ECLI:NL:RBMNE:2021:1108

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 maart 2021
Publicatiedatum
22 maart 2021
Zaaknummer
UTR 19/3038
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van een woning

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. De eiseres, eigenaar van de woning aan de [straatnaam] [nummeraanduiding 1] te [woonplaats], had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente [naam gemeente], die de waarde van de woning voor het belastingjaar 2019 had vastgesteld op € 163.000,-. Deze waarde was gebaseerd op de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) en de waardepeildatum was 1 januari 2018. De eiseres vond de vastgestelde waarde te hoog en stelde een lagere waarde van € 151.000,- voor.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 5 januari 2021, waarbij de eiseres niet zelf aanwezig was, maar wel haar gemachtigde. De heffingsambtenaar werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en een taxateur. De rechtbank overwoog dat de WOZ-waarde de waarde in het economisch verkeer vertegenwoordigt, en dat de heffingsambtenaar de bewijslast heeft om aan te tonen dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar met een taxatiematrix en aanvullende toelichting voldoende aannemelijk had gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog was vastgesteld.

De rechtbank verwierp de argumenten van de eiseres, waaronder de stelling dat de kubieke meterprijs te hoog was vastgesteld en dat er geen rekening was gehouden met een andere verkoopprijs van een vergelijkbare woning. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar de juiste referentiewoningen had geselecteerd en dat de door eiseres aangedragen verkoopprijs niet relevant was voor de waardebepaling. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/3038

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 maart 2021 in de zaak tussen

[eiseres] uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: J.F.J.M. van Abbe)
en

de heffingsambtenaar van de gemeente [naam gemeente] , verweerder

(gemachtigde: B. Olieman).

Procesverloop

In de beschikking van 9 februari 2019 heeft verweerder op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak aan de [straatnaam] [nummeraanduiding 1] te [woonplaats] (de woning) voor het belastingjaar 2019 vastgesteld op € 163.000,- naar de waardepeildatum 1 januari 2018. Verweerder heeft bij deze beschikking aan eiseres als eigenaar van de woning ook een aanslag onroerendezaakbelastingen opgelegd, waarbij deze waarde als heffingsmaatstaf is gehanteerd.
In de uitspraak op bezwaar van 2 juli 2019 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift en een taxatiematrix ingediend.
De zaak is behandeld op 5 januari 2021 door middel van een Skype-verbinding. Eiseres is niet verschenen, maar wel haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door [A] , taxateur.

Overwegingen

1.De woning is een in 1975 gebouwde hoekwoning met berging. De woning heeft een inhoud van 385 m3 en ligt op een kavel van 169 m2.
2.De WOZ-waarde van de woning is de waarde in het economisch verkeer. Dat is de prijs die bij verkoop op de voor die woning meest geschikte wijze en na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor die woning zou zijn betaald.
3.Eiseres bepleit een lagere waarde, namelijk € 151.000,-. Verweerder handhaaft de vastgestelde waarde en heeft om die te onderbouwen een taxatiematrix van 2 september 2019 overgelegd.
4.Verweerder heeft de bewijslast om aannemelijk te maken dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. Bij de beoordeling of dit het geval is, zal de rechtbank wat eiseres ter betwisting van de vastgestelde waarde heeft aangevoerd meewegen.
5.De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de taxatiematrix, en de toelichting die daarop in het verweerschrift en op de zitting is gegeven, aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Uit de taxatiematrix blijkt dat de waarde van de woning is bepaald met behulp van een methode van vergelijking met referentiewoningen, rijwoningen uit hetzelfde bouwjaar, waarvan marktgegevens beschikbaar zijn. Vier van de vijf referentiewoningen zijn gelegen in dezelfde straat. Met de taxatiematrix maakt verweerder aannemelijk dat bij de waardebepaling in voldoende mate rekening is gehouden met de verschillen tussen de referentiewoningen en de woning wat betreft type woning, perceeloppervlakte en onderhoudscode. Met de taxatiematrix heeft verweerder de waardeverhouding tussen de woning en de referentiewoningen inzichtelijk gemaakt.
6.Wat eiseres in beroep aanvoert, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
7. Eiseres voert aan dat de waarde van de woning te hoog is vastgesteld, omdat verweerder zonder verklaring voor haar woning uitgaat van een te hoge kubieke meterprijs. Voor de woning is uitgegaan van een kubieke meterprijs van € 305,- voor 385 m³, terwijl de gemiddelde kubieke meterprijs van de referentiewoningen € 274,- is voor 385 m³.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder gemotiveerd en voldoende aannemelijk gemaakt dat een hoekwoning tegen een hogere prijs wordt verkocht dan een rijwoning. Dat maakt dat bij een gelijke inhoud de kubieke meterprijs van een hoekwoning hoger is dan die van een rijwoning. De beroepsgrond slaagt niet.
8. Eiseres voert verder aan dat ten onrechte geen rekening is gehouden met de verkoop van [straatnaam] [nummeraanduiding 2] . Die woning is op 6 juni 2019 verkocht voor € 174.555,-. De rechtbank ziet geen reden om dit door eiseres aangedragen verkoopcijfer te betrekken bij de waardebepaling van de woning. De rechtbank overweegt dat het in eerste instantie aan verweerder is om vergelijkbare referentiewoningen te selecteren, waarvan verkoopcijfers beschikbaar zijn die rondom de waardepeildatum zijn gerealiseerd. De door verweerder aangevoerde referentiewoning [straatnaam] [nummeraanduiding 3] , een rijwoning met dezelfde onderhoudscode, is binnen een periode van tien maanden rondom de waardepeildatum op de vrije markt verkocht. Door alleen te wijzen op een ander beschikbaar verkoopcijfer verder gelegen van de waardepeildatum, kan eiseres niet onderbouwen dat verweerder niet kon uitgaan van de door hem gekozen verkoopcijfers. De beroepsgrond slaagt niet.
9. Gelet op wat hiervoor is overwogen, heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat de door hem vastgestelde WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. Het beroep is ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.S.D. de Weerd, griffier. De beslissing is uitgesproken op 18 maart 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag waarop de uitspraak is verzonden hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Deze uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.