Op 10 februari 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 1990 in Syrië. De officier van justitie had op 6 februari 2020 verzocht om voortzetting van de eerder opgelegde crisismaatregel, die was ingesteld op basis van artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Tijdens de mondelinge behandeling op 10 februari 2020 zijn de betrokkene, haar advocaat mr. C.H. Dijkstra, en een arts gehoord. De betrokkene heeft aangegeven bereid te zijn medicatie te nemen, met uitzondering van slaapmedicatie, die zij als onnodig beschouwt. De arts heeft echter verklaard dat de betrokkene lijdt aan een manische episode met psychose kenmerken en dat het toedienen van slaapmedicatie noodzakelijk is voor haar gezondheid.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, met name in de vorm van ernstig lichamelijk letsel, veroorzaakt door haar psychische stoornis. De rechtbank heeft besloten dat de voortzetting van de crisismaatregel noodzakelijk is en heeft de volgende vormen van verplichte zorg toegewezen: het toedienen van slaapmedicatie, het beperken van de bewegingsvrijheid, insluiting en opname in een accommodatie. De rechtbank heeft geoordeeld dat deze maatregelen evenredig en effectief zijn om het dreigende nadeel af te wenden.
De machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel is verleend voor een periode van drie weken, tot en met 2 maart 2020. De beschikking is mondeling gegeven door rechter E.A.A. van Kalveen en is op 28 februari 2020 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.