In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 12 februari 2021 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening en beroepen tegen een omgevingsvergunning voor de bouw van een bedrijfshal door [vergunninghouder] B.V. in de gemeente Bunnik. De vergunninghouder heeft een aanvraag ingediend voor de bouw van een nieuwe bedrijfshal van 3180 m², waarin ruimte is voor het sorteren, verpakken, opslaan en koelen van fruit. De gemeente Bunnik heeft op 30 augustus 2019 de omgevingsvergunning verleend, waarop de verzoekers, omwonenden van het perceel, bezwaar hebben gemaakt. De voorzieningenrechter heeft de beroepen en het verzoek om voorlopige voorziening behandeld op de zitting van 29 januari 2021.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de aanvraag voldoet aan de bestemmingsplanregels en dat de activiteiten van de vergunninghouder passen binnen de agrarische bedrijfsvoering. De verzoekers stelden dat de activiteiten niet in overeenstemming zijn met de planregels en dat er sprake is van overcapaciteit. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de rapporten van de Agrarische beoordelingscommissie (ABC) deugdelijk zijn en dat de vergunninghouder de omgevingsvergunning terecht heeft gekregen. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de bouw van de bedrijfshal niet in strijd is met de bouw- en gebruiksregels van het bestemmingsplan en dat de beroepen ongegrond zijn. Het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en bevestigt dat de vergunninghouder voldoet aan de voorwaarden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de deugdelijkheid van de rapporten van de ABC en heeft de argumenten van de verzoekers verworpen. De beslissing is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de uitspraak.