In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 19 maart 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten. Verzoeker, die zijn bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) per 24 november 2020 beëindigd zag, heeft bezwaar gemaakt tegen dit beëindigingsbesluit en vroeg om een voorlopige voorziening. Na een nieuwe aanvraag om bijstand, die op 14 december 2020 werd ingediend, heeft verweerder bij besluit van 3 februari 2021 bijstand toegekend. Verzoeker trok zijn verzoek om voorlopige voorziening in, maar vroeg wel om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, heeft aangegeven geen proceskosten te willen vergoeden, omdat het beëindigingsbesluit niet onrechtmatig zou zijn. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat de proceskosten alleen vergoed kunnen worden als er sprake is van een tegemoetkoming door verweerder, zoals bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Aangezien het beëindigingsbesluit niet is herroepen en er geen onrechtmatigheid is vastgesteld, is er geen grond voor vergoeding van de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft ook het verzoek om terugbetaling van het griffierecht behandeld. Hij heeft aangegeven dat verzoekers zich voor de vergoeding van het griffierecht tot verweerder moeten wenden, omdat de situatie voor terugbetaling niet van toepassing was. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om vergoeding van proceskosten afgewezen.