Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding met 10 bijlagen is op 26 september 2019 bij [gedaagde] bezorgd,
- [gedaagde] heeft schriftelijk op de dagvaarding gereageerd en heeft bij haar reactie 4 bijlagen gevoegd,
- vervolgens heeft [eiser] schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een laatste schriftelijke reactie heeft gegeven onder toevoeging van 1 aanvullende bijlage,
- bij faxbericht van 22 januari 2020 heeft mr. P.S. van Zandbergen zich gemeld als opvolgend gemachtigde van [eiser] , in de plaats van mr. [C] , waarbij hij ook te kennen heeft gegeven af te zien van een schriftelijke reactie op de aanvullende bijlage van [gedaagde] ,
- tot slot heeft de kantonrechter aan partijen bericht dat op 4 maart 2020 vonnis zal worden gewezen.
2.De feiten
3.De vordering en het verweer
4.De beoordeling
Wat is het geval?
heden” in “Commercieel Directeur, [gedaagde] , januari 2018 –
maart 2019” (cursivering door kantonrechter), kennelijk met als gevolg dat de aanduiding “Commercieel directeur bij [gedaagde] ” na 1 maart 2019 onder zijn naam is blijven staan, weliswaar met direct daaronder, bij de opsomming van vorige werkgevers onder “Vorig”, ook [gedaagde] als
voormaligwerkgever. Bij de duur van het dienstverband met [gedaagde] is komen te staan “januari 2018 – maart 2019 *1 jaar 3 maanden”. Dat zou er op duiden dat het dienstverband volgens LinkedIn ook in maart 2019 zou hebben doorgelopen. De informatie omtrent de duur van zijn dienstverband bij [gedaagde] op zijn LinkedIn profiel is, na de wijziging op 1 maart 2019 dus verwarrend en tegenstrijdig.
- € 486,00 griffierecht;
- € 104,01 explootkosten inclusief informatiekosten;
- € 720,00 salaris gemachtigde (2 punten x het tarief van € 360,00).