ECLI:NL:RBMNE:2020:820

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 januari 2020
Publicatiedatum
4 maart 2020
Zaaknummer
16/041128-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen minderjarige verdachte voor gekwalificeerde diefstallen en openlijk geweldpleging

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 24 januari 2020, is een minderjarige verdachte aangeklaagd voor twee gekwalificeerde diefstallen en twee openlijk geweldplegingen. De zitting vond plaats op 10 januari 2020, waarbij de verdachte aanwezig was, wat resulteerde in een vonnis op tegenspraak. De rechtbank heeft de zaak achter gesloten deuren behandeld, gezien de minderjarigheid van de verdachte. Tijdens de zitting zijn de verdachte, zijn advocaat mr. J.P.M. Denissen, en de officier van justitie mr. H.M. Gorter gehoord.

De tenlastelegging omvatte onder andere de diefstal van een tas met kleding van slachtoffer 1, waarbij geweld is gebruikt, en openlijk geweld tegen slachtoffers 2 en 3. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De officier van justitie heeft betoogd dat de verdachte alle feiten heeft gepleegd, terwijl de verdediging aanvoerde dat niet kon worden bewezen dat de verdachte betrokken was bij de diefstal van de tas van slachtoffer 1.

De rechtbank heeft op basis van de bewijsmiddelen, waaronder getuigenverklaringen en camerabeelden, geconcludeerd dat de verdachte samen met medeverdachten heeft samengewerkt bij de gepleegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en heeft een leerstraf van 35 uur en een werkstraf van 120 uur opgelegd, met een voorwaardelijk gedeelte van 40 uur. De rechtbank heeft ook schadevergoeding aan slachtoffer 2 toegewezen, terwijl de vordering van slachtoffer 3 niet-ontvankelijk werd verklaard wegens onvoldoende onderbouwing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/041128-19; 16/652682-18 en 16/652006-19 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 24 januari 2020
in de strafzaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De zitting was op 10 januari 2020. Omdat [voornaam van verdachte] bij deze zitting aanwezig was, is juridisch gezien sprake van een vonnis op tegenspraak. De zitting heeft achter gesloten deuren plaatsgevonden, omdat [voornaam van verdachte] minderjarig is. Dit betekent dat er geen publiek in de zittingszaal aanwezig mocht zijn.
De rechtbank heeft tijdens de zitting gesproken met en geluisterd naar [voornaam van verdachte] zelf, zijn advocaat mr. J.P.M. Denissen en de officier van justitie mr. H.M. Gorter.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt [voornaam van verdachte] ervan dat hij meerdere strafbare feiten heeft gepleegd, die op verschillende dagvaardingen staan vermeld. De volledige verdenking is in de bijlage bij dit vonnis opgenomen. Samengevat weergegeven komt deze verdenking er (na wijziging van de tenlastelegging) op neer dat:
de dagvaarding met parketnummer 16/652682-18
[voornaam van verdachte] op 15 september 2018 samen met een of meer anderen ’s nachts een Twixverpakking zou hebben gestolen van een onbekend persoon;
[voornaam van verdachte] op 15 september 2018 samen met een of meer anderen ’s nachts een tas (met kleding) zou hebben gestolen van [slachtoffer 1] , waarbij door [voornaam van verdachte] en/of die ander(en) geweld zou zijn gebruikt of zou zijn gedreigd met
geweld;
de dagvaarding met parketnummer 16/652006-19
[voornaam van verdachte] op 24 januari 2019 samen met een of meer anderen in het openbaar geweld zou hebben gepleegd tegen [slachtoffer 2] ;
de dagvaarding met parketnummer 16/041128-19
primair: [voornaam van verdachte] op 18 februari 2019 samen met een of meer anderen in het openbaar geweld zou hebben gepleegd tegen [slachtoffer 3] ;
subsidiair: [voornaam van verdachte] op 18 februari 2019 [slachtoffer 3] zou hebben mishandeld.
De dagvaarding met parketnummer 16/041128-19 is zo opgebouwd dat de rechtbank eerst moet kijken of kan worden bewezen dat [voornaam van verdachte] samen met een of meer anderen in het openbaar geweld heeft gepleegd tegen de heer [slachtoffer 3] (de ‘primaire verdenking’). Als de rechtbank vindt dat dat niet kan worden bewezen, moet zij kijken of wel kan worden bewezen dat [voornaam van verdachte] de heer [slachtoffer 3] heeft mishandeld (de ‘subsidiaire verdenking’).

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen [voornaam van verdachte] , moet zij kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mocht [voornaam van verdachte] vervolgen en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat kan worden bewezen dat [voornaam van verdachte] alle feiten waarvan hij wordt verdacht heeft gepleegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat stelt dat [voornaam van verdachte] niet kan worden veroordeeld voor de diefstal van de tas met kleding van de heer [slachtoffer 1] , aangezien hij vindt dat niet kan worden bewezen dat [voornaam van verdachte] een aandeel had in deze diefstal. Volgens de advocaat kan wel worden bewezen dat [voornaam van verdachte] de andere feiten heeft gepleegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
de dagvaarding met parketnummer 16/652682-18 [1]
Bewijsmiddelen
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 15 september 2018 omstreeks 2:30 uur op zijn fiets door de [locatie 1] te Utrecht reed. Met één hand had hij een tas vast. In deze tas zat zijn werkkleding. Hij zag halverwege de tunnel drie jongens lopen. Zij kwamen hem tegemoet lopen. Toen hij de jongens passeerde, zag hij dat de linker jongen naar hem toe rende. Hij zag en voelde dat de jongen zijn tas vastgreep. De jongen en hij trokken allebei aan de tas. Hierdoor braken de hengels van de tas af en kon de jongen de tas meenemen. [2] Hij zag dat de drie jongens wegrenden. [3]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft de camerabeelden van de bewakingscamera’s die zijn gericht op de [straatnaam 1] te Utrecht van 15 september 2018 bekeken. [4] Hij zag het volgende:
02:59:20 De verdachten houden zich op in de [locatie 2] te Utrecht. [5]
02:59:29 Het slachtoffer komt aangefietst. [6]
03:00:06 Verdachte [A] loopt naar het slachtoffer toe en sjort aan de rugtas van het slachtoffer.
03:00:09 Verdachte [A] haalt iets uit de rugtas van het slachtoffer en alle drie de verdachten gaan rennen. Verdachte [A] heeft het voorwerp nog in zijn handen en kijkt ernaar. [7]
[voornaam van verdachte] heeft verklaard dat hij met [voornaam van A] en [B (voornaam)] was. Zij kwamen op het idee om spullen van iemand af te pakken. Zij zaten onder een tunnel. [8] Zij wachtten daar tot er fietsers langs kwamen. [9] Iemand heeft toen de tas van een fietser getrokken. [10] Met een ‘tas trekken’ bedoelt hij een tas van iemand afpakken. [11] Hij wilde wel meedoen, maar hij was al verder gelopen. Toen ze ‘rennen rennen’ riepen, is hij ook weggerend. In de tas zaten alleen werkkleren, die hebben ze weggegooid. [12] In de [locatie 2] heeft hij daarna een man aangesproken om de man af te leiden. [13] Iemand heeft toen iets uit de rugzak van de man gepakt. [14] Toen hij zijn vrienden zag rennen, besloot hij ook te gaan rennen. Hij wist dat er iets was gestolen. [15]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat [voornaam van verdachte] samen met de medeverdachten het plan heeft gemaakt om spullen van anderen af te pakken. Zij hebben daarna samen in de beide tunnels gewacht tot er mensen voorbij kwamen. In de [locatie 2] wilde [voornaam van verdachte] wel aan de beroving meedoen zegt hij, maar stond hij verderop in de tunnel te wachten en kwam het slachtoffer eerst de medeverdachten tegen. In de [locatie 1] heeft [voornaam van verdachte] het slachtoffer afgeleid, zodat een van de medeverdachten iets uit de tas van het slachtoffer kon pakken. Nadat de spullen van de slachtoffers waren afgepakt, zijn [voornaam van verdachte] en de medeverdachten samen weggerend.
De rechtbank leidt hieruit af dat [voornaam van verdachte] en de medeverdachten nauw met elkaar hebben samengewerkt en allemaal een bijdrage hebben geleverd aan de beide diefstallen. De rechtbank vindt daarom dat kan worden bewezen dat [voornaam van verdachte] samen met de medeverdachten de tenlastegelegde diefstal en de diefstal met geweld heeft gepleegd.
de dagvaarding met parketnummer 16/652006-19 [16]
[voornaam van verdachte] heeft toegegeven dat hij betrokken was bij de openlijk geweldpleging en de advocaat van [voornaam van verdachte] heeft de rechtbank niet gevraagd [voornaam van verdachte] hiervan vrij te spreken. De rechtbank zal de bewijsmiddelen daarom niet helemaal uitschrijven, maar alleen een opsomming van de bewijsmiddelen geven. De rechtbank verwijst daarbij in de voetnoten naar de plaats in het dossier waar de bewijsmiddelen te vinden zijn.
- de aangifte door [slachtoffer 2] ; [17]
- de verklaring van getuige [getuige 1] ; [18]
- de verklaring van [voornaam van verdachte] . [19]
de dagvaarding met parketnummer 16/041128-19 [20]
Bewijsmiddelen
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij op 18 februari 2019 naar het [naam school] , gelegen aan het [straatnaam 2] te Utrecht, is gegaan. Hij is op een gegeven moment naar buiten gelopen. Hij zag dat een jongen met zijn rechterhand in de richting van zijn hoofd kwam. Hij voelde daarna een klap op zijn kin. [21] De jongen die hem een klap op zijn kin gaf, droeg een groene jas. Vervolgens kwamen er meerdere jongens op hem afgerend. Hij werd meerdere malen geslagen en geschopt. Hij werd door een donkergetinte jongen met een witte trui aan en drie andere jongens op de grond geduwd. Hij werd door de jongen met de witte trui geschopt. Hij werd meerdere keren geschopt. [22]
[getuige 2] heeft verklaard dat hij zag dat de jongen met de groene jas werd vastgehouden door de vader van [C (voornaam)] . Vervolgens zag hij dat de jongen met de witte trui de vader een trap gaf. Hij zag dat de vader door deze trap op de grond viel. Hij zag dat de vader door beide jongens werd getrapt terwijl hij op de grond lag. [23]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft beelden van het incident bekeken. Hij zag dat een jongen, die hij herkende als [voornaam van verdachte] (de rechtbank begrijpt: [voornaam van verdachte] ) [verdachte] , een sprint maakte in de richting van de man. Hij zag dat [voornaam van verdachte] omhoog sprong en met een gestrekt been in de lucht een karatetrap uitvoerde. [24]
[voornaam van verdachte] heeft verklaard dat hij tijdens dit incident een groene jas droeg. Hij heeft aangever geschopt en een karatetrap tegen het hoofd gegeven. Zijn vriend heeft aangever ook geschopt. [25]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat [voornaam van verdachte] samen met een ander op een openbare plek, namelijk net buiten een school, geweld heeft gepleegd tegen aangever, door hem te slaan, te schoppen en een karatetrap (‘flying kick’) te geven. Voor een bewezenverklaring van de verdenking van openlijk geweld is niet nodig dat [voornaam van verdachte] alle handelingen die in de tenlastelegging worden genoemd zelf heeft gepleegd. Voldoende is dat kan worden vastgesteld dat [voornaam van verdachte] een belangrijke bijdrage aan het geweld heeft geleverd. De rechtbank vindt dat dat het geval is en dat kan worden bewezen dat [voornaam van verdachte] een aandeel had in de tenlastegelegde openlijk geweldpleging.
[voornaam van verdachte] heeft aangegeven dat hij alleen maar geweld heeft gebruikt omdat aangever hem een kopstoot heeft gegeven en hem heeft geslagen. De rechtbank merkt hierover op dat dit niet blijkt uit de camerabeelden of de getuigenverklaringen. Zelfs wanneer wel vast zou staan dat aangever [voornaam van verdachte] een kopstoot zou hebben gegeven of zou hebben geslagen, had [voornaam van verdachte] dit geweld niet mogen plegen. [voornaam van verdachte] heeft namelijk aangegeven dat hij handelde vanuit wraak en dat is volgens de wet nooit toegestaan. De rechtbank vindt daarom dat kan worden bewezen dat [voornaam van verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan de primaire verdenking.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank vindt dat wettig en overtuigend is bewezen dat [voornaam van verdachte] :
de dagvaarding met parketnummer 16/652682-18
1.
op 15 september 2018 te Utrecht, omstreeks 3:00 uur, op de openbare weg, te weten: in de [locatie 2] , tezamen en in vereniging met anderen, een goed van hun gading, dat aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaders toebehoorde, te weten aan een tot op heden onbekend persoon, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
op 15 september 2018 te Utrecht, tussen 02:30 uur en 02:59 uur, op de openbare weg, te weten: in de [locatie 1] , tezamen en in vereniging met anderen, een tas met kleding, die aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaders toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door:
- die [slachtoffer 1] als groep te benaderen en
- de tas van die [slachtoffer 1] vast te grijpen en
- te trekken/rukken aan de tas van die [slachtoffer 1] ;
de dagvaarding met parketnummer 16/652006-19
op 24 januari 2019 te IJsselstein, openlijk, te weten: op het [straatnaam 3] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten: [slachtoffer 2] , door voornoemde [slachtoffer 2]
- te slaan tegen het (achter)hoofd en
- te trappen tegen de fiets van voornoemde [slachtoffer 2] , waarna voornoemde [slachtoffer 2] ten val is gekomen en
- vervolgens, terwijl voornoemde [slachtoffer 2] op de grond lag, meerdere malen te trappen en te schoppen en te stompen en te slaan tegen het (achter)hoofd en/of de borst en/of de buik en/of de rug en
- vervolgens, terwijl voornoemde [slachtoffer 2] stond, meerdere malen te slaan en/of te stompen tegen de rug en/of de schouder en/of het gezicht en/of het (achter)hoofd;
de dagvaarding met parketnummer 16/041128-19
Primair
op 18 februari 2019 te Utrecht openlijk, te weten: op het [straatnaam 2] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten: [slachtoffer 3] , door voornoemde [slachtoffer 3]
- tegen zijn hoofd te slaan en
- tegen zijn hoofd te trappen middels een zogenaamde flying kick en
- tegen zijn hoofd en lichaam te trappen terwijl voornoemde [slachtoffer 3] op de grond lag.
[voornaam van verdachte] zal worden vrijgesproken van alles wat meer in de tenlastelegging is opgenomen dan wat hierboven is bewezen. De rechtbank heeft spel- en typfouten in de tenlastelegging aangepast, maar dat is niet in het nadeel van [voornaam van verdachte] gebeurd.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Gedragingen zijn volgens de wet alleen strafbaar als er geen ‘rechtvaardigingsgrond’ voor die gedragingen bestaat. Er is niet gebleken dat er zo'n rechtvaardigingsgrond voor de door [voornaam van verdachte] gepleegde feiten bestond. Deze feiten zijn dus strafbaar.
De wet noemt de door [voornaam van verdachte] gepleegde feiten:
de dagvaarding met parketnummer 16/652682-18
1.diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd op de openbare weg, gepleegd door twee of meer verenigde personen;
2.diefstal vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
de dagvaarding met parketnummer 16/652006-19
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
de dagvaarding met parketnummer 16/041128-19
primair:openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

7.STRAFBAARHEID VAN [voornaam van verdachte]

Verdachten zijn volgens de wet alleen strafbaar als zij geen beroep kunnen doen op een ‘schulduitsluitingsgrond’. Er is niet gebleken dat er in het geval van [voornaam van verdachte] sprake is van zo’n schulduitsluitingsgrond. [voornaam van verdachte] is dus strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd [voornaam van verdachte] de leerstraf Tools4U Verlengd Plus (35 uur) en een werkstraf voor de duur van 120 uur, met aftrek van de tijd die [voornaam van verdachte] tot nu toe in deze zaken heeft vastgezeten, op te leggen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat van [voornaam van verdachte] heeft gevraagd de leerstraf Tools4U Verlengd Plus en een (deels) voorwaardelijke werkstraf op te leggen. Een (deels) voorwaardelijke straf is volgens hem voor [voornaam van verdachte] een goede stok achter de deur om niet opnieuw een strafbaar feit te plegen. plegen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft goed nagedacht over de vraag welke straf in deze zaak passend is. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van [voornaam van verdachte] .
De strafbare feiten
[voornaam van verdachte] heeft allereerst samen met anderen twee mensen beroofd in een tunnel. Het is voor deze mensen niet alleen vervelend dat hun spullen zijn afgepakt, maar de beroving kan er bijvoorbeeld ook toe leiden dat zij ’s nachts niet meer alleen over straat durven fietsen. [voornaam van verdachte] heeft daarnaast twee keer samen met anderen in het openbaar geweld gepleegd tegen mensen. De slachtoffers hebben hierdoor pijn opgelopen en zullen ongetwijfeld nog vaak terug moeten denken aan wat hen is aangedaan. Openlijk geweldplegingen en berovingen hebben niet alleen gevolgen voor de slachtoffers, maar ook voor de mensen die het hebben gezien of die erover hebben gehoord. Zij voelen zich daardoor namelijk minder veilig op straat. De rechtbank neemt dit [voornaam van verdachte] kwalijk.
Persoonlijke omstandigheden
  • de justitiële documentatie (het ‘strafblad’) van [voornaam van verdachte] van 11 december 2019;
  • het advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 19 december 2019;
  • de rapportage van [naam instelling] van 2 januari 2020.
Uit het strafblad van [voornaam van verdachte] blijkt dat hij niet eerder door een rechter is veroordeeld.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft onderzoek naar [voornaam van verdachte] gedaan. Volgens de Raad is de kans dat [voornaam van verdachte] opnieuw strafbare feiten zal plegen groot wanneer bepaalde problemen van [voornaam van verdachte] niet zullen worden aangepakt. [voornaam van verdachte] heeft er moeite mee wanneer hij wordt aangesproken, voelt zich snel aangevallen en heeft zijn agressie niet altijd onder controle. Hij kan daarnaast de gevolgen van zijn keuzes of gedragingen niet altijd overzien en is gemakkelijk door zijn vrienden te beïnvloeden. Volgens de Raad zou het voor [voornaam van verdachte] daarom goed zijn om de leerstraf Tools4U Verlengd Plus te volgen, waarbij [voornaam van verdachte] verschillende vaardigheden kunnen worden aangeleerd. De Raad adviseert daarnaast een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen. Omdat [voornaam van verdachte] zich goed aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden en zijn moeder goed toezicht houdt op [voornaam van verdachte] , hoeft er volgens de Raad geen toezicht door de jeugdreclassering te worden opgelegd.
Tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft [voornaam van verdachte] zich moeten melden bij de heer [D] van [naam instelling] (hierna: [naam instelling] ). De heer [D] heeft een rapport over [voornaam van verdachte] geschreven en heeft op zitting een verklaring afgelegd. Volgens de heer [D] heeft [voornaam van verdachte] onvoldoende vaardigheden om goed om te kunnen gaan met zijn emoties en boosheid in situaties waarin hij te maken krijgt met bijvoorbeeld agressie of groepsdruk. Om te voorkomen dat [voornaam van verdachte] opnieuw strafbare feiten zal plegen, zal [voornaam van verdachte] moeten leren om anders te reageren in zulke situaties. Een leerstraf zoals Tools4U zou daarvoor volgens [naam instelling] geschikt zijn. Daarbij zou dan een (deels) voorwaardelijke werkstraf kunnen worden opgelegd. Toezicht door de jeugdreclassering is volgens de heer [D] niet nodig, omdat hij verwacht dat de kans dat [voornaam van verdachte] opnieuw in aanraking zal komen met de politie voldoende af zal nemen als hij zich goed inzet bij de leerstraf.
Conclusie
De rechtbank vindt het opvallend dat [voornaam van verdachte] binnen enkele maanden een aantal ernstige strafbare feiten heeft gepleegd en vindt het belangrijk dat [voornaam van verdachte] niet opnieuw strafbare feiten zal gaan plegen. Daarom zal zij aan [voornaam van verdachte] de leerstraf Tools4U Verlengd Plus (van 35 uur) opleggen. Het is de bedoeling dat [voornaam van verdachte] daar leert beter met zijn emoties en groepsdruk om te gaan en eerst leert na te denken voordat hij iets doet, waardoor situaties hopelijk minder snel uit de hand zullen lopen. De rechtbank vindt daarnaast dat ook nog een werkstraf aan [voornaam van verdachte] moet worden opgelegd, omdat hij verschillende ernstige feiten heeft gepleegd. Bij deze feiten vindt de rechtbank een werkstraf van 120 uur, zoals door de officier van justitie is gevraagd, in principe passend. De rechtbank zal daarvan een gedeelte van 40 uur voorwaardelijk opleggen. [voornaam van verdachte] zal het gedeelte van de werkstraf dat voorwaardelijk wordt opgelegd alleen hoeven uit te voeren wanneer hij binnen de proeftijd van 1 jaar opnieuw een strafbaar feit zal plegen. De rechtbank hoopt dat dit voldoende stok achter de deur voor [voornaam van verdachte] is om niet weer in aanraking te komen met de politie.
Omdat [voornaam van verdachte] na zijn verschillende aanhoudingen in totaal zeven dagen op het politiebureau moest blijven, zal er veertien uur (twee uur per dag) van de werkstraf worden afgetrokken. Dit betekent dat [voornaam van verdachte] nog 66 uur zal moeten werken.
De rechtbank legt aan [voornaam van verdachte] geen jeugddetentie op, zodat het (al geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis zal worden opgeheven.

9.BENADEELDE PARTIJEN

9.1
Benadeelde partij [slachtoffer 2] (16/662006-19)
[slachtoffer 2] heeft aangegeven dat hij schade heeft geleden door de openlijk geweldpleging. Hij heeft bij de rechtbank een vordering ingediend tot vergoeding van deze schade. Hij vraagt vergoeding van de volgende schadeposten:
- kosten voor schade aan zijn fiets: € 91,65
- minder inkomsten omdat hij één avond niet heeft kunnen werken: € 28,00
- immateriële schade (‘smartengeld’) voor de pijn die hij heeft geleden: € 500,00
De officier van justitie heeft gevraagd de vordering toe te wijzen tot een bedrag van
€ 391,65, bestaande uit de kosten voor de fiets en € 300,00 aan immateriële schade. Zij heeft gevraagd de vordering hoofdelijk toe te wijzen, met toepassing van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
De advocaat van [voornaam van verdachte] heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
De rechtbank stelt vast dat het slachtoffer schade heeft geleden en zal de kosten voor de fiets en € 300,00 aan immateriële schade toewijzen. De vordering zal daarom tot een bedrag van
€ 391,65 hoofdelijk worden toegewezen, met toepassing van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel. Omdat [voornaam van verdachte] minderjarig, zal er in het kader van de schadevergoedingsmaatregel geen gijzeling kunnen worden toegepast.
‘Hoofdelijk’ betekent dat het slachtoffer het geld zowel op [voornaam van verdachte] als op (één van) de medeverdachten kan verhalen. [voornaam van verdachte] en de medeverdachten zullen dan onderling uit moeten maken hoe het te betalen bedrag onder hen wordt verdeeld. De ‘schadevergoedingsmaatregel’ houdt in dat het slachtoffer niet zelf naar [voornaam van verdachte] of een van de medeverdachten toe hoeft te gaan om het geld te krijgen, maar dat de Staat dit namens het slachtoffer zal doen. [voornaam van verdachte] (of een van de medeverdachten) zal het geld dus aan de Staat moeten betalen en de Staat zal het bedrag dan weer aan het slachtoffer uitbetalen.
[voornaam van verdachte] zal ook de kosten die het slachtoffer voor (de behandeling of tenuitvoerlegging van) deze vordering heeft moeten maken of nog zal moeten maken moeten betalen.
Het slachtoffer zal niet-ontvankelijk worden verklaard in het overige gedeelte van de vordering, omdat de rechtbank vindt dat de vordering voor dat gedeelte niet voldoende is onderbouwd. Als het slachtoffer dit gedeelte toch vergoed wil hebben, kan hij de vordering indienen bij de burgerlijke rechter.
9.2
Benadeelde partij [slachtoffer 3] (16/041128-19)
[slachtoffer 3] heeft aangegeven dat hij schade heeft geleden door de openlijk geweldpleging. Hij heeft bij de rechtbank een vordering ingediend tot vergoeding van deze schade. Hij vraagt vergoeding van de volgende schadeposten:
- kosten voor telefoon: € 650,00
- kosten voor AirPods: € 180,00
- kosten voor jas € 245,00
- kosten voor jeans: € 75,00
- kosten voor schoenen € 109,00
De officier van justitie heeft gevraagd het slachtoffer niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, omdat de verschillende kostenposten niet met documenten zijn onderbouwd.
De advocaat van [voornaam van verdachte] heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
De rechtbank zal het slachtoffer niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering, omdat de vordering niet met stukken is onderbouwd. Hierdoor kan niet worden vastgesteld dat de genoemde goederen daadwerkelijk zijn beschadigd en welke kosten het slachtoffer precies heeft gemaakt. Het slachtoffer kan de vordering nog wel bij de burgerlijke rechter indienen.
Het slachtoffer en [voornaam van verdachte] zullen allebei hun eigen kosten, die zij voor (de behandeling of tenuitvoerlegging van) deze vordering hebben moeten maken of nog zullen maken, moeten betalen.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De rechtbank heeft de volgende artikelen van het Wetboek van Strafrecht toegepast:
36f, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 141, 311 en 312.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder parketnummer 16/652682-18 (feit 1 en feit 2), parketnummer 16/652006-19 en parketnummer 16/041128-19 (primair) tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt [voornaam van verdachte] daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart [voornaam van verdachte] strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt [voornaam van verdachte] tot de
leerstraf Tools4U Verlengd Plusvoor de duur van
35 uur;
- beveelt dat voor het geval [voornaam van verdachte] de leerstraf niet of niet naar behoren volgt, de leerstraf wordt vervangen door 17 dagen jeugddetentie;
- veroordeelt [voornaam van verdachte] tot een
werkstrafvoor de duur van
120 uur;
- beveelt dat voor het geval [voornaam van verdachte] de werkstraf niet of niet naar behoren verricht, de werkstraf wordt vervangen door 60 dagen jeugddetentie;
- bepaalt dat de tijd, door [voornaam van verdachte] vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, op de tenuitvoerlegging van de werkstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat een gedeelte van
40 uurniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat [voornaam van verdachte] de hierna te melden voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 1 jaar vast;
- als voorwaarde geldt dat [voornaam van verdachte] zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Voorlopige hechtenis
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij [slachtoffer 2] (16/652006-19)
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van
  • veroordeelt [voornaam van verdachte] tot hoofdelijke betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2019 tot aan de dag van volledige betaling, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) aan de benadeelde is betaald, [voornaam van verdachte] (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart de benadeelde partij in het resterende gedeelte van vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat hij de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter aan kan brengen;
  • veroordeelt [voornaam van verdachte] ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt [voornaam van verdachte] de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat
€ 391,65 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2019 tot de dag van de algehele voldoening;
- bepaalt dat [voornaam van verdachte] van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (één van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 3] (16/041128-19)
  • verklaart de benadeelde partij in zijn vordering
  • bepaalt dat de benadeelde partij de vordering bij de burgerlijke rechter aan kan brengen;
  • compenseert de kosten aldus, dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Gerritse, voorzitter, tevens kinderrechter,
mrs. L.E. Verschoor-Bergsma en E. Akkermans, kinderrechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.Z. Schoppink, griffier,
en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 januari 2020.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan [voornaam van verdachte] wordt (na wijziging van de tenlastelegging) tenlastegelegd dat:
de dagvaarding met parketnummer 16/652682-18
1.
hij op of omstreeks 15 september 2018 te Utrecht omstreeks 3:00 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, op/aan de openbare weg, te weten de [straatnaam 1] en/of in de [locatie 2] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed van zijn/hun gading en/of een twix(verpakking), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan een tot op
heden onbekend persoon, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 15 september 2018 te Utrecht tussen 02:30 uur en 02:59 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, op/aan de openbare weg, te weten de [locatie 1] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen een tas(met kleding), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
-die [slachtoffer 1] als groep te benaderen en/of
-de tas van die [slachtoffer 1] vast te grijpen en/of
-te trekken/rukken aan de tas van die [slachtoffer 1] ;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
de dagvaarding met parketnummer 16/652006-19
hij op of omstreeks 24 januari 2019 te IJsselstein, in elk geval in Nederland, openlijk, te weten, op/aan het [straatnaam 3] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 2] door voornoemde [slachtoffer 2]
- één of meerdere malen te slaan op/tegen het (achter)hoofd en/of
- eén of meerdere malen te duwen/trekken/trappen op/tegen/aan het lichaam en/of de fiets van voornoemde waarna voornoemde [slachtoffer 2] ten val is gekomen en/of
- ( vervolgens) (terwijl voornoemde [slachtoffer 2] op de grond lag) één of meerdere malen te trappen en/of te schoppen en/of te stompen en/of te slaan in/op/tegen het (achter)hoofd en/of de borst en/of de buik en/of de rug althans het lichaam en/of
- ( vervolgens) (terwijl voornoemde [slachtoffer 2] stond) één of meerdere malen te slaan en/of te stompen in/op/tegen de rug en/of de schouder en/of het gezicht en/of het (achter)hoofd althans het lichaam;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
de dagvaarding met parketnummer 16/041128-19
Primair
hij op of omstreeks 18 februari 2019 te Utrecht openlijk, te weten, op het [straatnaam 2] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 3] door voornoemde [slachtoffer 3]
- tegen zijn hoofd te slaan en/of
- tegen zijn hoofd en/of lichaam te trappen middels een zogenaamde flying kick
- tegen zijn hoofd en/of lichaam te slaan en/of te trappen terwijl voornoemde [slachtoffer 3] op de grond lag;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 18 februari 2019 te Utrecht [slachtoffer 3] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 3] tegen zijn hoofd te slaan en/of tegen zijn hoofd, althans zijn lichaam te schoppen door middel van een zogenaamde flying kick;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 16 september 2018, genummerd PL0900-2018268055Z, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 01 tot en met 91. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 26.
3.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 27.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 19.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 20.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 21.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 22.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 62.
9.Proces-verbaal ter terechtzitting van 10 januari 2020.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 66.
11.Proces-verbaal ter terechtzitting van 10 januari 2020.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 66.
13.Proces-verbaal ter terechtzitting van 10 januari 2020.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 62.
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 63.
16.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 27 januari 2019, genummerd PL0900-2019025139, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 112. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
17.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 7-8.
18.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 29-31.
19.Proces-verbaal ter terechtzitting van 10 januari 2020.
20.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 19 februari 2019, genummerd PL0900-2019050091, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 65. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
21.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] , p. 4.
22.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] , p. 5.
23.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 12.
24.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 2] , p. 27.
25.Proces-verbaal ter terechtzitting van 10 januari 2020.