ECLI:NL:RBMNE:2021:1081
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening wegens onvoldoende spoedeisend belang
Op 19 maart 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, eigenaar van een bedrijfspand in Utrecht, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van de gemeente Utrecht, waarbij hem een last onder bestuursdwang was opgelegd. Dit besluit hield in dat het bedrijfspand voor de duur van twaalf maanden gesloten moest worden vanwege een ernstig gevaar voor de openbare orde en de woon- en leefomgeving, vastgesteld na een controle door de politie op 2 december 2020.
Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat hij stelde dat er sprake was van spoedeisend belang. Hij gaf aan dat hij uitsluitend inkomen genereerde uit de onderneming in het bedrijfspand en dat de kosten doorliepen, terwijl de coronamaatregelen versoepelden. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat verzoeker onvoldoende had aangetoond dat er sprake was van een acute financiële noodsituatie of dat de continuïteit van zijn onderneming in gevaar was. Verzoeker had zijn financiële situatie niet inzichtelijk gemaakt en geen onderbouwing gegeven van het te verwachten verlies aan inkomsten.
De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk ongegrond was, omdat het spoedeisend belang ontbrak. De voorzieningenrechter wees het verzoek af en stelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.