ECLI:NL:RBMNE:2020:815

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 februari 2020
Publicatiedatum
4 maart 2020
Zaaknummer
16/169288-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het aanwezig hebben van hennepplanten in de woning van een vriend met een hennepkwekerij

Op 14 februari 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig had gemaakt aan het aanwezig hebben van hennepplanten in de woning van haar vriend, die een hennepkwekerij had opgezet. De verdachte, geboren in 1998, werd verdacht van het opzettelijk aanwezig hebben van 51 hennepplanten op 15 juli 2019 in Nieuwegein. Tijdens de zitting op 31 januari 2020 was de verdachte aanwezig, evenals haar advocaat, mr. A.E.M.C. Koudijs, en de officier van justitie, mr. T. Tanghe. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op de hoogte was van de hennepkwekerij en dat zij, door maandelijks bij te dragen aan de kosten van de woning, een bijdrage had geleverd aan de aanwezigheid van de hennepplanten. De rechtbank vond dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend was bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van 500 euro, waarvan 250 euro voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die niet eerder was veroordeeld. De uitspraak is gedaan onder toepassing van de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/169288-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 februari 2020
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] , [postcode] [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen verdachte heeft plaatsgevonden op 31 januari 2020. Omdat verdachte bij de zitting aanwezig was, is juridisch gezien sprake van een vonnis op tegenspraak.
De rechtbank heeft op de zitting gesproken met en geluisterd naar verdachte zelf, haar advocaat mr. A.E.M.C. Koudijs en officier van justitie mr. T. Tanghe.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte ervan dat zij op 15 juli 2019 in Nieuwegein opzettelijk 51 hennepplanten aanwezig heeft gehad.
Deze verdenking staat beschreven in de tenlastelegging. De volledige tenlastelegging is in de bijlage bij dit vonnis opgenomen.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in deze zaak, moet zij kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mocht verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat kan worden bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd. Verdachte wist dat haar vriend een hennepkwekerij in zijn woning had. Zij deed hier niet alleen niets tegen, maar betaalde mee aan de huur en rookte bovendien elke dag wiet. Volgens de officier van justitie is onder deze omstandigheden sprake van ‘voorwaardelijk opzet’ op het aanwezig hebben van de hennepplanten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat van verdachte heeft de rechtbank gevraagd verdachte vrij te spreken. Hij heeft aangevoerd dat verdachte wel op de hoogte was van de hennepkwekerij, maar zelf geen enkele bijdrage heeft geleverd aan de hennepkwekerij. Hij is daarom van mening dat het tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Op 15 juli 2019 is op het adres [adres 2] in [plaatsnaam] een hennepkwekerij aangetroffen. [2] Er zaten 51 hennepplanten in de potten. [3] De hoofdbewoner van deze woning was [A] . In de woning was verder onder meer [verdachte] aanwezig. [4]
Verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat zij wist dat er een hennepkwekerij aanwezig was in de woning van haar vriend [voornaam van A] . Zij verbleef in het weekend en soms ook doordeweeks in deze woning. Zij betaalde € 600,00 tot € 700,00 per maand (van haar totale inkomen van ongeveer € 900,00 per maand) aan [voornaam van A] voor hun gezamenlijke kosten. Zij en [voornaam van A] rookten elke dag wiet. [voornaam van A] regelde deze wiet. Zij wist niet waar deze wiet vandaan kwam en wilde dit ook niet weten. [5]
Bewijsoverwegingen
Door de verdediging is ter zitting aangevoerd dat verdachte geen enkele bijdrage heeft geleverd aan de hennepkwekerij en daarom zou moeten worden vrijgesproken. De rechtbank ziet dit anders. Voor een bewezenverklaring van de verdenking van het aanwezig hebben van hennep is het niet nodig dat verdachte de eigenaar van de hennep was of dat verdachte kon beschikken over deze hennep. Voldoende is dat verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de hennep en dat de hennep zich in de machtssfeer van verdachte bevond. Verdachte heeft verklaard dat zij wist dat er een hennepkwekerij aanwezig was in de woning waar zij wekelijks verbleef. Zij heeft aangegeven dat zij niets met de hennepkwekerij te maken wilde hebben, maar bleef desondanks wel in de woning komen. Ook heeft zij aangegeven elke dag te blowen, maar niet te (willen) weten waar deze wiet vandaan komt. Verdachte heeft zich zodoende niet alleen niet van de hennepkwekerij gedistantieerd, maar - door maandelijks een groot gedeelte van haar inkomen aan verdachte over te maken - ook een bijdrage geleverd aan de kosten van haar vriend, de eigenaar van de hennepkwekerij. De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat verdachte zodanige zeggenschap over de woning en daarmee de hennepplanten kon uitoefenen, dat kan worden geconcludeerd dat (ook) zij de hennepplanten opzettelijk aanwezig heeft gehad. De rechtbank vindt daarom dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend is bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte:
op 15 juli 2019 te Nieuwegein opzettelijk aanwezig heeft gehad 51 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Verdachte zal worden vrijgesproken van alles wat meer in de tenlastelegging is opgenomen dan wat hierboven is bewezen verklaard. De rechtbank heeft spel- en typfouten in de tenlastelegging aangepast, maar dat is niet in het nadeel van verdachte gebeurd.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Gedragingen zijn volgens de wet alleen strafbaar als er geen rechtvaardigingsgrond voor die gedragingen bestaat. Er is niet gebleken dat er zo'n rechtvaardigingsgrond voor het door verdachte gepleegde feit bestond. Dit feit is dus strafbaar.
De wet noemt het door verdachte gepleegde feit:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Verdachten zijn volgens de wet alleen strafbaar als zij geen beroep kunnen doen op een schulduitsluitingsgrond. Er is niet gebleken dat er in het geval van verdachte sprake is van zo’n schulduitsluitingsgrond. Verdachte is dus strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een geldboete ter hoogte van 1.000,00 euro, waarvan 500,00 euro voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat van verdachte heeft zich niet uitgelaten over een eventueel op te leggen straf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van een passende straf rekening gehouden met de ernst van het strafbare feit, de omstandigheden waaronder dit feit is gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft 51 hennepplanten aanwezig gehad. Zij heeft de hennepplanten niet zelf geteeld, maar deze planten bevonden zich wel in haar machtssfeer. Het kweken van hennep veroorzaakt overlast en gevaar voor de maatschappij, omdat (langdurig) gebruik van hennep schadelijk is voor de gezondheid van de gebruikers ervan en hennepteelt daarnaast gepaard gaat met verschillende vormen van criminaliteit. De rechtbank neemt het verdachte daarom kwalijk dat zij zich niet van de hennepteelt heeft gedistantieerd.
De rechtbank heeft rekening gehouden met de justitiële documentatie (het ‘strafblad’) van verdachte van 30 december 2019. Hieruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een geldboete ter hoogte van 500,00 euro, waarvan 250,00 euro voorwaardelijk, in deze zaak passend is. Verdachte zal het voorwaardelijke gedeelte van de geldboete niet hoeven betalen als zij gedurende de proeftijd van 2 jaar geen strafbaar feit zal plegen.
Omdat de opgelegde geldboete niet hoger is dan 500,00 euro, is het verlofstelsel van toepassing. Dit betekent dat, wanneer in deze zaak hoger beroep wordt ingesteld, de zaak alleen in hoger beroep zal worden behandeld indien de voorzitter bij het gerechtshof daar toestemming voor geeft omdat hij het belang daarvoor ziet.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De rechtbank heeft de volgende artikelen toegepast:
  • 14a, 14b, 14c, 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht;
  • 3 en 11 van de Opiumwet.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
geldboeteter hoogte van
500,00 euro, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis;
- bepaalt dat van de geldboete een gedeelte van
250,00 euroniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaar vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
- deze zaak valt onder het verlofstelsel.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Akkermans, voorzitter,
mrs. L.E. Verschoor-Bergsma en J.W.B. Snijders Blok, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.Z. Schoppink, griffier,
en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 februari 2020.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 15 juli 2019 te Nieuwegein opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 51 hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 25 juli 2019, genummerd PL0900-2019223023Z, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 140. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , p. 6.
3.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , p. 7.
4.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , p. 8.
5.Proces-verbaal ter terechtzitting van 31 januari 2020.