevaar al in te roepen. Iedere mededeling daarover zou dat gevaar kunnen opleveren, terwijl dat gevaar niet afdoende kan worden weggenomen met het nemen van extra veiligheidsmaatregelen, aldus de rechter-commissaris.
In de literatuur waar de verdediging naar verwezen heeft [1] , wordt aangenomen dat de verdediging ook ten aanzien van stukken die krachtens machtiging van de rechter-commissaris aan de processtukken mogen worden onthouden, op grond van de artikelen 328 jo. 315 Sv om voeging van dat stuk kan verzoeken aan de rechtbank. De mogelijkheid van een dergelijk verzoek lijkt ook in overeenstemming met de parlementaire geschiedenis, waar in de literatuur naar verwezen wordt. De rechtbank overweegt echter dat er geen goede gronden zijn voor toewijzing van het verzoek. Het onthouden proces-verbaal heeft volgens de rechter-commissaris evident geen betrekking op de verdenkingen in het Eris-onderzoek, terwijl voeging van het proces-verbaal wel een reëel en ernstig gevaar voor de veiligheid van de getuige en zijn naasten zou creëren. Er zijn geen bijzondere omstandigheden gesteld of gebleken die zouden maken dat dit gevaar door voeging van het proces-verbaal aan het dossier voor lief moet worden genomen. Evenmin is er aanleiding om te veronderstellen dat de noodzaak om het proces-verbaal af te schermen anders beoordeeld zou moeten worden dan de rechter-commissaris heeft gedaan.
Voor zover het verzoek van de verdediging is gegrond op de suggestie dat dit onthouden proces-verbaal mogelijk zou kunnen zien op strafbare betrokkenheid van de kroongetuige in een ander, ouder onderzoek naar levensdelicten, verwijst de rechtbank naar de hiervoor opgenomen overweging over de begrenzing van het onderzoek door de rechtbank naar de betrouwbaarheid van de verklaringen van de kroongetuige. Ook dit vormt niet een belang om het onthouden proces-verbaal alsnog te voegen.
De rechtbank wijst het verzoek tot voeging van voornoemd proces-verbaal aan het dossier daarom af.
Voegen van het strafdossier over de poging tot moord op [getuige 2]
Door diverse raadslieden is verzocht om het voegen van het strafdossier over de poging tot moord op [getuige 2] . Dit in verband met het onderzoeken van de betrouwbaarheid van de verklaringen van de kroongetuige, inhoudende dat hij niet eerder dan bij de moord op [A] (april 2017) bij levensdelicten betrokken zou zijn geweest. Het Openbaar Ministerie heeft zich hiertegen verzet. Onder verwijzing naar hetgeen de rechtbank over het horen van de getuigen de vader van [verdachte 2] , [getuige 2] en [getuige 3] in het kader van de betrouwbaarheid van de kroongetuige heeft overwogen, wijst de rechtbank ook dit verzoek af.
Ambtshalve opdracht tot het opmaken van een aanvullend proces-verbaal in het onderzoek Charon
In het onderzoek Charon staat op pagina 192 tot en met 194 het volgende gerelateerd:
In het opsporingsonderzoek genaamd 13Armonk is op 17-03-2017 onder [verdachte 11] een mobiele telefoon BlackBerry SQN100-2 Q10 voorzien van het IMEI-nummer [IMEI-nummer] in beslag genomen. Voornoemde mobiele telefoon betreft een zogenoemde PGP telefoon. Ook is vastgesteld dat deze mobiele telefoon gebruikt werd met een simkaart voorzien van het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer] .
Verkrijgen historische verkeersgegevens [IMEI-nummer] en [telefoonnummer]
In het opsporingsonderzoek 13Armonk zijn middels tussenkomst van de officier van justitie de historische verkeersgegevens van het IMEI-nummer [IMEI-nummer] over de periode 20-09-2016 tot en met 19-03-2017 gevorderd en verkregen. Tevens zijn van het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer] de historische verkeersgegevens over de periode 01-10-2016 tot en met 30-03- 2017 gevorderd en verkregen.
Historische verkeersgegevens rond moment liquidatie
Uit analyse van vorenstaande verkeersgegevens blijkt dat zowel het IMEI-nummer [IMEI-nummer] als het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer] in de bevraagde periode enkel in combinatie met elkaar zijn gebruikt.
(…)
De eerst volgende verbinding die hierna wordt geregistreerd betreft op 01-02-2017 te 00.16 uur. Hierbij wordt er verbinding gemaakt met het basisstation gelegen op de [straat] te [woonplaats] . Ook bij deze verbinding kan, gelet op de soort verbinding, gebruikt IP-adres en gebruikte techniek, enkel worden gesteld dat IMEI-nummer [IMEI-nummer] in combinatie met het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer] tussen 31-01-2017 te 22.57 uur en 01-02-2017 te 00.16 uur op enig moment verbinding heeft gemaakt met het basisstation gelegen op de [straat] te [woonplaats] .
01-
02-
2017
00:16:02
[nummer]
[telefoonnummer]
[straat]
[nummer]
[woonplaats]
[nummer]
De rechtbank wil nader voorgelicht worden omtrent de precieze betekenis van de registratie van deze verbinding te 00.16 uur, en verzoekt het Openbaar Ministerie daartoe uiterlijk 24 mei 2021 de volgende vragen in een aanvullend proces-verbaal te (laten) beantwoorden en dit proces-verbaal aan de verdediging en de rechtbank te verstrekken.
De rechtbank duidt bij het formuleren van de vragen het IMEI-nummer [IMEI-nummer] in combinatie met het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer] gemakshalve aan als: het PGP-toestel.
  • Wat is de betekenis van het feit dat op 01 februari 2017 te 00.16 uur een verbinding is geregistreerd tussen het PGP-toestel en het basisstation aan de [straat] te [woonplaats] ? Betekent dit dat het PGP-toestel om 00.16 uur binnen het bereik van dit basisstation is geweest? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u dit toelichten?
  • In de tabel wordt voor de laatste verbinding een starttijd weergegeven van 00:16 uur en een duur van [nummer] seconden. Hierbij wordt vermeld dat de verbinding heeft plaatsgevonden tussen 22:57 uur en 00:16 uur. Kunt u toelichten hoe u komt tot het tijdvak van 22:57 uur tot 00:16 uur, als de weergegeven starttijd 00:16 uur is?
  • Kan uit de beschikbare gegevens worden afgeleid dat het PGP-toestel op één of meerdere moment tussen 22.57 uur en 00.16 uur binnen het zendbereik van dit basisstation is geweest? Zo nee, waarom niet? Zo ja, is nog na te gaan op of gedurende welk(e) tijdstip(en)?

2.Beslissingen per verdachte

[verdachte 5]
Voegen van de zaken
Het Openbaar Ministerie heeft verzocht de zaak met parketnummer 16/659005-21 te voegen bij de overige zaken van verdachte. De rechtbank zal daartoe beslissen.
Toegang tot de veiliggestelde bewakingsbeelden van [café] in relatie tot 21 september 2017
De verdediging heeft inzake TGO Lis verzocht tot toegang tot de alle veiliggestelde bewakingsbeelden van café [café] in [woonplaats] in relatie tot 21 september 2017. Het Openbaar Ministerie heeft zich hier niet tegen verzet. Deze beelden konden al worden bekeken. De rechtbank zal daarom op dit verzoek geen beslissing nemen.
Beluisteren en bekijken van alle informatie op de witte Nokia 7018 en toegang tot de onderliggende (software) data van de witte Nokia 7018 en de telecomregistraties
De raadsman heeft verzocht om de data op een witte Nokia 7018 die in het onderzoek Goudvink bij verdachte in beslag zou zijn genomen te mogen onderzoeken en beoordelen. Het Openbaar Ministerie heeft toegezegd de verdediging hier inzage in te bieden, voor zover de gegevens beschikbaar zijn. De rechtbank zal daarom op dit verzoek geen beslissing nemen.
[verdachte 11]
Mr. Van Vuuren heeft ter zitting verzocht om alle chatgesprekken in de periode november 2016 tot en met maart 2017 van alle telefoons onder [verdachte 11] inbeslaggenomen, waaraan [verdachte 11] heeft deelgenomen, verstrekt dan wel ter inzage aangeboden te krijgen. De verdediging wenst met deze gegevens onder meer aan te tonen dat [verdachte 11] zijn geld weliswaar verdiende met illegale zaken, maar niet met de vermeende liquidaties.
Het Openbaar Ministerie heeft ter zitting aan mr. Van Vuuren gevraagd of het verzoek zo kan worden begrepen dat de verdediging inzage wenst te verkrijgen in de verzochte stukken om vervolgens te bezien welke stukken zij gevoegd willen hebben. Mr. Van Vuuren heeft daarop medegedeeld dat deze wijze waarschijnlijk zal worden gevolgd. Het Openbaar Ministerie heeft zich verder niet expliciet uitgelaten over dit verzoek.
De rechtbank begrijpt dit, gelet op het ingenomen standpunt van het Openbaar Ministerie in soortgelijke verzoeken op de zitting van 17 en 18 december 2020, als dat het Openbaar Ministerie heeft toegezegd aan dit verzoek te zullen voldoen, in zoverre dat inzage in de gegevens zal worden verstrekt. Voor zover dat niet het geval is, beslist de rechtbank dat het verzoek wordt toegewezen nu het verzoek in tegenstelling tot een eerder gedaan verzoek op 17 en 18 december 2020 voldoende concreet is geformuleerd.
[verdachte 13]
Voegen proces-verbaal van de behandeling van de civiele zaak tegen Caloh Wagoh op 4 maart 2021
Mr. De Pree heeft verzocht het proces-verbaal ter zitting van de behandeling van de civiele zaak van het Openbaar Ministerie tegen Caloh Wagoh van 4 maart 2021 te voegen in het strafdossier, nu de daarop afgelegde verklaring van [getuige 12] over de gang van zaken bij Caloh Wagoh van belang kan zijn voor de afdoening van de strafzaak. Het Openbaar Ministerie heeft hierover geen standpunt ingenomen. De rechtbank overweegt dat op 12 maart jl. de heer [getuige 12] op verzoek van onder meer deze verdachte is gehoord bij de rechter-commissaris. De verdediging heeft hem bij die gelegenheid vragen kunnen stellen en gesteld, zodat het belang van het voegen van genoemd proces-verbaal zonder nadere onderbouwing ontbreekt. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.
[verdachte 14]
Verzoek om contra-expertise
Mr. Weski heeft verzocht om een contra-expertise ten aanzien van de vraag of de schriftelijke weergave van de verhoren van de kroongetuige op een bepaald punt correct is uitgewerkt. De raadsvrouw legt aan haar verzoek het volgende ten grondslag.
In de schriftelijke uitwerking van audiobestand Breuk deel 2 wordt een deel van de verklaring van de kroongetuige als volgt weergegeven:
V: Dat is nieuw voor mij stoptrein. Bij een seksclub is een journalist vermoord, en de opdracht was volgens [verdachte 4] gegeven door?
A: Ook [naam] , of [naam] zoiets, was zijn naam. Als ik het helemaal goed weet te NTV.
In deze uitwerking lijkt het alsof de kroongetuige zelf de naam [naam] aandraagt. Volgens de raadsvrouw blijkt uit de audiobestanden echter dat er sprake is van twee verschillende stemmen, waarbij de eerste stem zegt: “ook [naam] ” en de kroongetuige vervolgens “of [naam] zoiets”. Omdat het Openbaar Ministerie stelt dat het in beide gevallen om de stem van de kroongetuige gaat, verzoekt de raadsvrouw een contra-expertise op dit punt, hetzij door het betreffende fragment ter zitting te beluisteren, hetzij door een deskundige te benoemen die hiernaar onderzoek kan verrichten. Uit dit onderzoek moet blijken of er sprake is van eigen wetenschap van de kroongetuige, dan wel van het napraten van hetgeen hem door verbalisanten wordt voorgehouden.
Het Openbaar Ministerie stelt dat er geen reden is om aan de juistheid van de schriftelijke vastlegging te twijfelen.
De rechtbank overweegt dat de naam van verdachte [verdachte 14] in de betreffende passage niet wordt genoemd. De passage heeft evenmin betrekking op een feit dat aan [verdachte 14] ten laste is gelegd. In zoverre heeft de verdediging dan ook geen belang bij de verzochte contra-expertise. Voor zover de verdediging aan haar verzoek de stelling ten grondslag legt dat de verklaringen van de kroongetuige in het algemeen tot stand zijn gekomen door het napraten van hetgeen hem door verbalisanten wordt voorgehouden (dus ook voor wat betreft passages die wel van belang zijn voor [verdachte 14] ), is die stelling met deze enkele passage (ook indien hier wel sprake zou zijn van twee verschillende stemmen) onvoldoende aannemelijk geworden. De verzoeken om de audiobestanden ter zitting te beluisteren dan wel een deskundige te benoemen worden daarom afgewezen.
Kennisname van kladblokken
De raadsvrouw heeft verzocht om kennis te mogen nemen van kladblokken die door de verbalisanten zijn gebruikt bij de verhoren van de kroongetuige. Uit de schriftelijke uitwerkingen van de verklaringen van de kroongetuige blijkt dat tijdens de verhoren gebruik is gemaakt van een kladblok. Onder meer op pagina 4398 van de uitwerkingen is opgenomen dat kennelijk bepaalde chatnamen werden opgeschreven in een kladblok, zoals bijvoorbeeld:
V: [bijnaam] ?
A: [bijnaam] …
(er wordt getoond hoe je het schrijft)
De verdediging stelt dat deze kladblokken – mede gelet op de niet uit te sluiten invloed op de verkregen verklaringen – onderdeel uitmaken van het verhoor en als bijlage bij de verhoren dienen te worden gevoegd. De verdediging verzoekt de rechtbank daarom het Openbaar Ministerie opdracht te geven deze documenten aan de verdediging ter kennisname ter beschikking te stellen, zodat de verdediging daarmee de totstandkoming van de verklaring op betrouwbaarheid kan controleren.
Het Openbaar Ministerie heeft zich hiertegen verzet.
De rechtbank overweegt dat uit de schriftelijke uitwerkingen van de verklaringen blijkt op welke wijze gebruik is gemaakt van kladblokken en wat daarin is opgeschreven. Dat de kladblokken daarnaast zijn gebruikt op een wijze die van invloed is op de betrouwbaarheid van de verklaringen is op geen enkele wijze aannemelijk geworden. De verdediging heeft overigens ook niet gesteld op welke wijze het gebruik van kladblokken van invloed zou kunnen zijn geweest op de betrouwbaarheid van de verklaringen van de kroongetuige. Ook overigens is niet gebleken dat kennisname van de kladblokken redelijkerwijze van belang zou kunnen zijn hetzij in voor de verdachte belastende hetzij in voor hem ontlastende zin. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
Historische telefoongegevens over de periode na 30 januari 2017
De raadsvrouw heeft verzocht om ook de historische telefoongegevens over de periode na 30 januari 2017 te mogen ontvangen, voor zover die beschikbaar zijn. Het Openbaar Ministerie heeft hierop laten weten dat over die periode geen historische telefoongegevens beschikbaar zijn omdat het betreffende nummer na 31 januari 2017 niet meer werd gebruikt. Op 2 februari 2017 zijn er alleen nog binnenkomende sms’jes zichtbaar. Het Openbaar Ministerie is bereid deze te verstrekken. De rechtbank zal daarom op dit verzoek geen beslissing nemen.
[verdachte 17]
Onderzoeken computer [getuige 4]
Mr. Kuijpers heeft verzocht de computer van [getuige 4] te laten onderzoeken. Het Openbaar Ministerie heeft hierop medegedeeld dat deze computer destijds bij de aanhouding van medeverdachte [verdachte 16] niet in beslag is genomen en dat daaraan om die reden geen onderzoek kan worden uitgevoerd. Hierop is door de verdediging geen andersluidend verzoek geformuleerd zodat de rechtbank het verzoek zal afwijzen.
Deze beslissingen zijn genomen en uitgesproken op 23 maart 2021 door mr. L.E. Verschoor-Bergsma, voorzitter, mrs. L.M.G. de Weerd en O.P. van Tricht, rechters, bijgestaan door mrs. N. Kruijswijk en B. van Dam als griffier.

Voetnoten

1.M.J. Borgers, De rechterlijke toetsing ter zake van het permanent niet-voegen van relevante stukken in het dossier, A. Dijkstra, B.F. Keulen, G. Knigge, editors, Het roer recht (liber amicorum W.H. Vellinga & F. Vellinga-Schootstra), Zutphen: Paris. 2013. p. 43-55.