4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen feit 1 primair, feit 2 en feit 3
Verbalisant [verbalisant 1]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, voor zover relevant voor het bewijs:
Motor 1
Kenteken: [kenteken]
Bestuurd door: motorrijder 1
Tenaamstelling: [verdachte]
Signalement: man, normaal postuur, licht getint, sneakers met witte rand en zwarte zool, zwarte handschoenen.
Verbalisant [verbalisant 1]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, voor zover relevant voor het bewijs:
Op 22 september 2018 heb ik [verdachte] als verdachte gehoord. Verdachte wordt in dit dossier ook aangeduid als zijnde motorrijder 1, rijdend op motor 1. Ik zag dat verdachte het volgende signalement had:
- man
- normaal postuur
- licht getint
- zwarte schoenen met witte zool en Nike logo.
Ik zag dat verdachte qua lichaamsbouw en huidskleur overeenkwam met motorrijder 1. Ik zag dat verdachte bij verhoor dezelfde soort schoenen droeg als motorrijder 1.
Ik bevond dat Motor 1, met kenteken [kenteken] niet meer op naam stond van verdachte. Ik bevond dat verdachte [verdachte] in de periode 09 september 2017 tot en met 01 september 2018, de motorfiets op naam gehad heeft.
[slachtoffer 2]heeft aangifte gedaan. Hij heeft het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Op 20 mei 2018 reed ik in mijn auto, een Seat Ibiza, samen met mijn neefje [slachtoffer 4] . Mijn broer reed achter mij in een Seat Leon. Bij hem in de auto zat mijn vader. Ik hoorde mijn neefje zeggen dat de motorrijders gestopt en afgestapt waren en dat mijn broer daar ook stilstond. Vervolgens heb ik de auto in zijn achteruit gezet en ben ik teruggereden. Toen ik uit mijn auto stapte, dit was op de A6, zag en voelde ik dat ik gelijk op mijn gezicht werd geslagen. Ik voelde dat ik op mijn kaak geraakt werd door deze motorrijder. Ik voelde op dat moment een pijnscheut door mijn kaak trekken. Het kenteken van zijn motor was [kenteken] . Vervolgens ontstond er over en weer duwen en trekken. Hierop voelde ik van achter een harde trap tegen mijn onderbeen. Ik voelde op dat moment pijn in mijn onderbeen. Door de trap verloor ik mijn evenwicht en kwam ik midden op de snelweg op de grond te liggen. Toen ik daar op de grond lag voelde ik dat ik een trap tegen mijn hoofd kreeg. Daarnaast voelde ik dat ik een trap tegen mijn zij kreeg. Door deze trappen had ik pijn. Ik zag dat mijn vader iemand van mij af trok. Ik zag dat mijn vader enkele vuistslagen op zijn hoofd kreeg omdat hij de motorrijder wegduwde.Daarnaast zag ik dat mijn broer ook een paar klappen kreeg. Ik zag toen het incident voorbij was dat er een rij auto's achter ons stond. Tijdens dat ik werd geslagen en geschopt zag ik wel dat er enkele auto's langs ons heen reden.
[slachtoffer 3]heeft aangifte gedaan. Hij heeft het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Op 20 mei 2018 reed ik in mijn auto, een Seat Leon, op de A6 bij Almere. Ik zag dat de motorrijders vaart verminderden waardoor ik moest remmen. Toen ik stil stond zag ik dat er acht à negen van de motorrijders afstapten van hun motor. Ik zag dat een van deze motorrijders gelijk een trap tegen de spiegel van mijn auto gaf waardoor de spiegel uit zijn voegen ging. Ik zag dat deze motorrijder vervolgens de bestuurdersdeur van mijn auto opentrok. Ik zag en voelde dat ik vervolgens direct twee à drie vuistslagen van deze man kreeg. Ik voelde dat hij mij met kracht op mijn kaak raakte. Ik voelde dat er een pijnscheut door mijn kaak trok.Ik zag dat mijn broertje eraan kwam rennen. Ik zag dat mijn broertje tegen werd gehouden door een van de motorrijders. Ik zag dat mijn broertje op dat moment met de vuist van een motorrijder achter hem een klap kreeg in zijn gezicht. Ik zag dat hij geraakt werd op zijn wang. Ik zag dat mijn broertje ook van achteren onderuit werd geschopt door een van de motorrijders. Ik zag dat mijn broertje midden op de A6 op de grond viel. Ik zag dat toen mijn broertje op de grond lag er vier van de motorrijders naar hem toeliepen en schoppende bewegingen maakte richting zijn hoofd. Ik zag dat hij verschillende schoppen op zijn hoofd kreeg. Toen ben ik ertussen gesprongen. Ik zag en voelde wel dat ik vervolgens zelf weer twee vuistslagen op mijn kaak kreeg. Dit was dezelfde motorrijder die in eerste instantie was begonnen mij te slaan. Toen ik terug liep naar de auto zag ik dat het om mij heen barstte van de auto's. We stonden ook midden op de snelweg wat een erg gevaarlijke situatie opleverde.
[slachtoffer 1]heeft aangifte gedaan. Hij heeft het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Ik zat bij mijn zoon [slachtoffer 3] in het voertuig. Mijn zoon [slachtoffer 2] reed in een voertuig voor ons. [slachtoffer 2] zat samen met [slachtoffer 4] in het voertuig. Opeens stonden we stil. De motorrijders hadden de A6 gewoon stilgezet. Ik zag motorrijder 1 direct naar de deur van de rechter achterzijde van ons voertuig komen. Ik zag dat hij de deur opentrok. Op dit zelfde moment hoorde en zag ik dat er tegen de linker zijkant van het voertuig werd aangeschopt. Motorrijder 1 begon te schoppen en te slaan in de auto in mijn richting. Ik bleef hem afweren. Ik zag in mijn ooghoek dat mijn zoon [slachtoffer 2] achteruit aan kwam rijden. Ik zag dat [slachtoffer 2] uitstapte. Ik zag dat hij door twee motorrijders belaagd werd en de man die bij mij stond, motorrijder 1, rende ook direct naar [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] werd belaagd. Ik zag dat [slachtoffer 2] een lowkick kreeg en onderuit ging. Ik zag dat hij geschopt werd door motorrijder 1. Ik zag op ditzelfde moment dat [slachtoffer 3] werd geslagen door motorrijder 2. Ik heb een vuistslag gezien die [slachtoffer 3] kreeg. Ik rende direct uit de auto naar [slachtoffer 2] . Ik drukte motorrijder 1 aan de kant. Ik wilde mijn zoon [slachtoffer 2] oppakken. Ik voelde dat ik in mijn rechterzij werd geschopt. Ik draaide mij om, stapte omhoog en keek motorrijder 1 in zijn vizier. Ik zag in mijn ooghoek dat er een schop in de richting van mijn gezicht kwam. Ik weerde deze met mijn rechterarm af. Ik voelde dat hier een trap tegenaan kwam. Ik keek even kort achterom en keek zo bij weer een andere motorrijder in de ogen.
[slachtoffer 4]heeft aangifte gedaan. Hij heeft het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Op 20 mei 2018 zat ik in de auto met [slachtoffer 2] . Wij reden op de A6. Ik zag dat de motorrijders langzamer gingen rijden.Omdat [slachtoffer 2] en ik zagen dat de rest stil stond heeft [slachtoffer 2] de auto stilgezet en reden wij achterruit terug naar de locatie waar zij stil stonden. Ik zag dat [slachtoffer 2] de auto uitstapte. Ik zag dat er direct een motorrijder op hem af kwam. Ik zag dat [slachtoffer 2] door het contact met deze motorrijder terug tegen de deur van de auto aan kwam. Ik stapte op dit moment uit en liep voor de auto langs. Ik zag dat de motorrijder die eerder [slachtoffer 2] aan viel nu op mij afkwam. Ik voelde dat ik door deze motorrijder geraakt werd. Ik voelde dat zijn handschoen mij op mijn voorhoofd raakte. Hij sloeg mij dus. Ik zag later dat ik een schaafplek op mijn voorhoofd had. Hierop zag ik dat de motorrijder weer naar [slachtoffer 2] liep. Hierna is de motorrijder weer op mij afgekomen. Ik voelde dat ik twee klappen kreeg van de motorrijder. Ik zag later dat ik ook van deze twee klappen een schaafwondje in mijn gezicht had. Tijdens het moment dat ik de laatste twee klappen kreeg van de motorrijder zag ik dat [slachtoffer 2] viel. Ik zag dat hij achterover op de snelweg viel. Ik zag dat [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] naar [slachtoffer 2] toe renden om hem te helpen. Ik zag dat [slachtoffer 1] als eerste bij [slachtoffer 2] was en hem overeind wilde helpen. Ik zag op dat moment dat zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1] schoppen kregen.
Verbalisant [verbalisant 2]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, voor zover relevant voor het bewijs:
Op 20 mei 20218 bereed ik de A6 bij Almere. Op een gegeven moment zag ik dat de groep dichterbij mijn voertuig kwam rijden. Ik zag dat 1 van de motoren voor mij begon te rijden. Op dat moment reed ik op de meest linker gelegen rijbaan. Mijn snelheid schat ik op rond de 100 km/h. Doordat de bestuurder van de genoemde motor ook echt voor mij begon te rijden, moest ik wel afremmen. Ik keek achter mij en zag dat letterlijk de gehele snelweg A6 op genoemde locatie werd stil gezet. Ik keek vervolgens achterom en zag dat diverse motorrijders ruzie begonnen te maken met de personen in beide auto's achter mij. Ook zag ik dat in ieder geval 2 personen achter mij werden geslagen door diverse motorrijders. Vervolgens zag ik voor mij een personenauto stoppen. Ik zag dat uit dit voertuigen een aantal mannen stapten. Ik zag dat ook deze mannen geslagen werden door diverse motorrijders. Ik zag dat 1 persoon die klappen had gekregen, flink bloedde aan zijn gezicht.Wat ik heb kunnen zien is dat de gehele groep motorrijders zich als een groep richtte tegen de inzittende van de genoemde voertuigen. Daarnaast heeft de groep motorrijders het verkeer in groot gevaar gebracht.
Verbalisant [verbalisant 1]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, voor zover relevant voor het bewijs:
Ik deed onderzoek naar de camerabeelden van een mishandeling gepleegd op
20 mei 2018 op de rijksweg A6.
Bestand 11: Camerabeelden gemaakt op de rijksweg A6 ter hoogte van de afslag
Lelystad.
Bestand 6: ik zag dat de beelden vanuit de auto werden gefilmd. Ik herkende de gefilmde locatie als de A6 richting Lelystad, vlak voor afslag 6 Almere Buiten West. Ik zag in het eerste frame van het bestand dat motor 1, bestuurd door motorrijder 1, over de vluchtstrook reed.
Bestand 7: ik zag dat de beelden wederom vanuit de auto werd gefilmd. Ik herkende de gefilmde locatie als de A6 richting Lelystad, vlak voor knooppunt Almere.
Ik zag dat motor 1 de vluchtstrook op stuurde en een auto aan de rechterkant inhaalde.
Bestand 8 (vechtpartij gefilmd door getuige): ik zag dat de beelden wederom vanuit de auto werden gefilmd. Ik herkende de gefilmde locatie als de A6 richting Lelystad, tussen knooppunt Almere en afrit 7 Almere Buiten. Ik zag dat motor 1 vaart minderde en vlak voordat de Volvo stopte zijn motor voor de Volvo zette. Ik zag dat er kort achter en naast de Seat Leon meerdere motoren reden. Ik zag dat de Seat Leon stil kwam te staan. Ik zag dat motorrijder 4 direct van zijn motor afstapte op het moment dat de Seat Leon tot stilstand kwam. Ik zag dat motorrijder 1 aan kwam richting de bestuurderszijde van de Seat Leon. Ik zag dat motorrijder 1 zijn rechter been omhoog bewoog en met kracht trapte in de richting van de linkerbuitenspiegel van de Seat Leon. Ik zag dat motorrijder (de rechtbank begrijpt: motorrijder 1) het bestuurdersportier van de Seat Leon open trok. Ik zag dat motorrijder 4 behorende bij motor 4 bij het achterportier stond van de Seat Leon. Ik zag dat het bovenlichaam van motorrijder 4 naar achteren gebogen was. Ik zag dat de beweging er op leek alsof hij een trap had gegeven in de richting van de passagier in de Seat Leon met zijn rechterbeen. Ik zag dat motorrijder 4 zijn been terug trok. Ik zag dat de linkerhand van motorrijder 4 in de auto was. Ik zag dat de motorrijder 4 zijn armen wijd spreidde.
Bestand 9 (vechtpartij gefilmd door aangever [slachtoffer 4] ): ik herkende de locatie als de A6 ter hoogte van afslag 7 Almere Buiten. Ik zag dat motor 1 over de vluchtstrook reed voorbij de Seat Ibiza, de Volvo en een andere auto.Ik zag dat aangever [slachtoffer 2] nadat hij uitstapte direct stil bleef staan en bijna gelijktijdig naar achteren bewoog met zijn lichaam. Ik zag dat het leek alsof aangever [slachtoffer 2] naar achteren geslagen dan wel geschopt werd door motorrijder 1. Ik zag op ongeveer een meter afstand van aangever [slachtoffer 2] motorrijder 1. Ik zag dat motorrijder 1 in gevechtshouding stond. Ik zag dat motorrijder 1 zijn vuisten gebald had en deze dreigend voor zijn lichaam hield.Ik zag dat motorrijder 1 met zijn rechterarm en vuist maaiend sloeg in de richting van het gezicht van aangever [slachtoffer 2] . Ik zag dat motorrijder 1 zich afwende van aangever [slachtoffer 2] en met zijn vuisten gebald liep in de richting van aangever [slachtoffer 4] . Ik zag dat aangever [slachtoffer 2] van achteren hard tegen het rechterbeen werd getrapt door motorrijder 4. Ik zag dat aangever [slachtoffer 2] zijn evenwicht verloor en op de grond viel. Ik zag dat aangever [slachtoffer 4] weg begon te rennen van motorrijder 1. Ik zag een shot waarbij motorrijder 1 dusdanig dicht bij aangever [slachtoffer 4] stond dat het bijna niet anders kan dan dat er fysiek contact is. Ik zag dat de schermutseling weer in beeld kwam. Ik zag dat aangever [slachtoffer 2] tegenover motorrijder 4 stond. Ik zag dat er tegenover [slachtoffer 1] een motorrijder stond. Ik zag dat de motorrijder zijn rechterarm schuin naar achteren had en zijn rechterhand tot vuist gebald had. Ik zag dat de hand van de motorrijder met kracht richting aangever [slachtoffer 1] ging. Ik zag dat het beeld weer weg draaide waardoor ik niet kon zien of aangever [slachtoffer 1] . geraakt werd. Ik zag dat het beeld daar op weer terugdraaide. Ik zag dat de rechterarm van de motorrijder gestrekt was richting aangever [slachtoffer 1] .
Bestand 11: ik zag dat motor 1 over de vluchtstrook twee auto's inhaalde welke op de afrit reden.
Verbalisant [verbalisant 1]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, voor zover relevant voor het bewijs:
Op 5 november 2018 las ik de bevindingen van politieambtenaar [verbalisant 2] . Ik las dat [verbalisant 2] bevond dat hij tot stoppen werd gedwongen door een motorrijder, deze motorrijder afstapte en links voorbij de auto liep. Ik heb hierop de beelden gekeken. Ik zag op de beelden dat er vlak na het tot stilstand komen, één motorrijder langs de auto loopt in de richting van de Seat Leon. Ik zag dat dit motorrijder 1 was. Derhalve stel ik vast dat motorrijder 1 ook degene is geweest die politie ambtenaar [verbalisant 2] tot stilstand dwong.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één feit.
Nummering motorrijders
Aangever [slachtoffer 1] heeft het in zijn verklaring over motorrijder 1 en motorrijder 2. Hij geeft een omschrijving van motorrijder 1 en verklaart over de handelingen die motorrijder 1 heeft verricht. Ook ten aanzien van motorrijder 2 verklaart aangever over de handelingen die door deze motorrijder zijn verricht. Gelet hierop in combinatie met wat is weergegeven in het proces-verbaal van beschrijving van de camerabeelden, begrijpt de rechtbank het zo dat waar aangever [slachtoffer 1] in zijn verklaring spreekt over ‘motorrijder 1’ dit ‘motorrijder 4’ moet zijn en waar hij spreekt over ‘motorrijder 2’ dit ‘motorrijder 1’ moet zijn.
Verdachte is ‘motorrijder 1’ rijdend op ‘motor 1’
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de persoon is die in het procesdossier ‘motorrijder 1’ – rijdend op ‘motor 1’ – wordt genoemd. De rechtbank verwerpt dat verweer. Daartoe overweegt zij het volgende.
Vaststaat dat de motor met kenteken [kenteken] op 20 mei 2018 betrokken is geweest bij het incident op de Rijksweg A6 bij Almere. Deze motor en de persoon die op deze motor heeft gereden worden in het procesdossier ‘motor 1’ en ‘motorrijder 1’ genoemd. Het kenteken van motor 1 stond ten tijde van de ten laste gelegde feiten op naam van verdachte geregistreerd. Dit is naar het oordeel van de rechtbank een omstandigheid die redengevend kan worden geacht voor het bewijs dat verdachte motorrijder 1 is geweest. De rechtbank weegt daarbij mee dat verbalisant [verbalisant 1] heeft gerelateerd dat motorrijder 1 qua signalement overeenkomsten heeft met verdachte, en dat verdachte en motorrijder 1 een zelfde soort schoenen droegen. Dit in samenhang bezien maakt dat de rechtbank van oordeel is dat van verdachte een aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring had mogen worden verwacht (vgl. HR 3 juni 1997, ECLI:NL:HR:1997: ZD0733, NJ 1997/584). Als kentekenhouder ben je immers verantwoordelijk voor het voertuig dat op jouw naam staat. Als het voertuig dat op jouw naam staat vervolgens (mogelijk) betrokken is bij een strafbaar feit, dan mag worden verwacht dat de kentekenhouder daarover een verklaring aflegt. Zeker als de signalementen overeenkomen. Verdachte heeft een dergelijke verklaring echter niet gegeven. Verdachte heeft zich immers bij de politie beroepen op zijn zwijgrecht en is ter terechtzitting niet verschenen. Het standpunt van de verdediging dat verdachte zijn motor heeft uitgeleend maakt het voorgaande niet anders, nu dit niet kan worden aangemerkt als een verklaring van verdachte zelf.
Het voorgaande maakt dat de rechtbank het ontbreken van een verklaring door verdachte in haar bewijsvoering betrekt en mede op grond daarvan wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte motorrijder 1 was.
Wezenlijke bijdrage
De rechtbank overweegt voorts dat uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de openlijke geweldpleging. Motorrijder 1 is immers degene geweest die bij allebei de auto’s betrokken is geweest bij de vechtpartij en daarbij onder meer [slachtoffer 2] Noppert meermalen heeft geslagen in het gezicht, [slachtoffer 3] Noppert meermalen in het gezicht heeft gestompt en [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] heeft aangevallen.
Conclusie
De rechtbank zal feit 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaren (zoals hieronder onder kopje 5 is weergegeven).