Uitspraak
[handelsnaam], wonende te [woonplaats] ,
Rechtbank Midden-Nederland
Op 17 februari 2020 vond een mondelinge uitspraak plaats in de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, in de zaak tussen eiser [eiser] en verweerder [verweerder]. Eiser had een vordering ingesteld tegen verweerder, die als verhuurmakelaar optrad, en stelde dat verweerder tekort was geschoten in zijn zorgplicht. Verweerder had schriftelijk verweer gevoerd en een tegenvordering ingesteld. Tijdens de zitting waren beide partijen vertegenwoordigd door hun advocaten, mr. T.A. Timmermans en mr. G.R.E. Prudon. De rechter, mr. M.J. Slootweg, deed na de mondelinge behandeling uitspraak.
De rechtbank wees de vordering van eiser af en veroordeelde hem tot betaling van de proceskosten van verweerder, die waren begroot op € 3.062,00, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechter oordeelde dat verweerder had voldaan aan de eisen die aan een redelijk handelend verhuurmakelaar gesteld mogen worden. Eiser had onvoldoende bewijs geleverd dat verweerder zijn zorgplicht had geschonden. Verweerder had de identiteit, betaalhistorie en inkomen van de huurders gecontroleerd en had een kredietcheck uitgevoerd, wat positief was uitgevallen. De rechter concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de kredietwaardigheid van de huurders.
Op de tegenvordering van verweerder werd deze afgewezen, en verweerder werd veroordeeld in de proceskosten van eiser. De rechter verklaarde de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad. De uitspraak benadrukte de zorgplicht van verhuurmakelaars en de verwachtingen die partijen van elkaar mogen hebben in dergelijke overeenkomsten.