ECLI:NL:RBMNE:2020:816

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 februari 2020
Publicatiedatum
4 maart 2020
Zaaknummer
16/169261-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kweken van hennep en diefstal van elektriciteit ten behoeve van hennepkwekerij

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 februari 2020 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het kweken van hennep en diefstal van elektriciteit. De verdachte, geboren in 1995 in Albanië, werd beschuldigd van het telen van 173 hennepplanten en het illegaal afnemen van elektriciteit van de energieleverancier Stedin in de periode van 15 mei 2019 tot en met 15 juli 2019. De rechtszaak vond plaats op 31 januari 2020, waarbij de verdachte aanwezig was, wat resulteerde in een vonnis op tegenspraak. De rechtbank heeft de verdachte gehoord, evenals zijn advocaat, mr. A.E.M.C. Koudijs, en de officier van justitie, mr. T. Tanghe.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding voldeed aan de wettelijke eisen en dat er geen redenen waren om de vervolging uit te stellen. De verdachte heeft bekend dat hij een hennepkwekerij heeft gehad en dat hij de elektriciteit daarvoor illegaal heeft afgenomen. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen beoordeeld, waaronder het proces-verbaal van het aantreffen van de hennepkwekerij en de rapportage over de diefstal van energie.

De rechtbank heeft geoordeeld dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. De feiten zijn strafbaar en er zijn geen rechtvaardigingsgronden of schulduitsluitingsgronden van toepassing. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De uitspraak is gedaan in overeenstemming met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/169261-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 februari 2020
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] (Albanië),
wonende te [adres 1] , [postcode] [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen verdachte heeft plaatsgevonden op 31 januari 2020. Omdat verdachte bij de zitting aanwezig was, is juridisch gezien sprake van een vonnis op tegenspraak.
De rechtbank heeft op de zitting gesproken met en geluisterd naar verdachte zelf, zijn advocaat mr. A.E.M.C. Koudijs en officier van justitie mr. T. Tanghe.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte ervan dat hij in de periode van 15 mei 2019 tot en met 15 juli 2019 in Nieuwegein:
feit 1:173 hennepplanten heeft geteeld;
feit 2:elektriciteit, toebehorende aan Stedin, heeft gestolen, waarbij hij die elektriciteit heeft verkregen door middel van braak of verbreking.
Deze verdenking staat beschreven in de tenlastelegging. De volledige tenlastelegging is in de bijlage bij dit vonnis opgenomen.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in deze zaak, moet zij kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mocht verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat kan worden bewezen dat verdachte beide tenlastegelegde feiten heeft gepleegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat van verdachte vindt ook dat kan worden bewezen dat verdachte beide feiten heeft gepleegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Verdachte heeft bekend dat hij een hennepkwekerij heeft gehad en dat hij de elektriciteit daarvoor buiten de elektriciteitsmeter om heeft afgenomen. De advocaat van verdachte heeft de rechtbank niet gevraagd verdachte van deze feiten vrij te spreken. De rechtbank zal de bewijsmiddelen daarom niet helemaal uitschrijven, maar alleen een opsomming van de bewijsmiddelen geven. De rechtbank verwijst daarbij in de voetnoten naar de plaats in het dossier waar de bewijsmiddelen te vinden zijn.
- het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij; [2]
- de rapportage diefstal energie; [3]
- de bekennende verklaring van verdachte op de zitting. [4]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte:
feit 1in de periode van 15 mei 2019 tot en met 15 juli 2019 in een pand aan de [adres 2] te [plaatsnaam] opzettelijk 173 hennepplanten en/of delen daarvan heeft geteeld en bewerkt en verwerkt, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
feit 2in de periode van 15 mei 2019 tot en met 15 juli 2019 te Nieuwegein een hoeveelheid elektriciteit, die aan een ander toebehoorde, te weten aan Stedin, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen hoeveelheid elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Verdachte zal worden vrijgesproken van alles wat meer in de tenlastelegging is opgenomen dan wat hierboven is bewezen verklaard. De rechtbank heeft spel- en typfouten in de tenlastelegging aangepast, maar dat is niet in het nadeel van verdachte gebeurd.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Gedragingen zijn volgens de wet alleen strafbaar als er geen rechtvaardigingsgrond voor die gedragingen bestaat. Er is niet gebleken dat er zo'n rechtvaardigingsgrond voor de door verdachte gepleegde feiten bestond. Deze feiten zijn dus strafbaar.
De wet noemt de door verdachte gepleegde feiten:
feit 1: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Verdachten zijn volgens de wet alleen strafbaar als zij geen beroep kunnen doen op een schulduitsluitingsgrond. Er is niet gebleken dat er in het geval van verdachte sprake is van zo’n schulduitsluitingsgrond. Verdachte is dus strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 120 uur en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaar.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat van verdachte heeft verzocht een taakstraf voor de duur van 100 uur en daarbij eventueel een voorwaardelijk strafdeel aan verdachte op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van een passende straf rekening gehouden met de ernst van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft in zijn woning een hennepkwekerij gehad. Het kweken van hennep veroorzaakt overlast en gevaar voor de maatschappij, omdat (langdurig) gebruik van hennep schadelijk is voor de gezondheid van de gebruikers ervan en hennepteelt daarnaast gepaard gaat met verschillende vormen van criminaliteit. Verdachte heeft de elektriciteit voor de hennepkwekerij illegaal afgenomen door de aansluiting in de meterkast te verbreken. Dit leidt niet alleen tot schade en overlast voor elektriciteitsleverancier Stedin, maar levert ook brandgevaar op. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij niet stil heeft gestaan bij de mogelijke gevolgen van zijn handelen, maar alleen heeft nagedacht over hoe hij zo snel mogelijk geld zou kunnen verdienen.
De rechtbank heeft rekening gehouden met de justitiële documentatie (het ‘strafblad’) van verdachte van 30 december 2019. Hieruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank houdt bij het bepalen van een passende straf ook altijd rekening met wat er in vergelijkbare zaken wordt opgelegd. Hiervoor zijn door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) oriëntatiepunten opgesteld. Voor het telen van 100 tot 500 hennepplanten geeft het LOVS als oriëntatiepunt voor iemand die niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld een taakstraf voor de duur van 120 uur en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand. De diefstal van elektriciteit is hierin nog niet meegenomen. Daarvoor heeft het LOVS geen oriëntatiepunt opgesteld.
Alles afwegend ziet de rechtbank geen reden om af te wijken van de oriëntatiepunten van het LOVS en de (daarmee overeenkomende) eis van de officier van justitie. Zij legt daarom aan verdachte een taakstraf voor de duur van 120 uur en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand op. Verdachte zal deze gevangenisstraf niet hoeven ondergaan als hij gedurende de proeftijd van 2 jaar geen strafbaar feit zal plegen.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De rechtbank heeft de volgende artikelen toegepast:
  • 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 3 en 11 van de Opiumwet.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 maand;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaar vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 uur;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 60 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Akkermans, voorzitter,
mrs. L.E. Verschoor-Bergsma en J.W.B. Snijders Blok, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.Z. Schoppink, griffier,
en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 februari 2020.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
1hij in of omstreeks de periode van 15 mei 2019 tot en met 15 juli 2019 te Nieuwegein opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 173 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2hij in of omstreeks de periode van 15 mei 2019 tot en met 15 juli 2019 te Nieuwegein een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Stedin, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen hoeveelheid elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 25 juli 2019, genummerd PL0900-2019223023Z, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 140. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , p. 6-11.
3.Een geschrift, te weten: Rapportage diefstal energie, p. 56-60.
4.Proces-verbaal ter terechtzitting van 31 januari 2020.