ECLI:NL:RBMNE:2021:1045

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 februari 2021
Publicatiedatum
17 maart 2021
Zaaknummer
UTR 20/2892
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep tegen verlening omgevingsvergunning voor tijdelijk zonnepark

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een omgevingsvergunning voor de realisatie van een tijdelijk zonnepark. De staatssecretaris van Defensie, eiser in deze procedure, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeewolde, dat de omgevingsvergunning had verleend aan Sunvest Ontwikkeling B.V. De staatssecretaris was van mening dat de ontwikkeling van het zonnepark negatieve gevolgen zou hebben voor de zendkwaliteit van een militaire zendinstallatie in de nabijheid.

Het bestreden besluit werd op 9 juni 2020 genomen, en de termijn voor het indienen van beroep liep tot 22 juli 2020. Echter, de staatssecretaris heeft pas op 13 augustus 2020 beroep ingesteld, wat resulteerde in een termijnoverschrijding. De rechtbank heeft vastgesteld dat deze termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, omdat het bestreden besluit op de juiste wijze bekend was gemaakt en de staatssecretaris niet tijdig heeft gereageerd.

De rechtbank heeft het beroep van de staatssecretaris dan ook niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank overweegt dat de overlegplicht van verweerder enkel betrekking heeft op de voorbereiding van het besluit en niet op de bekendmaking ervan. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/2892
procesverbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van 25 februari 2021 in de zaak tussen

de staatssecretaris van Defensie, eiser

(gemachtigde: mr. M. Wellenberg)
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeewolde , verweerder

(gemachtigde: mr. C. Th. Vos)
Als partij heeft verder aan het geding deelgenomen:
Sunvest Ontwikkeling B.V., vergunninghouder
(gemachtigde: mr. L.P.W. Mensink).

Inleiding

1. Vergunninghouder wil een tijdelijk zonnepark met bijbehorende recreatieve bouwwerken realiseren aan de [adres] in [plaats] en heeft daarvoor een omgevingsvergunning aangevraagd bij verweerder. Eiser is het niet eens met de ontwikkeling van het zonnepark op deze locatie. Op ongeveer 3,5 km. afstand, aan de [straatnaam] in [plaats] , komt een militaire zendinstallatie waar eiser verantwoordelijk voor zal zijn en die gebruikt zal worden voor korte(golf)radioverbindingen met schepen en militaire eenheden in missiegebieden. Eiser vreest voor ongewenste verstoring en beïnvloeding van de zendkwaliteit door het zonnepark.
2. Op 12 februari 2020 heeft verweerder een ontwerpbesluit ter inzage gelegd tot verlening van de gevraagde omgevingsvergunning. Bij besluit van 9 juni 2020 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder de omgevingsvergunning aan vergunninghouder verleend. Tegen het bestreden besluit kon uiterlijk op 22 juli 2020 beroep worden ingesteld bij de rechtbank. Eiser heeft op 13 augustus 2020 beroep ingesteld.
3. Het beroep is bij de rechtbank behandeld op de zitting van 25 februari 2021, gelijktijdig met het beroep van [bedrijf] (zaaknummer UTR 20/2649) dat ook tegen het bestreden besluit is gericht. Eiser heeft zich op de zitting laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, [A] en [B] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [C] . Vergunninghouder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [D] .
4. Na afloop van de zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep van eiser niet-ontvankelijk.

Overwegingen

5. De rechtbank is tot deze beslissing gekomen, omdat het beroep van eiser na afloop van de beroepstermijn is ingediend en deze termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. De rechtbank overweegt als volgt.
6. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend is gemaakt en dat eisers beroepschrift na afloop van de beroepstermijn, en dus te laat, bij de rechtbank is binnengekomen. Dit wordt door eiser ook niet bestreden.
7. Als een beroep te laat is ingediend moet het nietontvankelijk worden verklaard. Dat is alleen anders als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het beroep in verzuim is geweest. Volgens eiser is dat hier het geval, omdat hij buiten zijn schuld om niet eerder bekend was met het bestreden besluit. Verweerder heeft bij de voorbereiding van het besluit namelijk geen overleg gepleegd met eiser, terwijl verweerder daartoe wel verplicht was ingevolge de artikelen 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening en 6:18 van het Besluit omgevingsrecht.
8. Dit betoog slaagt niet. Allereerst bestrijdt verweerder dat hij verplicht was om met eiser overleg te voeren over het bestreden besluit. Naar het oordeel van de rechtbank ziet de genoemde overlegplicht, of die hier nu gold of niet, echter alleen op de voorbereiding en niet op de bekendmaking van een besluit. De overlegplicht vormt geen extra bekendmakingseis. Verweerder heeft daarover bovendien geen toezeggingen gedaan aan eiser. Dit betekent dat ook als verweerder ten onrechte geen overleg met eiser zou hebben gevoerd, het bestreden besluit nog steeds op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend is gemaakt door publicatie daarvan in de Staatscourant en eiser daarvan tijdig kennis had kunnen nemen. Dat eiser buiten zijn schuld om niet eerder bekend was met het bestreden besluit, volgt de rechtbank dan ook niet.
9. Gelet op hierop acht de rechtbank de termijnoverschrijding niet verschoonbaar. Het beroep is niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
10. Op de zitting heeft de rechtbank partijen gewezen op de mogelijkheid om tegen deze uitspraak in hoger beroep te komen. Dat kan op de manier zoals onderaan dit procesverbaal staat omschreven.
Deze uitspraak is in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2021 door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, voorzitter, en mr. N.H.J.M. Veldman-Gielen en mr. J. Wolbrink, leden, in aanwezigheid van mr. N.K. de Bruin, griffier.
(de griffier is verhinderd het
procesverbaal te ondertekenen)
griffier voorzitter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop het procesverbaal van deze uitspraak is verzonden. Het proces-verbaal is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.

Op het hoger beroep tegen deze uitspraak is de Crisis- en herstelwet van toepassing. Op grond van artikel 1.6a van de Crisis- en herstelwet kunnen na de genoemde zes weken geen gronden meer worden aangevoerd.