4.3De uitgangspunten voor de beoordeling door verweerder van de re-integratie-inspanningen die van de werknemer en werkgever worden verwacht zijn neergelegd in de "Beleidsregels beoordelingskader poortwachter" (de Beleidsregels). Bij de beoordeling van de inspanningen staat het bereikte resultaat voorop. Als een bevredigend resultaat is bereikt, is volgens het beoordelingskader voldaan aan de wettelijke eis dat werkgever en werknemer in redelijkheid konden komen tot de re-integratie-inspanningen die zijn verricht. Een bevredigend resultaat is bereikt als sprake is van een (gedeeltelijke) werkhervatting, die aansluit bij de resterende functionele mogelijkheden van de werknemer.
Indien geen bevredigend resultaat is bereikt, zal overeenkomstig de Beleidsregels bij de beoordeling worden ingezoomd op datgene wat door de werkgever en werknemer daadwerkelijk ondernomen is. Indien het Uwv de inspanningen van de werkgever op basis van het beoordelingskader wel voldoende acht, wordt geen loonsanctie opgelegd. Dat is evenmin het geval als het Uwv de re-integratie-inspanningen weliswaar onvoldoende acht, maar tot het oordeel komt dat de werkgever daarvoor een deugdelijke grond heeft. Van werkgever en werknemer worden geen re-integratie-inspanningen meer verlangd wanneer de werknemer geen mogelijkheden meer heeft tot het verrichten van arbeid in het eigen bedrijf of bij een andere werkgever.
5. Eiseres voert aan dat verweerder een onzorgvuldig medisch onderzoek heeft verricht omdat de informatie van de huidige bedrijfsarts niet in de beoordeling is betrokken en omdat is nagelaten informatie bij de behandelend sector op te vragen. Eiseres voert verder aan dat verweerder niet aan zijn bewijslast heeft voldaan en onvoldoende heeft gemotiveerd dat zonder deugdelijke grond re-integratiekansen zijn gemist. De taken en uren van werkneemster zijn stapsgewijs uitgebreid. Als gevolg van haar beperkte belastbaarheid, het zoeken naar een juiste behandeling voor de medische problematiek van werkneemster en de intensiteit van de therapieën/behandelingen, was een snellere opbouw in uren niet mogelijk. De bedrijfsarts heeft de medische informatie van de behandelaar van werkneemster betrokken bij zijn belastbaarheidsoordeel. Eiseres heeft in het tweede spoor een werkervaringsplek voor werkneemster gerealiseerd. Ook daar is slechts een beperkte uitbreiding in uren haalbaar gebleken. Eiseres wijst erop dat werkneemster aan de arbeidsdeskundige van het Uwv heeft bevestigd niet meer uren te kunnen werken en/of geen andere werkzaamheden te kunnen verrichten.
6. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is in haar rapport van 21 september 2018 ingegaan op de verzuimnotitie van de arts van 7 mei 2018. Ook blijkt uit de rapporten van de verzekeringsartsen van het Uwv dat informatie van de psychiater en de GZ-psycholoog van PsyQ van 13 april 2017 bij de oordeelsvorming is betrokken. Niet is gebleken dat werkneemster nog elders onder behandeling was. De rechtbank concludeert daarom dat van een onzorgvuldig onderzoek geen sprake is.
7. De rechtbank kan het standpunt van verweerder volgen dat vanaf 2017 onvoldoende re-integratie-inspanningen zijn verricht en dat de (bedrijfs)arts van eiseres niet medisch heeft onderbouwd waarom uitbreiding in uren niet mogelijk was. De verzekeringsarts heeft in zijn rapport van 21 februari 2018 onder meer uiteengezet dat er, gelet op de re-integratie-activiteiten tot op heden, de indruk ontstaat dat er al langer sprake is van een stagnatie, dat werkneemster al vanaf begin 2017 werkzaam was voor een beperkt aantal uren en dat de urenbeperking gehandhaafd bleef. Hij ziet op basis van zijn eigen onderzoeksbevindingen onvoldoende argumenten om de in maart 2017 opgelegde forse urenbeperking gedurende de verzuimperiode te handhaven. Hij acht werkneemster gedurende één dag per week minder beschikbaar wegens de lopende behandeling en een recuperatietijd.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapport van 21 september 2018 gemotiveerd, mede onder verwijzing naar een rapport van de arts van eiseres van 7 mei 2018, dat er geen medische argumenten zijn om af te wijken van de primaire beoordeling.
8. De rechtbank ziet in de medische stukken van de (bedrijfs)arts, te weten de periodieke evaluaties, de spreekuurverslagen, het Actueel Oordeel van 27 november 2017 en de bijbehorende medische inhoudelijke toelichting van diezelfde datum, dat werkneemster aanvankelijk een aantal uur per week vanuit huis heeft gewerkt, daarna op kantoor is gaan werken, dat in maart 2017 het aantal uren is uitgebreid naar 2 keer 3,5 uur per week en dat vanaf medio 2017 spoor 2 is ingezet. Uit het laatste spreekuurverslag van 29 november 2017 blijkt dat werkneemster kans heeft op een werkervaringsplek en dat ze nog steeds 2 keer 3,5 uur per week werkt. Uit deze medische stukken blijkt op geen enkele wijze op grond van welke medische overwegingen de (bedrijfs)arts van mening was dat een uitbreiding van het aantal werkuren per week in de loop van 2017 niet mogelijk was. Ook ter zitting heeft eiseres, noch haar arts-gemachtigde een nadere medische onderbouwing gegeven voor haar stelling dat uitbreiding van uren niet mogelijk was. Dat verweerder werkneemster uiteindelijk een WIA-uitkering heeft toegekend, gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, kan niet als onderbouwing dienen. Deze toekenning heeft immers lange tijd nadien plaatsgevonden, met ingang van 10 maart 2019. Bovendien blijkt uit het rapport van 26 februari 2019 van de arbeidsdeskundige, dat is opgemaakt in verband met de WIA-beoordeling, dat werkneemster blijkens de Functionele Mogelijkhedenlijst van 4 februari 2019 in staat werd geacht 5 uur per dag en 25 uur per week te werken. De rechtbank betrekt bij haar oordeel dat de arbeidsdeskundige van Margolin in zijn rapport van 25 april 2017 eiseres heeft geadviseerd een deskundigenonderzoek aan te vragen om de plausibiliteit van de vastgestelde belastbaarheid te toetsen. Eiseres heeft dat niet gedaan.
De arbeidskundige beoordeling
9. Eiseres heeft aangevoerd dat uit het rapport van de arbeidsdeskundige van Margolin blijkt dat het eigen werk van werkneemster niet passend was (te maken) en dat er geen andere passende functies bij de eigen werkgever waren.
10. De rechtbank kan de arbeidskundige beoordeling van verweerder volgen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 22 oktober 2018
geconcludeerd dat in het onderzoek van de arbeidsdeskundige van Margolin niet onderbouwd is aangetoond dat er binnen spoor 1 geen mogelijkheden voor aangepast eigen werk dan wel ander passend werk voor werkneemster waren. In het rapport van Margolin ontbreekt een onderzoek naar (verdere) aanpassingen in de eigen functie en er is geen onderbouwing gegeven voor het standpunt dat aanpassingen niet mogelijk zijn. Evenmin is onderbouwd dat er geen andere passende functies bij eiseres zijn die aansluiten bij de mogelijkheden van werkneemster. Er is volstaan met de zeer algemene stelling dat kantoorfuncties teveel vergen van de belastbaarheid van werkneemster en productiefuncties te hectisch zijn. Een onderzoek naar de mogelijkheden om binnen de aanwezige kantoorfuncties voor werkneemster geschikte taken te isoleren is niet aangeleverd. De rechtbank voegt hieraan toe dat eiseres ook geen deskundigenonderzoek heeft verzocht om de re-integratie-inspanningen binnen spoor 1 te laten toetsen. De beroepsgrond van eiseres slaagt niet.
11. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht geconcludeerd dat eiseres onvoldoende re-integratie-activiteiten heeft verricht en dat er voor de tekortkomingen in de re-integratie geen deugdelijke grond bestaat. Verweerder heeft dan ook terecht aan eiseres een loonsanctie opgelegd. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.