ECLI:NL:RBMNE:2020:818

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 februari 2020
Publicatiedatum
4 maart 2020
Zaaknummer
16/259422-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdenking van wapenbezit en cocaïne in hotelkamer

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1974, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 7 februari 2020 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het aanwezig hebben van een revolver met munitie en 631,28 gram cocaïne op een hotelkamer in Abcoude, waar zij samen met een medeverdachte verbleef. De rechtszaak vond plaats op 24 januari 2020, waarbij de verdachte, haar advocaat mr. S. Melliti en de officier van justitie mr. G.A. Hoppenbrouwers aanwezig waren. De officier van justitie stelde dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de wapens en drugs, terwijl de verdediging aanvoerde dat de verdachte niet wist van deze goederen en dat er geen sprake was van nauwe samenwerking met de medeverdachte.

De rechtbank heeft de bewijswaardering zorgvuldig overwogen. De verdachte verklaarde dat de goederen niet van haar waren en dat zij niet op de hoogte was van hun aanwezigheid. De medeverdachte bevestigde dit door te stellen dat de goederen van hem waren. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte wist dat de wapens en drugs in de hotelkamer aanwezig waren, en dat er geen bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van beide tenlastegelegde feiten en hefte het bevel tot voorlopige hechtenis op.

Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank Midden-Nederland, waarbij mr. C. van de Lustgraaf niet in staat was om het vonnis mede te ondertekenen. De uitspraak benadrukt het belang van bewijs in strafzaken en de noodzaak voor de officier van justitie om overtuigend bewijs te leveren voor de beschuldigingen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/259422-19
Vonnis van de meervoudige kamer van 7 februari 2020
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [gebooredatum] 1974 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen verdachte heeft plaatsgevonden op 24 januari 2020. Omdat verdachte bij de zitting aanwezig was, is juridisch gezien sprake van een vonnis op tegenspraak.
De rechtbank heeft op de zitting gesproken met en geluisterd naar verdachte zelf, haar advocaat mr. S. Melliti en officier van justitie mr. G.A. Hoppenbrouwers.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte ervan (na wijziging van de tenlastelegging) dat zij op 29 oktober 2019 in Abcoude samen met iemand anders een revolver met munitie
(feit 1) en 631,28 gram cocaïne (feit 2) aanwezig heeft gehad.
Deze verdenking staat beschreven in de tenlastelegging. De volledige tenlastelegging is in de bijlage bij dit vonnis opgenomen.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in deze zaak, moet zij kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mocht verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat kan worden bewezen dat verdachte samen met de medeverdachte de revolver en de cocaïne aanwezig heeft gehad. Zij vindt het niet aannemelijk dat verdachte niet wist dat deze goederen in de hotelkamer aanwezig waren. Zij heeft erop gewezen dat de revolver is aangetroffen in een tas waarin ook dameslingerie is aangetroffen en dat de bekertjes met cocaïneresten in het zicht stonden. Daarnaast acht zij het van belang dat verdachte bij het personeel van het hotel heeft aangegeven dat de kamer niet schoongemaakt hoefde te worden en dat het extra bed op de gang kon worden gezet en dus niet in de kamer zelf hoefde te worden geplaatst.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de revolver met munitie en de cocaïne in de hotelkamer en dat bovendien niet kan worden bewezen dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte met betrekking tot deze goederen. Zij heeft daarom verzocht verdachte van beide tenlastegelegde feiten vrij te spreken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
In een hotelkamer waarin verdachte met de medeverdachte verbleef, zijn een revolver met munitie en een grote hoeveelheid cocaïne aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat deze goederen niet van haar waren en dat zij niet wist van het bestaan van deze goederen. De medeverdachte heeft aangegeven dat de goederen van hem waren en dat verdachte niet op de hoogte was van de aanwezigheid van deze goederen. De rechtbank is van oordeel dat op grond van het dossier niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte wist dat deze goederen in de hotelkamer aanwezig waren of dat met betrekking tot deze goederen sprake was van een (nauwe en bewuste) samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte. De omstandigheden die de officier van justitie in dat verband heeft aangevoerd, maken dit oordeel niet anders. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van beide tenlastegelegde feiten.

5.BESLISSING

Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Voorlopige hechtenis
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Akkermans, voorzitter,
mrs. J.W.B. Snijders Blok en C. van de Lustgraaf, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.Z. Schoppink, griffier,
en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 februari 2020.
mr. C. van de Lustgraaf is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt (na wijziging van de tenlastelegging) tenlastegelegd dat:
1
zij op of omstreeks 29 oktober 2019 te Abcoude, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapen(s) als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten- een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3° van die wet in de vorm van een revolver van het merk/type Little Joe 6mm flobert (van origine een gasrevolver, omgebouwd naar scherpschietend), kaliber .22,
en/of
munitie in de zin van 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te weten- een of meer scherpe patro(o)n(en) van het merk/type CCI, kaliber .22LRvoorhanden heeft gehad;
2zij op of omstreeks 29 oktober 2019 in Abcoude, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, een of meerdere hoeveelheden cocaïne, namelijk 631,28 gram, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.