ECLI:NL:RBMNE:2021:1112

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 maart 2021
Publicatiedatum
22 maart 2021
Zaaknummer
UTR 20/3454
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak ongegrond verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. De heffingsambtenaar had in een beschikking van 29 februari 2020 de waarde van de woning vastgesteld op € 187.000,- per 1 januari 2019. Eiser, eigenaar van de woning, maakte bezwaar tegen deze vaststelling, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard in de uitspraak op bezwaar van 26 augustus 2020. Hierop heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 8 februari 2021, die via Skype plaatsvond, was eiser niet aanwezig, maar de heffingsambtenaar werd vertegenwoordigd door een gemachtigde en een taxateur. De rechtbank heeft overwogen dat de WOZ-waarde de waarde in het economisch verkeer vertegenwoordigt, en dat de heffingsambtenaar de bewijslast heeft om aan te tonen dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar erin is geslaagd om deze waarde aannemelijk te maken door gebruik te maken van het eigen aankoopcijfer van de woning en vergelijkbare verkopen in de omgeving.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de waarde van € 187.000,- niet te hoog is en dat het beroep van eiser op het gelijkheidsbeginsel niet kan slagen, omdat de waardering is gebaseerd op het eigen aankoopcijfer. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3454

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 maart 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A. Bakker),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum, verweerder

(gemachtigde: B.A. Schras).

Procesverloop

In de beschikking van 29 februari 2020 heeft verweerder op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak aan de [adres] te [woonplaats] (de woning) voor het belastingjaar 2020 vastgesteld op
€ 187.000,- naar de waardepeildatum 1 januari 2019. Verweerder heeft bij deze beschikking aan eiser als eigenaar van de woning ook een aanslag onroerendezaakbelastingen opgelegd, waarbij deze waarde als heffingsmaatstaf is gehanteerd.
Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
In de uitspraak op bezwaar van 26 augustus 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 februari 2021 via Skype for Business. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door taxateur [taxateur] .

Overwegingen

1. De woning is een in 1953 gebouwde portiekflat. De woning heeft een inhoud van 190 m3 en heeft een gebruiksoppervlakte van 58 m2.
2. De WOZ-waarde van de woning is de waarde in het economisch verkeer. Dat is de prijs die bij verkoop op de voor die woning meest geschikte wijze en na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor die woning zou zijn betaald.
3. Eiser bepleit een lagere waarde, namelijk € 156.000,-. Verweerder handhaaft in beroep de door hem vastgestelde waarde.
4. Verweerder heeft de bewijslast om aannemelijk te maken dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. Bij de beoordeling of dit het geval is, zal de rechtbank wat eiser ter betwisting van de vastgestelde waarde heeft aangevoerd meewegen.
5.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder erin is geslaagd om aannemelijk te maken dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. Verweerder heeft bij de waardebepaling gebruik gemaakt van het eigen aankoopcijfer van de woning. Volgens een voorlopig koopcontract van 26 april 2018 is de woning aangekocht voor € 175.000. Daarin was volgens de uitspraak op bezwaar een aandeel in de VVE-reserve van € 3.367,10 verdisconteerd. Verder heeft verweerder aan de hand van verkopen van vijf vergelijkbare panden, alle in de [adres] gelegen, geconstateerd dat het eigen aankoopcijfer een reëel beeld geeft. De gegevens van die andere verkopen heeft verweerder verwerkt in een taxatiematrix. In het verweerschrift heeft verweerder tot slot toegelicht dat het eigen aankoopcijfer op grond van gegevens uit permanente marktanalyse naar de waardepeildatum is geïndexeerd met 1,5% per maand.
5.2
Volgens vaste rechtspraak kan het rond de waardepeildatum gerealiseerde eigen aankoopcijfer van een woning worden aangemerkt als het beste marktgegeven om de waarde op te baseren. Uitgaande van het eigen aankoopcijfer, verminderd met het aandeel in de VVE-reserve, en uitgaande van een stijgende markt tussen aankoop en waardepeildatum, is de rechtbank van oordeel dat de waarde van € 187.000,- niet te hoog is. Dit heeft verweerder ook nog nader onderbouwd met andere verkoopcijfers.
5.3
Eiser heeft een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel door te verwijzen naar de WOZ-waardes van andere woningen in de [adres] . Dit beroep kan echter niet slagen. Alleen al omdat de woning is gewaardeerd aan de hand van zijn eigen aankoopcijfer, is geen sprake van identieke gevallen.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.J.J.M. Kock, griffier. De beslissing is uitgesproken op 22 maart 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.