ECLI:NL:RBMNE:2020:987

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 februari 2020
Publicatiedatum
17 maart 2020
Zaaknummer
C/16/496385 / FA RK 20/812
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 februari 2020 uitspraak gedaan over een verzoek tot verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 29 januari 2020 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1982 in Turkije. De mondelinge behandeling vond plaats op 21 februari 2020, waarbij de advocaat van de betrokkene en een casemanager aanwezig waren. De officier van justitie was niet verschenen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, met ernstige gevolgen voor zijn gezondheid en gedrag. De advocaat van de betrokkene voerde aan dat de betrokkene niet aanwezig was omdat hij aan het werk was en dat het goed met hem ging. Hij pleitte voor een minder ingrijpende zorgmachtiging, maar de rechtbank oordeelde dat de verzochte vormen van verplichte zorg niet proportioneel waren. De rechtbank heeft de verzoeken tot opname en andere vormen van verplichte zorg afgewezen, maar heeft wel een zorgmachtiging verleend voor het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid van de betrokkene, zodat hij contact moet houden met de zorgverantwoordelijke.

De rechtbank concludeerde dat de zorgmachtiging noodzakelijk was om de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren en dat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar waren. De zorgmachtiging is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 24 augustus 2020. De beschikking is mondeling gegeven door rechter T. Dopheide en schriftelijk uitgewerkt door griffier Z.E.W. Fuchs.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling familierecht
Locatie: Utrecht
Zaaknummer: C/16/496385 / FA RK 20/812
Betrokkenenummer: [betrokkenenummer]
Machtiging tot verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 24 februari 2020, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene]
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] (Turkije),
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. K.N. Holtrop.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 29 januari 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging. Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring d.d. 22 januari 2020;
- het zorgplan inclusief bijlagen;
- de bevindingen van de geneesheer directeur;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet BOPZ en de Wvgzz;
- de strafvorderlijke gegevens.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 21 februari 2020, in het gebouw van de rechtbank op de locatie Utrecht.
1.3.
Daarbij heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- de advocaat
- de heer [A] , casemanager bij de instelling [naam instelling] .
1.4.
De officier van justitie is niet verschenen bij de mondelinge behandeling.
1.5.
De rechtbank heeft op 24 februari 2020 uitspraak gedaan en een kennisgeving mondelinge uitspraak aan de advocaat van betrokkene en aan de vertegenwoordiger van de instelling verstrekt.

2.Beoordeling

2.1.
In het verzoekschrift is, op grond van het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur, verzocht om aan betrokkene de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz te mogen verlenen. Het gaat dan om:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychotische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
c. insluiten;
d. uitoefenen van toezicht op betrokkene;
g. controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
j. opnemen in een accommodatie.
2.2.
De advocaat heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat betrokkene niet aanwezig is omdat hij aan het werk is. Hij is op 4 februari 2020 met ontslag gegaan. De advocaat stelt dat het goed gaat met betrokkene en dat hij heeft aangegeven dat hij graag een machtiging zou willen, zoals voorheen de voorwaardelijke machtiging. Dat werkte goed voor hem. De advocaat voert verweer tegen de verzochte vormen van verplichte zorg. Het gaat goed met betrokkene en er is zelfs de mogelijkheid om een zelfbindingsverklaring op te stellen. Als er een zorgmachtiging wordt verleend dan zouden de vormen van verplichte zorg volgens de advocaat enkel controle moeten zijn op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen en het toedienen van medicatie en de controle hierop. Nu wordt er ook gecontroleerd of betrokkene niet te veel blowt en krijgt hij medicatie in de vorm van een depot. Een zorgmachtiging, in ieder geval met de nu verzochte vormen van verplichte zorg, is niet proportioneel. Als opname op enig moment noodzakelijk zou worden, dan kan de instelling op elk moment een wijziging van de zorgmachtiging verzoeken en indien noodzakelijk tijdelijk verplichte zorg verlenen als bedoeld in artikel 8:11 van de Wvggz.
2.3.
De casemanager heeft betrokkene twee weken geleden gezien. Betrokkene was aan de drukke kant. Het ging wel al beter in vergelijking met de periode van opname. Betrokkene heeft ziektebesef maar geen ziekte-inzicht. Als het slechter met betrokkene gaat dan bagatelliseert of ontkent hij dat. Ten aanzien van de verzochte vormen van verplichte zorg stelt hij dat deze vormen zijn gevraagd om te kunnen anticiperen op mogelijke ontwikkelingen waarbij het slechter gaat met betrokkene waarbij, in het uiterste geval opname en insluiting aan de orde zou zijn. Nu is daar nog geen sprake van. Als het minder goed gaat met betrokkene dan gaat het echter snel slechter. Om die reden pleit de casemanager ervoor om de zorgmachtiging met de verzochte vormen van verplichte zorg te verlenen.
2.4.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van bipolaire-stemmingsstoornissen en middelgerelateerde en verslavingsstoornissen.
2.5.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische;
- ernstige immateriële schade;
- de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept.
2.6.
Om het ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene zodanig te herstellen dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, heeft betrokkene zorg nodig.
2.7.
De rechtbank constateert dat met het beeld van betrokkene nu de verwachting is dat ambulante zorg voldoende zal zijn om het ernstig nadeel af te wenden. Betrokkene heeft voorafgaand aan de situatie die leidde tot de crisismaatregel en de voortzetting daarvan geruime tijd een voorwaardelijke machtiging gehad, die niet is geconverteerd. Nu het met betrokkene weer beter gaat is een opname dan ook niet aan de orde, noch zijn er concrete omstandigheden om aan te nemen dat die binnen afzienbare termijn aan de orde zal komen. De rechtbank is om die reden van oordeel dat opname in een accommodatie alsmede de verplichte vormen van zorg die daarmee samenhangen niet proportioneel zijn. De rechtbank zal dan ook de verplichte vormen als genoemd in overweging 2.1, onder b, c, d en j, afwijzen.
2.8.
Ten aanzien van het toedienen van medicatie – naar de rechtbank begrijpt zijn toediening van vocht en voeding niet aan de orde – overweegt de rechtbank het volgende. Uit het zorgplan en het besprokene ter zitting blijkt dat betrokkene overwegend vrijwillig zijn medicatie inneemt. Wanneer weigeren van medicatie vaker voor zal komen zal gedwongen medicatie in de vorm van een depot geïndiceerd zijn. Op grond van artikel 2.2, lid 1, onder a, van het Besluit verplichte geestelijke gezondheidszorg, kan ambulante verplichte zorg uitsluitend worden toegepast indien de zorgverantwoordelijke voorafgaand aan het vaststellen van het zorgplan overleg heeft gepleegd met ten minste één andere deskundige als bedoeld in artikel 5:13, derde lid, onderdeel d, van de Wvggz, over de wijze waarop toezicht op de betrokkene moet worden gehouden om diens veiligheid voldoende te borgen, en in het zorgplan is beschreven op welke wijze dat toezicht wordt gerealiseerd. Kort gezegd: de veiligheid van de zorgverlener(s) bij toepassing van de verplichte vorm van zorg dient gewaarborgd te zijn. De rechtbank constateert dat het zorgplan in dit geval geen beschrijving biedt van de manier waarop die veiligheid gewaarborgd wordt in het geval van gedwongen medicatie. Dat maakt dat de rechtbank van oordeel is dat gedwongen medicatie alleen aan de orde kan zijn in het geval betrokkene is opgenomen in een accommodatie. Gelet op wat daarover onder 2.3 is overwogen zal de rechtbank ook deze vorm van verplichte zorg afwijzen. Dat geldt dan ook voor de daarmee samenhangende vormen van verplichte zorg, te weten het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychotische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening.
2.9.
Ter zitting is besproken dat in de ambulante setting met name van belang is dat toezicht wordt gehouden op de frequentie waarmee betrokkene blowt. Daarvoor is nodig dat betrokkene contact heeft met de zorgverantwoordelijke en deze toelaat tot zijn woning op de daarvoor bepaalde momenten. De rechtbank begrijpt dit aldus, dat aan betrokkene zekere beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten worden opgelegd, doordat hij op die contactmomenten aanwezig zal moeten zijn en de zorgverantwoordelijke in zijn woning zal moeten toelaten. Gebleken is in het verleden dat betrokkene daar aan heeft meegewerkt. Bij de mondelinge behandeling heeft de advocaat aangegeven dat betrokkene voortzetting van de gang van zaken onder een voorwaardelijke machtiging onder de BOPZ nastreeft. De rechtbank leidt daaruit af dat betrokkene ook bereid is mee te werken aan het nakomen van de contactmomenten. Hoewel het zorgplan daarop niet ingaat, kan de rechtbank zich voorstellen dat deze vorm van verplichte zorg onder omstandigheden wel op een veilige manier ambulant verleend kan worden. Gebruik makend van de mogelijkheid die wordt gegeven in artikel 6:4, tweede lid, Wvggz, zal de rechtbank dan ook de volgende vorm van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz, verlenen:
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten. Concreet betekent dit dat betrokkene de afspraken met de zorgverantwoordelijken zal moeten nakomen en hen zal moeten toelaten in zijn woning op de daarvoor bepaalde momenten.
2.10.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.11.
De onder 2.9 beschreven vorm van verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.12.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden, en geldt aldus tot en met 24 augustus 2020.

3.Beslissing

De rechtbank:
- verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] (Turkije), inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten;
- bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 24 augustus 2020.
Deze beschikking is op 24 februari 2020 mondeling gegeven door mr. T. Dopheide, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door mr. Z.E.W. Fuchs als griffier en op 9 maart 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.