ECLI:NL:RBMNE:2020:817

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 februari 2020
Publicatiedatum
4 maart 2020
Zaaknummer
16/259415-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanwezigheid van wapen en cocaïne in hotelkamer met vrijspraak van medeplegen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 februari 2020 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1965, die beschuldigd werd van het aanwezig hebben van een wapen met munitie en een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne in een hotelkamer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 29 oktober 2019 in Abcoude een revolver met munitie en 631,28 gram cocaïne in zijn bezit had. Tijdens de zitting op 24 januari 2020 was de verdachte aanwezig, en zijn advocaat, mr. P.J.G. van der Donck, voerde verweer tegen de beschuldiging van medeplegen. De officier van justitie, mr. G.A. Hoppenbrouwers, stelde dat de verdachte beide feiten had gepleegd. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte, in overweging genomen en geconcludeerd dat de verdachte verantwoordelijk was voor de revolver en de cocaïne, maar niet voor het medeplegen met een ander. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de verdenking van medeplegen, maar veroordeelde hem tot een gevangenisstraf van 10 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten, waaronder het bezit van een geladen revolver en een grote hoeveelheid cocaïne, een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigde. De rechtbank heeft ook de inbeslaggenomen goederen, waaronder de revolver en de cocaïne, onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/259415-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 7 februari 2020
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1965 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen verdachte heeft plaatsgevonden op 24 januari 2020. Omdat verdachte bij de zitting aanwezig was, is juridisch gezien sprake van een vonnis op tegenspraak.
De rechtbank heeft op de zitting gesproken met en geluisterd naar verdachte zelf, zijn advocaat mr. P.J.G. van der Donck en officier van justitie mr. G.A. Hoppenbrouwers.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte ervan (na wijziging van de tenlastelegging) dat hij op 29 oktober 2019 in Abcoude samen met iemand anders een revolver met munitie
(feit 1) en 631,28 gram cocaïne (feit 2) aanwezig heeft gehad.
Deze verdenking staat beschreven in de tenlastelegging. De volledige tenlastelegging is in de bijlage bij dit vonnis opgenomen.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in deze zaak, moet zij kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mocht verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat kan worden bewezen dat verdachte beide tenlastegelegde feiten heeft gepleegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat van verdachte heeft alleen verweer gevoerd tegen de verdenking dat verdachte de beide feiten samen met een ander zou hebben gepleegd. Volgens de verdediging was alleen verdachte verantwoordelijk voor de revolver en de cocaïne, waardoor hij zou moeten worden vrijgesproken van het onderdeel ‘medeplegen’.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Verdachte heeft bekend dat de op de hotelkamer aangetroffen revolver met munitie en cocaïne van hem waren. De advocaat van verdachte heeft de rechtbank niet gevraagd verdachte hiervan vrij te spreken. De rechtbank zal de bewijsmiddelen daarom niet helemaal uitschrijven, maar alleen een opsomming van de bewijsmiddelen geven. De rechtbank verwijst daarbij in de voetnoten naar de plaats in het dossier waar de bewijsmiddelen te vinden zijn.
- het proces-verbaal van bevindingen dat is opgemaakt door [politiefunctionaris 1] ; [2]
- het proces-verbaal van bevindingen dat is opgemaakt door [politiefunctionaris 2] en [politiefunctionaris 3] ; [3]
- het proces-verbaal van bevindingen dat is opgemaakt door [politiefunctionaris 4] [4]
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen; [5]
- drie NFI-rapporten; [6]
- de bekennende verklaring van verdachte op de zitting. [7]
Bewijsoverweging
Verdachte heeft verklaard dat hij degene was die de revolver met munitie en de cocaïne heeft meegenomen naar de hotelkamer en dat de medeverdachte hier niet van op de hoogte was. De rechtbank kan op grond van het dossier niet vaststellen dat de medeverdachte wist dat deze goederen op de hotelkamer aanwezig waren en ook niet dat er met betrekking tot deze goederen sprake was van een (nauwe en bewuste) samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de verdenking dat bij beide feiten sprake was van medeplegen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte:
1
op 29 oktober 2019 te Abcoude een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3° van die wet, in de vorm van een revolver van het merk/type Little Joe 6mm Flobert (van origine een gasrevolver, omgebouwd naar scherpschietend), kaliber .22,
en
munitie in de zin van artikel 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te weten 5 scherpe patronen van het merk/type CCI, kaliber .22LR,
voorhanden heeft gehad;
2op 29 oktober 2019 in Abcoude, opzettelijk meerdere hoeveelheden cocaïne, namelijk in totaal 631,28 gram, aanwezig heeft gehad, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I .
Verdachte zal worden vrijgesproken van alles wat meer in de tenlastelegging is opgenomen dan wat hierboven is bewezen. De rechtbank heeft spel- en typfouten in de tenlastelegging aangepast, maar dat is niet in het nadeel van verdachte gebeurd.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Gedragingen zijn volgens de wet alleen strafbaar als er geen rechtvaardigingsgrond voor die gedragingen bestaat. Er is niet gebleken dat er zo'n rechtvaardigingsgrond voor de door verdachte gepleegde feiten bestond. Deze feiten zijn dus strafbaar.
De wet noemt de door verdachte gepleegde feiten:

1. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;

2. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Verdachten zijn volgens de wet alleen strafbaar als zij geen beroep kunnen doen op een schulduitsluitingsgrond. Er is niet gebleken dat er in het geval van verdachte sprake is van zo’n schulduitsluitingsgrond. Verdachte is dus strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat van verdachte heeft gevraagd rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder zijn nekhernia, de zorgtaken die hij voor zijn gezin verricht en het feit dat hij per 1 april 2020 bij zijn zoon in dienst kan treden. Hij heeft daarnaast aangevoerd dat hij, in tegenstelling tot de officier van justitie, van mening is dat geen sprake is van recidive. De advocaat heeft verzocht aan verdachte geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Verdachte is bereid en in staat om daarnaast een taakstraf uit te voeren.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van een passende straf rekening gehouden met de ernst van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft een geladen revolver en een grote hoeveelheid cocaïne aanwezig gehad in een hotelkamer. De rechtbank vindt de verklaring van verdachte dat hij niet wist dat hij de revolver bij zich had en dat hij de cocaïne op straat had gevonden niet aannemelijk. Zij gaat er dan ook vanuit dat verdachte deze goederen bewust bij zich heeft gehad. Harddrugs als cocaïne zijn zeer schadelijk voor de volksgezondheid en vormen daarnaast de oorzaak voor vele vormen van criminaliteit. Dit wordt onderstreept door het feit dat er bij verdachte ook een geladen revolver is aangetroffen. Het bezit van een dergelijk wapen levert een groot risico op voor de veiligheid van personen. De rechtbank neemt dit alles verdachte zeer kwalijk, temeer nu de hotelkamer ook werd gebruikt door de ex-vrouw en de minderjarige zoon van verdachte.
De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de justitiële documentatie (het ‘strafblad’) van verdachte van 20 december 2019. Hieruit volgt dat verdachte in juni 2017 in Spanje is veroordeeld omdat hij zich schuldig had gemaakt aan een drugsgerelateerd strafbaar feit. De rechtbank leidt hieruit af dat sprake is van recidive. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij, ondanks deze veroordeling, opnieuw een drugsgerelateerd strafbaar feit heeft gepleegd. Dit zal in strafverzwarende zin worden meegewogen.
Door en namens verdachte zijn verschillende omstandigheden aangevoerd die er volgens de verdediging toe zouden moeten leiden dat aan verdachte geen langere (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf zou moeten worden opgelegd dan de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank is echter van oordeel dat de strafbare feiten zo ernstig waren, dat alleen een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf in deze zaak passend is. Alles afwegend komt zij uit op een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Doordat verdachte wordt vrijgesproken van de verdenking dat bij beide feiten sprake was van medeplegen, komt de rechtbank uit op een iets lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd. Gelet op de ernst van de strafbare feiten en de duur van de opgelegde gevangenisstraf zal de schorsing van de voorlopige hechtenis worden opgeheven.

9.BESLAG

Het dossier bevat een beslaglijst. Op deze beslaglijst staan de volgende goederen vermeld:
- 1 revolver;
- 1 huls;
- opium;
- 18 ampullen.
9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de inbeslaggenomen goederen te onttrekken aan het verkeer.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat van verdachte heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de op de beslaglijst vermelde goederen. Hij heeft wel verzocht tot teruggave van de auto die nog niet aan verdachte is teruggegeven.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst vermelde revolver, huls en opium - goederen ‘met betrekking tot welke de strafbare feiten zijn begaan’ - onttrekken aan het verkeer, aangezien het bezit hiervan in strijd is met de wet. De ampullen met aloë vera zullen aan de rechthebbende worden teruggegeven.
Met betrekking tot de auto merkt de rechtbank op dat de officier van justitie heeft aangegeven dat de beslissing tot teruggave van de auto al is genomen. De rechtbank kan daarom geen beslissing meer nemen ten aanzien van de auto.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De rechtbank heeft de volgende artikelen toegepast:
- 36 b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;

Oplegging straf

- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, op de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Voorlopige hechtenis
- heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis;
Beslag
- onttrekt aan het verkeer de op de beslaglijst vermelde revolver, huls en opium;
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de op de beslaglijst vermelde ampullen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Akkermans, voorzitter,
mrs. J.W.B. Snijders Blok en C. van de Lustgraaf, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.Z. Schoppink, griffier,
en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 februari 2020.
mr. C. van de Lustgraaf is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt (na wijziging van de tenlastelegging) tenlastegelegd dat:
1
hij op of omstreeks 29 oktober 2019 te Abcoude, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapen(s) als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten- een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3° van die wet in de vorm van een revolver van het merk/type Little Joe 6mm flobert (van origine een gasrevolver, omgebouwd naar scherpschietend), kaliber .22,
en/of
munitie in de zin van 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te weten- een of meer scherpe patro(o)n(en) van het merk/type CCI, kaliber .22LRvoorhanden heeft gehad;
2hij op of omstreeks 29 oktober 2019 in Abcoude, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, een of meerdere hoeveelheden cocaïne, namelijk 631,28 gram, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 18 december 2019, genummerd PL0900-2019324311, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 149. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [politiefunctionaris 1] , p. 6-8.
3.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [politiefunctionaris 2] en [politiefunctionaris 3] , p. 20-21.
4.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [politiefunctionaris 4] , p. 60-62.
5.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 69-72.
6.Een geschrift, te weten: het NFI-rapport van 4 november 2019, p. 73; een geschrift: te weten: het NFI-rapport van 4 november 2019, p. 74; een geschrift: te weten: het NFI-rapport van 1 november 2019, p. 75.
7.Proces-verbaal ter terechtzitting van 24 januari 2020.