Op 25 februari 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort, met betrekking tot de verlening van een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een mantelzorgwoning. De rechtbank heeft in deze einduitspraak geoordeeld dat de verweerder in redelijkheid gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om de omgevingsvergunning te verlenen voor het strijdig gebruik van de grond. Eiser had eerder bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning, maar de rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
De zaak begon met een tussenuitspraak op 10 november 2020, waarin de rechtbank verweerder de gelegenheid gaf om gebreken in het bestreden besluit te herstellen. Verweerder heeft op 7 december 2020 een nieuw besluit genomen, waartegen eiser opnieuw bezwaar maakte. De rechtbank heeft het proces gesloten op 29 januari 2021, na toestemming van partijen om zonder nadere zitting te beslissen.
In de overwegingen van de rechtbank werd benadrukt dat de beslissing van verweerder om een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bestemmingsplan tot zijn bevoegdheid behoort en dat de rechtbank deze beslissing terughoudend moet toetsen. De rechtbank concludeerde dat verweerder in redelijkheid de vergunning heeft verleend, en dat de mantelzorgwoning kan worden aangemerkt als een bijbehorend bouwwerk. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de belangen van partijen goed zijn gewogen en dat er voldoende waarborgen zijn getroffen om onrechtmatig gebruik van de mantelzorgwoning na beëindiging van de mantelzorg te voorkomen.
De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen het bestreden besluit II ongegrond verklaard. Verweerder is veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiser.