ECLI:NL:RBMNE:2021:1043

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 maart 2021
Publicatiedatum
17 maart 2021
Zaaknummer
UTR 21/156
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke beroepsprocedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 16 maart 2021, is het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Dit verzoek was ingediend door de verzoeker in het kader van een beroepsprocedure tegen een beslissing op bezwaar van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedateerd 11 september 2020. De rechtbank had eerder, op 15 maart 2021, het beroep van de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard, omdat het te laat was ingediend en de verzoeker geen geldige reden had opgegeven voor de vertraging.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Volgens artikel 8:81 Awb kan de voorzieningenrechter, indien er beroep is ingesteld tegen een besluit, op verzoek een voorlopige voorziening treffen als er onverwijlde spoed vereist is, gelet op de betrokken belangen. In dit geval was het beroep van de verzoeker echter al niet-ontvankelijk verklaard, waardoor de zaak finaal was afgedaan. Er was derhalve geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen, en het verzoek werd afgewezen.

De uitspraak is gedaan door mr. N.H.J.M. Veldman-Gielen, in aanwezigheid van mr. N.K. de Bruin, griffier. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open. De uitspraak zal openbaar worden gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/156

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 maart 2021 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het verzoek om een voorlopige voorziening dat verzoeker heeft gedaan in de beroepsprocedure tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 11 september 2020 (het bestreden besluit).
In de uitspraak van 15 maart 2021, heeft de rechtbank Midden Nederland dit beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat het te laat is ingediend en eiser daarvoor geen geldige reden heeft gegeven.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, als tegen een besluit beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. Het beroep van verzoeker tegen het bestreden besluit is niet-ontvankelijk verklaard. Omdat de zaak hiermee finaal is afgedaan, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek van verzoeker daarom af.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.H.J.M. Veldman-Gielen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N.K. de Bruin, griffier. De uitspraak is gedaan op 16 maart 2021 en zal openbaar worden gemaakt op rechtspraak.nl.
(de griffier is verhinderd om
de uitspraak te ondertekenen)
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.