ECLI:NL:RBMNE:2020:842

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 maart 2020
Publicatiedatum
6 maart 2020
Zaaknummer
498295 / HA RK 20-49
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter in beroepschriftprocedure

Op 5 maart 2020 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. A.J.P. Schotman. Het verzoek tot wraking werd ingediend op 28 februari 2020 in het kader van een beroepschriftprocedure met zaaknummer 8266383 UM VERZ 20-32. De wrakingskamer heeft besloten af te zien van een mondelinge behandeling van het verzoek.

De beoordeling van het verzoek is gebaseerd op artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, dat stelt dat een rechter gewraakt kan worden op grond van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek na een einduitspraak in de betreffende zaak is ingediend. Dit betekent dat de rechter op dat moment de zaak niet meer behandelde, waardoor het doel van de wraking niet meer kan worden bereikt.

De wrakingskamer concludeert dat verzoeker niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De griffier is opgedragen om de beslissing toe te zenden aan de betrokken partijen, waaronder de gewraakte rechter en de voorzitter van het team strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Zaaknummer/rekestnummer: 498295 / HA RK 20-49
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 5 maart 2020
op het verzoek in de zin van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) van:
[verzoeker] ,
wonend in [woonplaats] ,
(verder te noemen: verzoeker).

1.De procedure

1.1.
Verzoeker heeft een verzoek ingediend tot wraking van mr. A.J.P. Schotman (verder de rechter) in de beroepschriftprocedure met zaaknummer 8266383 UM VERZ 20-32. Het wrakingsverzoek is op 28 februari 2020 schriftelijk ingediend bij de rechtbank Midden-Nederland.
1.2.
De wrakingskamer heeft, gelet op het onderstaande, afgezien van een mondelinge behandeling.

2.De beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 512 Sv kan elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
2.2.
Het middel van wraking is toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter die tegenover een partij een vooringenomenheid koestert, althans aan een partij die daarover vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter een einduitspraak heeft gedaan omdat de behandeling van de zaak daarmee is geëindigd. De wet voorziet niet in de mogelijkheid om, wanneer de behandeling van de zaak is geëindigd door het wijzen van een einduitspraak, wraking te verzoeken van de rechter die deze uitspraak heeft gedaan.
2.3.
In voornoemde zaak is op 24 februari 2020 mondeling ter terechtzitting beslist. Die beslissing is een eindbeslissing waarmee de behandeling van het beroepschrift is geëindigd. Het wrakingsverzoek is na het wijzen van deze beslissing ingediend. Hieruit volgt dat de rechter de zaak niet meer behandelde op het moment dat het onderhavige wrakingsverzoek werd gedaan. Dat de mondelinge beslissing van de rechter na de zitting nog schriftelijk vastgelegd wordt doet daaraan niet af, omdat de inhoud van de beslissing bij de mondelinge uitspraak reeds vastligt.
2.4.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verzoeker niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het onderhavige wrakingsverzoek.
2.5.
Op grond van deze kennelijke niet-ontvankelijkheid kan, overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 9.1, gelezen in samenhang met paragraaf 4 van het wrakingsprotocol van deze rechtbank, een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek achterwege blijven.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
3.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek;
3.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de gewraakte rechter, andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van het team strafrecht, waarin de rechter werkzaam is en de president van deze rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, en mr. R.J. Praamstra en mr. W.S. Ludwig als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. F.G.T. Russcher-Jansen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2020.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.