ECLI:NL:RBMNE:2020:841
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep op het vertrouwensbeginsel in relatie tot de WAO-uitkering en inkomensbegrip
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 11 februari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontvangt, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres had een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel, omdat zij meende dat zij op basis van eerdere communicatie met een medewerker van het Uwv redelijkerwijs mocht vertrouwen dat haar inkomen als zelfstandige op een bepaalde manier zou worden berekend. De rechtbank volgde het stappenplan voor het vertrouwensbeginsel en oordeelde dat eiseres inderdaad op de e-mail van 17 maart 2016 mocht vertrouwen, waarin werd gesteld dat de belastbare winst uit onderneming en de MKB-winstvrijstelling bepalend zouden zijn voor haar WAO-uitkering, zonder dat de ondernemersaftrek daarbij een rol zou spelen. De rechtbank concludeerde dat er geen zwaarder wegende belangen waren die aan het beroep op het vertrouwensbeginsel in de weg stonden. Het beroep werd gegrond verklaard, het bestreden besluit werd vernietigd en het Uwv werd opgedragen om opnieuw te beslissen op het bezwaar van eiseres, met inachtneming van de uitspraak.