ECLI:NL:RBMNE:2021:1061

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 februari 2021
Publicatiedatum
18 maart 2021
Zaaknummer
UTR 20/1383
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag parkeerbelasting en beroep op overmacht

In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan eiser is opgelegd door de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht. De naheffingsaanslag van € 68,77 betreft een overtreding op 16 januari 2020 om 17.26 uur op de Arthur van Schendelstraat in Utrecht. Eiser heeft tegen deze aanslag bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar is ongegrond verklaard in de uitspraak op bezwaar van 17 maart 2020. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op een Skype-zitting op 6 januari 2021, waarbij eiser in persoon aanwezig was en de verweerder vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde, R. Janmaat. Eiser beroept zich op overmacht, stellende dat hij de verschuldigde parkeerbelasting niet kon voldoen vanwege een internetstoring die op die dag plaatsvond. Hij heeft geprobeerd te betalen via meerdere parkeerautomaten, maar deze zouden niet functioneren.

De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Uit de overgelegde gegevens blijkt dat er succesvolle betalingen zijn verricht bij de parkeerautomaten in de Arthur van Schendelstraat rond het tijdstip van de overtreding. De rechtbank stelt vast dat een storing van een parkeerautomaat de parkeerder niet ontslaat van zijn verplichting om de parkeerbelasting te voldoen. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat hij door de gestelde storing niet in staat was om de parkeerbelasting te voldoen. Het beroep van eiser wordt dan ook ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1383

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 februari 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, verweerder
(gemachtigde: R. Janmaat).

Procesverloop

1. In de beschikking van 8 februari 2020 heeft verweerder aan eiser een naheffingsaanslag
parkeerbelasting van € 68,77 opgelegd voor 16 januari 2020 om 17.26 uur op de
Arthur van Schendelstraat in Utrecht. Volgens verweerder heeft eiser met zijn voertuig met kenteken [kenteken] geparkeerd zonder de verschuldigde parkeerbelasting te voldoen.
2. In de uitspraak op bezwaar van 17 maart 2020 is het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
3. De zaak is behandeld op een Skype-zitting van 6 januari 2021. Eiser was in persoon
aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

4. Aan eiser is een naheffingsaanslag opgelegd, omdat hij volgens verweerder op
op 16 januari 2020 om 17.26 uur op de Arthur van Schendelstraat in Utrecht met zijn voertuig, kenteken [kenteken] , geparkeerd stond zonder de verschuldigde parkeerbelasting te voldoen.
5. De partijen zijn het erover eens dat eiser de verschuldigde parkeerbelasting niet heeft
voldaan. Het geschil beperkt zich tot de vraag of sprake was van een storing van de parkeerautomaten op het tijdstip dat eiser zijn auto parkeerde op grond waarvan hij kan worden ontslagen van zijn verplichting om de parkeerbelasting te voldoen.
6. Eiser beroept zich op overmacht. Hij voert aan dat hij de verschuldigde
parkeerbelasting niet kon voldoen wegens een internetstoring op die dag, die deels landelijk van aard was. Eiser liep naar meerdere parkeerautomaten om te betalen, maar die deden het volgens hem allemaal niet als gevolg van deze storing. Ook kon hij niet via de app Parkmobile betalen.
7. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht de naheffingsaanslag parkeerbelasting aan
eiser heeft opgelegd. Daartoe overweegt zij als volgt. Allereerst volgt uit vaste rechtspraak dat in geval de parkeerder niet via een parkeerapp kan betalen, hij dan op andere wijze de parkeerbelasting moet voldoen. [1] Verder blijkt uit vaste rechtspraak dat een storing van een parkeerautomaat de parkeerder niet ontslaat van de verplichting om parkeerbelasting te voldoen. [2] De rechtbank stelt vast dat verweerder bij het verweerschrift een overzicht van transacties heeft bijgevoegd, waaruit blijkt dat succesvolle betalingen bij de parkeerautomaten in de Arthur van Schendelstraat zijn verricht rond het tijdstip dat eiser daar zijn auto parkeerde. De geslaagde transacties die rond het tijdstip van het vaststellen van de overtreding zijn gelegen zijn als volgt. Parkeerautomaat ID 24604 : om 16:01:46 en om 17:38:16; parkeerautomaat ID 24605 : om 16:55:28 en om 18:22:02; parkeerautomaat ID 24606 : om 17:02:20 en om 17:03:36 en om 17:59:35; parkeerautomaat ID 24607 : om 17:48:33 en parkeerautomaat ID 24608 : om 16:37:54 en om 18:12:47. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee voldoende aangetoond dat het wel mogelijk was om de verschuldigde parkeerbelasting bij één van deze parkeerautomaten in de Arthur van Schendelstraat te voldoen rond het tijdstip dat eiser daar zijn auto parkeerde. De beroepsgrond slaagt niet.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van
mr. L.M.A. Koeman, griffier. De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op
23 februari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
De rechter is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.