ECLI:NL:RBMNE:2020:989

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 februari 2020
Publicatiedatum
17 maart 2020
Zaaknummer
C/16/496462 / FA RK 20/845
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 24 februari 2020, is een verzoek tot verlening van een zorgmachtiging behandeld. De officier van justitie had op 30 januari 2020 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om een zorgmachtiging voor een betrokkene die lijdt aan een psychische stoornis. De mondelinge behandeling vond plaats op 21 februari 2020, waarbij de rechtbank de betrokkene, zijn advocaat en een casemanager heeft gehoord. De betrokkene heeft aangegeven geen zorgmachtiging te willen en pleit voor afwijzing van het verzoek, terwijl de casemanager pleit voor toewijzing van de zorgmachtiging vanwege een recent geweldsincident en de kwetsbaarheid van het vertrouwen in de betrokkene.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, wat leidt tot ernstig nadeel en risico's voor zijn veiligheid en die van anderen. De rechtbank overweegt dat de gevraagde vormen van verplichte zorg, zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid, noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank wijst de zorgmachtiging toe voor een periode van zes maanden, tot en met 24 augustus 2020, en stelt dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn. De beschikking is mondeling gegeven door rechter T. Dopheide en schriftelijk uitgewerkt door griffier Z.E.W. Fuchs.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling familierecht
Locatie: Utrecht
Zaaknummer: C/16/496462 / FA RK 20/845
Betrokkenenummer: [betrokkenenummer]
Machtiging tot verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 24 februari 2020, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene]
geboren op [1987] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
verblijvende te Altrecht, locatie [locatie] te [woonplaats] .
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. L.W. Plantenga.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 30 januari 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging. Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring d.d. 30 januari 2020;
- de zorgkaart inclusief bijlagen;
- het zorgplan inclusief bijlagen;
- de bevindingen van de geneesheer directeur.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 21 februari 2020, in het gebouw van de rechtbank.
1.3.
Daarbij heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene;
- de advocaat;
- de casemanager, de heer [A] (telefonisch).
1.4.
De officier van justitie is niet verschenen.
1.5.
De rechtbank heeft op 24 februari 2020 mondelinge uitspraak gedaan en een kennisgeving mondelinge uitspraak aan de advocaat van betrokkene en aan de vertegenwoordiger van de instelling verstrekt.

2.Beoordeling

2.1.
In het verzoekschrift is, op grond van het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur, verzocht om aan betrokkene de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz te mogen verlenen. Het gaat dan om:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychotische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
d. uitoefenen van toezicht op betrokkene;
j. opnemen in een accommodatie.
2.2.
Betrokkene heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij blij is dat hij weer thuis is. Hij staat op het punt om een nieuwe stap in zijn carrière te zetten. De zorg zit hem daar echter soms bij in de weg. Het kost hem veel energie om met de behandelaren om te gaan en zijn wensen aan hen kenbaar te maken. Betrokkene wil geen zorgmachtiging. Ook wil hij geen ambulante behandelaren thuis laten, omdat hij bang is dat zij zullen zeggen dat zijn thuissituatie niet op orde is. Hierover verschillen zij van mening. Hij stelt enkel behoefte te hebben aan ondersteunende gesprekken en vriendschappen. Voor zijn medicijnen heeft hij een arts nodig om die medicatie voor te schrijven.
De advocaat pleit primair voor afwijzing van de zorgmachtiging. Betrokkene neemt vrijwillig zijn medicatie in en is in staat om voor zichzelf te zorgen. Binnenkort kan hij ook weer aan het werk. Dit is een positieve wending voor betrokkene. Betrokkene is bang dat als ze bij zijn nieuwe werk weten dat er een zorgmachtiging is, dit consequenties kan hebben voor zijn baan. Hij heeft te kennen gegeven veel spijt te hebben van de incidenten die zijn voorgevallen. Subsidiair pleit de advocaat dat bij het verlenen van een zorgmachtiging enkel de vormen van medicatie en het voeren van gesprekken als verplichte zorg zouden moeten worden opgenomen. Betrokkene wil dit echter ook vrijwillig. Tevens pleit zij voor een kortere duur van de verplichte zorg.
2.3.
De casemanager heeft ter zitting naar voren gebracht dat hij nog niet heel lang in contact is met betrokkene. Er heeft zich een geweldsincident voorgedaan, wat veel te weeg heeft gebracht. Om die reden is hij ook de nieuwe casemanager. In het contact met betrokkene ervaart hij echter geen dreiging. Het gaat tot op heden goed, maar het vertrouwen in betrokkene is kwetsbaar, ook gelet op de recente gebeurtenissen. Dat hij niet bij betrokkene thuis mag komen en dat zij verschillen van inzicht over een aantal zaken spelen hierin een rol. De zorgmachtiging is aangevraagd om mogelijk gevaar dat zich in de toekomst kan voordoen af te wenden. De casemanager pleit dan ook voor toewijzing van de zorgmachtiging. Hij vindt het voeren van gesprekken met betrokkene en de controle dat betrokkene zijn medicatie inneemt het belangrijkst. Daarnaast vindt hij het ook belangrijk, ondanks dat dit niet is verzocht, om in de woning van betrokkene te worden toegelaten om zijn leefomgeving te kunnen beoordelen.
2.4.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen en middelgerelateerde en verslavingsstoornissen.
2.5.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op:
- levensgevaar;
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige materiële schade;
- ernstige financiële schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang;
- de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
2.6.
Om het ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te herstellen zodat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, heeft betrokkene zorg nodig.
2.7.
Ten aanzien van de verplichte vormen van zorg die zijn verzocht overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank is van oordeel gezien hetgeen ter mondelinge behandeling naar voren is gebracht, dat niet is gebleken dat het (gedwongen) toedienen van vocht en voeding aan de orde is. Daarnaast blijkt uit de motivatie bij het verzochte toezicht dat daarmee wordt bedoeld (nakomen van) afspraken met ambulant behandelaren, thuis of op de polikliniek. De rechtbank, verwijzend naar de bijlage bij artikel 7 van de Regeling verplichte geestelijke gezondheidszorg, is echter van oordeel dat onder toezicht moet worden verstaan toezicht door middel van cameramonitoring of andere elektronische middelen. Toezicht ziet dan ook op verplichte zorg in geval van opname, wanneer insluiting aan de orde is. Omdat dat hier niet wordt bedoeld zal de rechtbank die vorm van verplichte zorg ook afwijzen. Met betrekking tot het toedienen van medicatie merkt de rechtbank op dat betrokkene nu weliswaar vrijwillig zijn medicatie inneemt, maar dat dat in het verleden anders is geweest. Om die reden is de rechtbank van oordeel dat het toedienen van medicatie ook mogelijk moet zijn tegen de wil van betrokkene in. Hetzelfde geldt voor het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychotische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening.
2.8.
Daarbij merkt de rechtbank wel het volgende op. Op grond van artikel 2.2, lid 1, onder a, van het Besluit verplichte geestelijke gezondheidszorg, kan ambulante verplichte zorg uitsluitend worden toegepast indien de zorgverantwoordelijke voorafgaand aan het vaststellen van het zorgplan overleg heeft gepleegd met ten minste één andere deskundige als bedoeld in artikel 5:13, derde lid, onderdeel d, van de Wvggz, over de wijze waarop toezicht op de betrokkene moet worden gehouden om diens veiligheid voldoende te borgen, en in het zorgplan is beschreven op welke wijze dat toezicht wordt gerealiseerd. Kort gezegd: de veiligheid van de zorgverlener(s) bij toepassing van de verplichte vorm van zorg dient gewaarborgd te zijn. De rechtbank constateert dat het zorgplan in dit geval geen beschrijving biedt van de manier waarop die veiligheid gewaarborgd wordt in het geval van gedwongen medicatie. Dat maakt dat de rechtbank van oordeel is dat gedwongen medicatie alleen aan de orde kan zijn in het geval betrokkene is opgenomen in een accommodatie. Uitgangspunt van de wet is dat betrokkenen zoveel mogelijk ambulant worden behandeld en dat ook verplichte zorg in de thuissituatie zou kunnen worden gegeven en voorliggend is. De wet stelt de eis dat opname in een instelling een ultimum remedium is. Gelet op het feit dat gedwongen medicatie niet kan worden toegepast in een ambulant kader, maar wel noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden, in het geval betrokkene weigert zijn medicatie in te nemen, is in dit geval aan die eis voldaan. Dat betekent dat de rechtbank ook opname in een accommodatie als verplichte vorm van zorg zal toewijzen. Hetzelfde geldt voor beperken van de bewegingsvrijheid, indien dat in geval van opname in een accommodatie noodzakelijk is in verband met (met name) agressie van betrokkene.
2.9.
Hetgeen tijdens de mondelinge behandeling door de zorgverantwoordelijke is verklaard over het belang van toegang krijgen tot de woning van betrokkene, begrijpt de rechtbank aldus dat daarmee wordt bedoeld dat beperkingen in de vrijheid van betrokkene om zijn eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat hij iets moet doen of nalaten, noodzakelijk zijn. Hoewel het zorgplan daarop niet ingaat, kan de rechtbank zich voorstellen dat deze vorm van verplichte zorg onder omstandigheden wel op een veilige manier ambulant verleend kan worden. Gebruik makend van de mogelijkheid die de wet biedt in artikel 6:4, tweede lid, Wvggz, zal de rechtbank ook deze vorm van verplichte zorg toewijzen. Met beperkingen in de vrijheid om zijn eigen leven in te richten wordt dan aldus bedoeld dat betrokkene bij afgesproken contactmomenten aanwezig zal moeten zijn en de zorgverantwoordelijke in zijn woning zal moeten toelaten.
2.10.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. De rechtbank stemt daarom in met de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz, te weten:
toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychotische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
beperken van de bewegingsvrijheid;
aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten;
opnemen in een accommodatie.
2.11.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.12.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.13.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden, en geldt aldus tot en met 24 augustus 2020.

3.Beslissing

De rechtbank:
- verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [1987] te [geboorteplaats] , inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten;
- opnemen in een accommodatie;
- toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 24 augustus 2020.
Deze beschikking is op 24 februari 2020 mondeling gegeven door mr. T. Dopheide, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door mr. Z.E.W. Fuchs als griffier, en op 9 maart schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.