ECLI:NL:RBMNE:2020:925

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 februari 2020
Publicatiedatum
11 maart 2020
Zaaknummer
C16/17/110 R
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.A.M. Penders
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de schuldsanering voor een persoon met nalatigheid in sollicitatieplicht en nieuwe schulden

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 februari 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de schuldsanering van [A], die gedurende het eerste jaar nalatig is geweest in het voldoen aan haar sollicitatieplicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat [A] gedurende 24 maanden niet aan de (aanvullende) sollicitatieverplichting heeft voldaan en dat er een nieuwe schuld is ontstaan bij de Belastingdienst van € 5.142,- in verband met een terugvordering van toeslagen. De rechtbank oordeelt dat deze tekortkomingen voldoende grond vormen om [A] de schone lei te onthouden.

De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende documenten, waaronder het eindverslag van de bewindvoerder en eerdere vonnissen. Tijdens de zitting heeft de advocaat van [A] aangevoerd dat er factoren zijn die de nalatigheid van [A] niet volledig aan haar kunnen worden toegerekend. De saneringsbewindvoerder heeft echter benadrukt dat [A] herhaaldelijk op haar verplichtingen is gewezen en dat haar tekortkomingen niet van geringe betekenis zijn.

De rechtbank heeft besloten om de looptijd van de schuldsaneringsregeling met 12 maanden te verlengen, waardoor de regeling nu 48 maanden zal duren. De rechtbank heeft ook bepaald dat alle reguliere verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling van toepassing blijven. Indien [A] zich niet aan deze verplichtingen houdt, zal de saneringsbewindvoerder een verzoek tot tussentijdse beëindiging van de regeling indienen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/17/110 R
uitspraakdatum: 6 februari 2020
uitspraak op grond van artikel 349a van de Faillissementswet
(“verlenging schuldsanering”)
enkelvoudige kamer
Bij vonnis van deze kamer van 2 februari 2017 is de schuldsanering uitgesproken ten aanzien van:
[A] ,
geboren op [1972] te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
hierna: [A]

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
- de aantekeningen van het verhoor door de rechter-commissaris op 28 maart 2018;
- het vonnis van 22 februari 2019 inzake de afwijzing van het verzoek tot
tussentijdse beëindiging;
- het vonnis van 26 november 2019 inzake de afwijzing van het verzoek tot
tussentijdse beëindiging;
- het eindverslag van de bewindvoerder van 24 oktober 2019;
- de update van de bewindvoerder van 28 januari 2020.
1.2.
Op 30 januari 2020 heeft een terechtzitting als bedoeld in artikel 353 Fw plaatsgevonden. Op deze terechtzitting zijn [A] en haar partner, bijgestaan door mr. J.M. van de Linden, en mevrouw M.C.C. Ording, saneringsbewindvoerder, verschenen.

2.De feiten en standpunten

2.1.
[A] is gehuwd met de heer [B] . [A] heeft rug-en beenklachten. [A] is op aanwijzing van de rechter-commissaris medisch gekeurd. De verzekeringsarts acht haar geschikt voor loonvormend werk voor 36 uur per week. Momenteel ontvangt [A] een Zw-uitkering vanwege een operatie die zij recent heeft ondergaan. Volgens het eindverslag van de saneringsbewindvoerder is er € 61.651,76 aan vorderingen ingediend door 33 schuldeisers. Het boedelsaldo bedroeg op 28 januari 2020 € 41.246,80.
2.2.
De saneringsbewindvoerder constateert in haar update van 28 januari 2020 dat [A] niet heeft voldaan aan één of meer verplichtingen die voortvloeien uit de schuldsaneringsregeling. [A] is onder meer tekortgeschoten in haar sollicitatieverplichting. Vanaf de datum toelating heeft [A] 12 maanden in geheel niet voldaan aan de sollicitatieplicht en 12 maanden heeft zij niet voldaan aan de aanvullende sollicitatieverplichting. Daarnaast is er nieuwe schuld ontstaan bij de Belastingdienst van
€ 5.142,- in verband met een terugvordering van meerdere toeslagen.
2.3.
De saneringsbewindvoerder adviseert de rechtbank om [A] geen schone lei te verlenen.
2.4.
Mr. Van der Linden heeft ter zitting namens [A] het volgende naar voren gebracht. Bij [A] is er wel sprake van een tekortkoming in de sollicitatieverplichting, maar er zijn factoren die maken dat haar dit niet volledig valt aan te rekenen. De advocaat komt uit op een termijn van maximaal 16 à 17 maanden waarin [A] niet heeft voldaan aan haar sollicitatieverplichting. De saneringsbewindvoerder en de rechtbank hebben daarnaast haar controlerende functie niet correct uitgevoerd. De schuldsaneringsregeling had in een eerder stadium al verlengd kunnen worden. Een verlenging aan het eind van de looptijd komt als een schok voor [A] . Daarnaast is er inmiddels een regeling getroffen met de Belastingdienst voor de nieuwe schulden. De advocaat is van mening dat de tekortkomingen van een geringe betekenis zijn.
2.5.
De saneringsbewindvoerder heeft ter zitting naar voren gebracht dat [A] bij toelating tot de schuldsaneringsregeling, tijdens het verhoor door de rechter-commissaris en in beide vonnissen herhaaldelijk is gewezen op de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling. Omdat [A] achteraf of pas ter zitting informatie verstrekte, liep de bewindvoerder constant achter de feiten aan en was zij niet in staat om tijdig te gewenste actie te ondernemen. Het niet voldoen aan de informatieplicht is volledig te wijten aan [A] en kan de saneringsbewindvoerder niet worden tegengeworpen.
2.6.
[A] heeft ter zitting erkend dat zij gedurende het eerste jaar nalatig is geweest en dat de tekortkomingen haar aan te rekenen zijn. [A] wil wel in aanmerking komen voor een schone lei.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank is van oordeel dat [A] zich niet aan de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen heeft gehouden, nu zij gedurende
24 maanden niet aan de (aanvullende) sollicitatieverplichting heeft voldaan en er een nieuwe schuld is ontstaan. Deze toerekenbare tekortkomingen vormen op zichzelf voldoende grond om aan [A] op dit moment de schone lei te onthouden.
3.2.
[A] is zowel tijdens het verhoor door de rechter-commissaris als in beide vonnissen van respectievelijk 22 februari 2019 en 26 september 2019 duidelijk op de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling, en de mogelijke consequenties van het niet nakomen, gewezen. Nu [A] zelf heeft verklaard dat zij gedurende het eerste jaar nalatig is geweest kan er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake zijn van een geringe tekortkoming.
3.3.
Er is een nieuwe schuld ontstaan bij de Belastingdienst van € 5.142,- in verband met een terugvordering van meerdere toeslagen. Toeslagen zijn een voorschot gebaseerd op het (jaar) inkomen. Bij [A] en haar partner is er sprake geweest van wisselende inkomsten. Wisselende inkomsten hebben gevolgen voor de hoogte van de toeslagen. Het is algemeen bekend dat wijzigingen in de persoonlijke situatie, die van invloed zijn op de toeslagen, zelfs als deze direct worden doorgegeven aan de Belastingdienst, kunnen leiden tot een verplichting tot terugbetaling. In situaties waarin een wijziging niet direct wordt doorgegeven loopt men het risico dat te veel ontvangen toeslagen terugbetaald moeten worden. [A] en haar partner hebben de wijzigingen niet (tijdig) doorgegeven en ook geen reservering gemaakt voor een terugvordering. De nieuwe schuld van € 5.142,- is naar het oordeel van de rechtbank bovenmatig en, hoewel wellicht verklaarbaar, geen tekortkoming van geringe betekenis. De schuldsaneringsregeling is er juist op gericht om geen nieuwe schulden te laten ontstaan en de bestaande schulden te saneren.
3.4.
De oorspronkelijke doelstelling van de wettelijke schuldsaneringsregeling is onder andere het voorkomen dat natuurlijke personen tot in lengte van dagen door schuldeisers achtervolgd worden. De schuldsaneringsregeling dient een daadwerkelijke oplossing te zijn voor mensen met financiële problemen, eventueel ondersteund door andersoortige hulpverlening.
3.5.
De consequenties van het onthouden van een schone lei zijn drastisch want alle schulden zullen dan weer herleven en via deurwaarders zullen de schuldeisers opnieuw proberen hun opengevallen vorderingen op [A] te innen. Daar komt bij dat [A] conform artikel 288, lid 2 onder d Fw de toegang tot opnieuw de saneringsregeling voor 10 jaar ontzegd wordt.
3.6.
De schuldsaneringsregeling zal daarom niet worden beëindigd. De rechtbank ziet aanleiding om de looptijd van de regeling te verlengen met 12 maanden. Daarom zal de termijn als bedoeld in artikel 349a, lid 3 Fw op 48 maanden worden bepaald. De rechtbank ziet geen aanleiding om [A] gedurende de verlenging vrij te stellen van enige verplichtingen van de saneringsregeling. Derhalve blijven alle reguliere verplichtingen volgend uit de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing.
3.7.
Indien [A] zich hieraan niet gaat houden, dan verwacht de rechtbank van de saneringsbewindvoerder onmiddellijk een verzoek om de regeling alsnog tussentijds te beëindigen.

4.Beslissing

De rechtbank:
- bepaalt dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt verlengd;
- stelt de termijn als bedoeld in artikel 349a Fw, gedurende welke de toepassing van de schuldsanering van kracht is, vast op 48 maanden te rekenen vanaf de dag van de uitspraak tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, derhalve tot 2 februari 2021;
- bepaalt dat gedurende de verlenging voor [A] alle reguliere uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen blijven bestaan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. Penders en in het openbaar uitgesproken op
6 februari 2020. [1]