Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/17/147 R
uitspraakdatum: 5 maart 2020
uitspraak op grond van artikel 354 van de Faillissementswet
(“einduitspraak met schone lei na verificatievergadering”)
enkelvoudige kamer
Bij vonnis van deze kamer van 6 maart 2017 is de schuldsanering uitgesproken ten aanzien van:
[schuldenaar] ,
geboren op [geboortedatum] -1970 te [geboorteplaats] (Iran),
wonende [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
hierna: schuldenaar.
1.De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 6 december 2019 ter griffie van deze rechtbank ingekomen eindverslag van de bewindvoerder, het schrijven van de bewindvoerder van 20 februari 2020 en de mondelinge behandeling van de beëindiging van de regeling op 27 februari 2020. Hierbij zijn verschenen en gehoord:
- schuldenaar;
- mevrouw [A] , bewindvoerder;
- de heer mr. M.J. de Jong, advocaat van schuldenaar;
- de heer [B] , beschermingsbewindvoerder van schuldenaar, en;
- de heer [C] , begeleider van schuldenaar.
1.2.
De uitspraak is bepaald op heden.
2.De feiten
2.1.
In haar eindverslag heeft de bewindvoerder de rechtbank geadviseerd om schuldenaar niet de schone lei te verlenen. Schuldenaar heeft zich namelijk gedurende de regeling niet voldoende naar behoren aan de verplichtingen gehouden. Zo wordt de informatieverplichting al de gehele regeling slecht nagekomen en heeft schuldenaar gedurende de regeling niet naar behoren aan zijn (aanvullende) sollicitatieverplichting voldaan. Daarnaast heeft schuldenaar een kleine boedelachterstand laten ontstaan.
2.2.
In haar schrijven van 20 februari 2020 heeft de bewindvoerder gemeld dat zich geen significante wijzigingen hebben voorgedaan ten opzichte van het eindverslag.
2.3.
Ter zitting heeft de bewindvoerder gemeld dat de ontbrekende informatiestukken inmiddels zijn aangeleverd door de beschermingsbewindvoerder van schuldenaar. De overige tekortkomingen blijven echter nog wel bestaan. De bewindvoerder vindt het lastig om een advies uit te brengen over het wel of niet verlenen van de schone lei. Schuldenaar heeft zich namelijk niet geheel aan de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling gehouden en gelet hierop zou hem daarom geen schone lei toekomen. Echter, de bewindvoerder vraagt zichzelf af, gelet op de persoonlijke omstandigheden van schuldenaar, of hij in staat was/is om aan deze verplichtingen te voldoen.
2.4.
Ter zitting heeft de advocaat van schuldenaar bepleit dat schuldenaar – ondanks de tekortkomingen in zijn regeling - toch de schone lei dient te worden toegekend. De door de bewindvoerder vastgestelde tekortkomingen worden niet betwist, maar schuldenaar heeft zich gedurende de regeling wel maximaal ingespannen om de verplichtingen zo goed mogelijk na te komen. Zo heeft hij hulp gezocht voor het solliciteren (bij de heer [C] ) en heeft hij ook met deze hulp (aanvullend) gesolliciteerd. Echter niet volgens de richtlijnen van de schuldsaneringsregeling. Daarnaast staat schuldenaar onder beschermingsbewind. Verwacht mag worden dat de beschermingsbewindvoerder een groot gedeelte van de voor de schuldsaneringsregeling relevante informatiestukken aan de bewindvoerder verstuurt. Dit is in de regeling van schuldenaar echter niet (altijd) gebeurd. Voorts heeft een eventuele verlenging van de regeling van schuldenaar geen zin. Schuldenaar is door de rechter-commissaris namelijk voor 16 uur per week vrijgesteld van de inspanningsverplichting. Indien schuldenaar 20 uur per week werkt is nog steeds geen sprake van enige afloscapaciteit. Daar komt bij dat schuldenaar sinds november 2019 is ziekgemeld bij zijn werkgever en op dit moment bezig is om te re-integreren. De arbeidscapaciteit van schuldenaar zal daarom op korte termijn niet verbeteren, aldus de advocaat.
3.De beoordeling
3.1.
De schuldsaneringsregeling biedt de schuldenaar de mogelijkheid om na drie jaar een schone lei te krijgen. Tegenover dit perspectief staan een aantal niet lichtvaardig op te vatten verplichtingen. Zo dient schuldenaar gedurende de regeling onder meer de bewindvoerder gevraagd en ongevraagd te informeren, zijn inkomen boven het vrij te laten bedrag af te dragen aan de boedelrekening en zich aantoonbaar tot het uiterste in te spannen om een fulltime dienstbetrekking te verkrijgen. Daarnaast mogen tijdens de regeling ook geen nieuwe schulden ontstaan. Schuldenaar dient tijdens de regeling een actieve houding te hebben bij het nakomen van deze verplichtingen.
3.2.
De rechtbank oordeelt dat schuldenaar weliswaar in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten, maar dat deze tekortkomingen hem niet geheel vallen te verwijten en daarom buiten beschouwing dienen te blijven. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank stelt vast dat schuldenaar gedurende de gehele regeling niet naar behoren heeft voldaan aan zijn informatieverplichting. Hij informeerde de bewindvoerder vaak niet op tijd en op verzoeken van de bewindvoerder om de ontbrekende informatie toe te sturen werd niet (afdoende) gereageerd. De rechtbank neemt hierbij echter in aanmerking dat de advocaat terecht heeft opgemerkt dat schuldenaar onder beschermingsbewind staat en dat verwacht mag worden dat de beschermingsbewindvoerder (een groot deel) van de benodigde informatie aan de bewindvoerder toestuurt. Op zitting is gebleken dat de beschermingsbewindvoerder zich niet goed had verdiept in het dossier van schuldenaar. Zo wist hij pas sinds kort dat schuldenaar in de schuldsaneringsregeling zat, terwijl het dossier van schuldenaar in april 2019 al aan hem was overgedragen door een kantoorgenoot. Dit verklaart grotendeels waarom de informatieverplichting niet goed is verlopen. Voor de (aanvullende) sollicitatieverplichting geldt dat deze gedurende de regeling ook niet naar behoren door schuldenaar is nagekomen, hoewel hij hier meerdere keren over is geïnformeerd en gewaarschuwd. De rechtbank acht het echter voldoende aannemelijk dat schuldenaar zich naar zijn eigen vermogen maximaal heeft ingezet om wel aan deze verplichting te voldoen, zij het alleen niet op de manier zoals deze in de schuldsaneringsregeling is voorgeschreven. Daarnaast heeft hij ook hulp voor het solliciteren gezocht. Gezien de (huidige) medische toestand van schuldenaar acht de rechtbank het niet aannemelijk dat de arbeidscapaciteit van schuldenaar in de nabije toekomst zal verbeteren.
3.3.
Gelet op voorgaande zal aan schuldenaar daarom de schone lei worden verleend. Geen van de schuldeisers heeft redenen aangevoerd om tot een ander oordeel te komen.
3.4.
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.
4.Beslissing
4.1.
De rechtbank:
- stelt vast dat de schuldenaar niet toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen;
- verleent de schone lei waardoor de na de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling bestaande vorderingen ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregeling werkt, voor zover deze onvoldaan zijn gebleven, niet langer afdwingbaar zijn;
- stelt het salaris van de bewindvoerder, één en ander inclusief onkosten en omzetbelasting, vast op het aanwezig actief tot een bedrag van maximaal € 3.275,16 en brengt dit bedrag ten laste van de schuldenaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. Penders en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2020. [1]