ECLI:NL:RBMNE:2020:752

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 februari 2020
Publicatiedatum
28 februari 2020
Zaaknummer
C/16/494285 / FO RK 19-1878
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging gezag en contactregeling voor minderjarige via informele rechtsingang

In deze zaak heeft een minderjarige, aangeduid als [voornaam van verzoekster], op 18 december 2019 een verzoek ingediend bij de Rechtbank Midden-Nederland om wijziging van het gezag en de omgangsregeling met haar vader. Dit verzoek is gedaan via de informele rechtsingang, zoals geregeld in artikel 1:251a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter heeft op 9 januari 2020 een gesprek gevoerd met [voornaam van verzoekster] en op 7 februari 2020 een mondelinge behandeling gehouden, waarbij de vader en de grootouders aanwezig waren. De Raad voor de Kinderbescherming was opgeroepen, maar is niet verschenen.

De vader en grootvader zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [voornaam van verzoekster], die bij haar grootouders woont. In een eerdere beschikking van 3 juli 2014 was een contactregeling vastgesteld tussen de vader en [voornaam van verzoekster]. [voornaam van verzoekster] heeft aangegeven dat zij niet meer naar haar vader wil gaan en dat zij het moeilijk vindt om met hem om te gaan. Ze vraagt om wijziging van het gezag, zodat alleen haar grootvader het gezag heeft, en om aanpassing van de contactregeling, zodat ze haar vader zo min mogelijk hoeft te zien.

De kinderrechter heeft besloten dat er meer informatie nodig is om een goede beslissing te kunnen nemen en heeft de Raad voor de Kinderbescherming gevraagd een onderzoek te doen naar de situatie van [voornaam van verzoekster]. De kinderrechter heeft de Raad gevraagd om te onderzoeken of een wijziging in het gezamenlijk gezag in het belang van [voornaam van verzoekster] is en wat in haar belang is ten aanzien van de omgang met de vader. De mondelinge behandeling is aangehouden tot 7 augustus 2020, afhankelijk van de voortgang van het raadsonderzoek.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/494285 / FO RK 19-1878
Beschikking van 7 februari 2020
betreffende:
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: [voornaam van verzoekster] ,
met als belanghebbenden:
[belanghebbende 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: de vader,
en
[belanghebbende 2] en [belanghebbende 3] ,
beide wonende te [woonplaats] ,
hierna: de grootouders.
De Raad voor de Kinderbescherming Midden Nederland, locatie [plaatsnaam] (hierna: de Raad), is op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) betrokken in de procedure.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
[voornaam van verzoekster] heeft met haar brief van 18 december 2019 een verzoek bij de rechtbank ingediend via de zogenaamde “informele rechtsingang” (op grond van artikel 1:251a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek). In haar brief vraagt [voornaam van verzoekster] om het gezag en de omgangsregeling met haar vader te wijzigen.
1.2.
De kinderrechter heeft op 9 januari 2020 met [voornaam van verzoekster] gesproken.
1.3.
Naar aanleiding van dit gesprek heeft de kinderrechter een mondelinge behandeling gehouden op 7 februari 2020. Hierbij zijn verschenen:
  • de vader;
  • de grootouders.
De Raad is opgeroepen, maar niet verschenen.

2.De beoordeling

Waar gaat het om?
2.1.
De vader en de grootvader zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [voornaam van verzoekster] . [voornaam van verzoekster] woont bij haar grootvader en haar grootmoeder. Bij beschikking van 3 juli 2014 van de rechtbank Midden-Nederland, locatie [plaatsnaam] is onder andere een contactregeling vastgesteld tussen de vader en [voornaam van verzoekster] . De regeling is als volgt:
  • [voornaam van verzoekster] gaat eenmaal per twee weken een weekend naar vader van vrijdagmiddag 12.00 uur tot zondag 17.00 uur, waarbij vader haar terugbrengt naar grootouders.
  • [voornaam van verzoekster] gaat eens per week op dinsdagmiddag uit school naar vader. Vader brengt haar terug op de volgende tijden: vanaf de tiende verjaardag van [voornaam van verzoekster] brengt vader haar om 19.45 uur naar haar grootouders en vanaf iedere verjaardag, wordt zij 15 minuten later teruggebracht. Dat wil zeggen dat zij vanaf haar elfde verjaardag om 20.00 uur naar huis wordt gebracht, vanaf haar twaalfde om 20.15 uur enzovoort.
2.2.
[voornaam van verzoekster] heeft zich tot de kinderrechter gewend via de zogenaamde “informele rechtsingang” (op grond van artikel 1:251a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek. Dat betekent dat [voornaam van verzoekster] de kinderrechter vraagt van haar ambtshalve bevoegdheid gebruik te maken om beslissingen over het gezag en de contactregeling. Ambtshalve betekent dat er geen officieel formeel verzoek is gedaan. [voornaam van verzoekster] kan zo’n officieel verzoek ook niet zelfstandig indienen. Zij heeft geen formele eigen rechtsingang.
[voornaam van verzoekster] vraagt om het gezag van de vader te wijzigen zodat alleen haar grootvader alleen het gezag heeft en dus de beslissingen over haar kan nemen. [voornaam van verzoekster] wil dit graag, omdat zij sinds de zomer niet meer naar de vader toe gaat en omdat zij dit mentaal en fysiek niet aan kan. Zij wordt belemmerd in haar dagelijkse leven omdat voor belangrijke zaken de handtekening van de vader nodig is en het de vraag is of de vader dan toestemming zal verlenen. Ook vraagt [voornaam van verzoekster] om de contactregeling met de vader te wijzigen. [voornaam van verzoekster] wil graag dat de contactregeling wordt aangepast naar een regeling waarbij ze de vader zo min mogelijk hoeft te zien, het liefst zou ze hem helemaal niet zien. Verder heeft [voornaam van verzoekster] verteld dat de vader de spullen beheert die [voornaam van verzoekster] van haar overleden moeder heeft geërfd. [voornaam van verzoekster] wil deze spullen graag terug.
De vader heeft op de mondelinge behandeling gezegd dat hij de spullen van [voornaam van verzoekster] ’s overleden moeder voor [voornaam van verzoekster] voor haar bewaart. De kinderrechter begrijpt dat [voornaam van verzoekster] zich geen zorgen hoeft te maken over deze spullen.
Raadsonderzoek
2.3.
De kinderrechter weet op dit moment te weinig over de situatie van [voornaam van verzoekster] om een goede beslissing te kunnen nemen. Daarom vindt de kinderrechter het nodig dat de Raad voor de Kinderbescherming een onderzoek gaat doen. De Raad zal daarvoor de vader, de grootvader en [voornaam van verzoekster] benaderen voor een afspraak en een plan maken voor de manier waarop het onderzoek zal worden gedaan.
De kinderrechter vraagt de Raad om te onderzoeken:
- is een wijziging in het gezamenlijk gezag in het belang van [voornaam van verzoekster] ?
- wat is in het belang van [voornaam van verzoekster] ten aanzien van de contacten met de vader?
2.4.
In afwachting van het rapport van de Raad over dit onderzoek zal de kinderrechter zal de kinderrechter nog niets beslissen. Na ontvangst van het rapport zal de kinderrechter waarschijnlijk [voornaam van verzoekster] weer uitnodigingen voor een kindgesprek en daarna de vader en de grootvader. De kinderrechter zal de griffier vragen ook een afschrift van deze beslissing aan [voornaam van verzoekster] te sturen, want de kinderrechter heeft deze beslissing genomen in het kader van een door haar gestuurde brief.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
vraagt de Raad om te onderzoeken:
- is een wijziging in het ouderlijk gezag in het belang van [voornaam van verzoekster] ?
- wat is in het belang van [voornaam van verzoekster] ten aanzien van de omgang met de vader?
met het verzoek aan de Raad om tenminste zeven dagen voor de hierna te noemen pro forma datum schriftelijke te rapporteren en te adviseren;
3.2.
houdt de mondelinge behandeling van de verzoeken aan tot de
pro formadatum van
7 augustus 2020, met bepaling dat afhankelijk van de dan verkregen informatie over de voortgang van het raadsonderzoek een nadere zittingsdatum wordt bepaald,
met het verzoek aan
de griffierom de vader, de grootouders en de Raad voor de Kinderbescherming op te roepen tegen een nader te bepalen datum en tijdstip.
en met het verzoek aan
de griffierom [voornaam van verzoekster] uit te nodigen voor een kindgesprek.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.A.A. van Kalveen (kinder)rechter, in aanwezigheid van N.L.J. Hitijahubessij als griffier en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2020.
De schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 28 februari 2020.
..