ECLI:NL:RBMNE:2020:748

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 februari 2020
Publicatiedatum
28 februari 2020
Zaaknummer
C/16/20/44 R
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling ondanks hogere vaste lasten dan inkomen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 27 februari 2020 uitspraak gedaan over een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling, ingediend door verzoeker op 27 januari 2020. Tijdens de zitting op 24 februari 2020 was verzoeker aanwezig, samen met zijn beschermingsbewindvoerder en een schuldhulpverlener. Verzoeker heeft een schuldenlast van € 5.280,11 en ontvangt een WIA-uitkering van € 1.684,46 per maand. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker te goeder trouw is geweest in de vijf jaren voorafgaand aan zijn verzoek en dat hij zich in een moeilijke financiële situatie bevindt, waarbij zijn vaste lasten hoger zijn dan zijn inkomen.

De rechtbank heeft overwogen dat verzoeker niet in aanmerking komt voor huurtoeslag en dat zijn bewindvoerder en schuldhulpverlener niet in staat zijn geweest om zijn situatie te verbeteren. Verzoeker is ook alimentatieplichtig voor zijn zoon, wat zijn financiële situatie verder onder druk zet. Ondanks de hoge vaste lasten en de kans dat hij de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet kan nakomen, heeft de rechtbank geoordeeld dat dit hem niet te verwijten is. De rechtbank heeft besloten om verzoeker toe te laten tot de schuldsaneringsregeling, met als doel een oplossing te vinden voor zijn problemen met alimentatie en huurlasten.

De rechtbank heeft mr. J.F. Haeck benoemd tot rechter-commissaris en het salaris van de bewindvoerder vastgesteld, onder voorbehoud van toereikend boedelactief. Tevens is de bewindvoerder belast met het openen van aan de schuldenaar gerichte brieven en telegrammen. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 27 februari 2020.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Toezicht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/20/44 R
uitspraakdatum: 27 februari 2020
uitspraak op grond van artikel 288 lid 1 van de Faillissementswet
( “toepassing schuldsanering”)
enkelvoudige kamer
[verzoeker] ,
wonende [adres] ,
[woonplaats] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 27 januari 2020 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Het verzoekschrift is behandeld ter terechtzitting van 24 februari 2020 in aanwezigheid van verzoeker. Voorts waren daarbij aanwezig mevrouw [A] van [naam] , beschermingsbewindvoerder van verzoeker en de heer [B] , schuldhulpverlener van de gemeente Stichtse Vecht.
Na de zitting heeft de rechtbank kennisgenomen van de brief van verzoeker en de brief van de psycholoog van 12 februari 2020.

2.De feiten

Verzoeker heeft een totale schuldenlast van € 5.280,11. Hij ontvangt een WIA-uitkering van € 1.684,46 per maand.
Bij beschikking van 21 mei 2019 is het vermogen van verzoeker onder beschermingsbewind gesteld.

3.De beoordeling

3.1.
Op zitting heeft verzoeker uitgelegd dat de schulden zijn ontstaan omdat zijn inkomen lager is dan voorheen sinds hij een WIA-uitkering ontvangt. Zijn vaste lasten zijn hoger dan het inkomen waardoor de schuld blijft oplopen. Ondanks de hulp van de bewindvoerder en de schuldhulpverlener lukt het niet om dit te veranderen.
3.2.
Verzoeker komt bijvoorbeeld niet in aanmerking voor huurtoeslag omdat zijn huur net te hoog is. De bewindvoerder heeft woningcorporatie Portaal gevraagd de huur te verlagen zodat hij wel in aanmerking komt voor huurtoeslag. Het gaat om een verlaging van enkele euro’s. Hieraan werkt Portaal niet mee. Evenmin werken zij mee aan een woningruil waarbij verzoeker verhuist naar een woning met een lagere huur, omdat hij een huurschuld heeft. Overigens heeft de bewindvoerder te kennen gegeven dat de schuld bij Portaal bijna is afgelost. Daarna gaat verzoeker op zoek naar een woning met een lagere huur waarbij hij wel recht heeft op huurtoeslag.
3.3.
Verzoeker is alimentatieplichtig voor zijn zoon die op basis van een omgangsregeling ook regelmatig bij verzoeker is. De in 2015 bij beschikking vastgestelde alimentatie bedraagt € 215,-- per maand. Op dit moment geldt een mondelinge afspraak tussen verzoeker en de moeder van zijn zoon waarbij verzoeker € 100,-- per maand betaalt. Van deze afspraak kan de moeder terugkomen. Daarom wil verzoeker de alimentatieverplichting met behulp van een advocaat officieel wijzigen en indien mogelijk op nihil stellen. Vanwege de hoogte van zijn inkomen komt verzoeker niet in aanmerking voor een toevoeging. De advocaatkosten komen dus volledig voor zijn rekening. Deze kosten kan verzoeker niet betalen.
3.4.
Uit de brief van de psycholoog blijkt dat verzoeker in behandeling is voor middelengebruik. Hij is een hele tijd relatief stabiel geweest maar door ingrijpende gebeurtenissen is hij een aantal keren teruggevallen in middelengebruik. In januari is verzoeker daarom een stabiliserende opname aangeboden. Dit is niet doorgegaan omdat verzoeker geen opvang had voor zijn zoon.
3.5.
De rechtbank overweegt als volgt. Volgens artikel 288 van de Faillissementswet wordt het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling - onder meer - slechts toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat verzoeker ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van de schulden in de vijf jaren voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift werd ingediend, te goeder trouw is geweest. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verzoeker dit voldoende aannemelijk gemaakt. De rechtbank moet ook beoordelen of verzoeker de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen. Eén van die verplichtingen is dat geen nieuwe schulden worden gemaakt. Aangezien de vaste lasten van verzoeker hoger zijn dan zijn inkomen, zal verzoeker deze verplichting waarschijnlijk niet kunnen nakomen. Dat is hem echter niet te verwijten. Het is de rechtbank juist gebleken dat verzoeker saneringsgezind. Verzoeker zit klem in een systeem waarbij hij wordt geconfronteerd met verschillende regels. Die regels maken dat het voor hem nu onmogelijk is om zijn lasten te verlagen terwijl dit wel in het belang is van de schuldeisers. Bovendien is de schuldenlast op dit moment nog relatief laag, namelijk € 5.280,11. De rechtbank ziet onder de gegeven omstandigheden aanleiding om verzoeker toe te laten tot de schuldsaneringsregeling. Het is van belang dat binnen die regeling onder meer een oplossing wordt gevonden voor de problemen omtrent de alimentatie en de huurlasten.

4.Beslissing

De rechtbank:
- spreekt de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoeker] ,
geboren op [1982] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] , [woonplaats] ,
- benoemt tot rechter-commissaris mr. J.F. Haeck,
en tot bewindvoerder R.I. de Jong,
Postbus 6,
2957 ZG Nieuw-Lekkerland;
- stelt bij wijze van voorschot, bij toereikend boedelactief, het salaris van de bewindvoerder vast op het op grond van artikel 2 van het Besluit salaris bewindvoerder schuldsaneringsregeling geldende bedrag;
- geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan de schuldenaar gerichte brieven en telegrammen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. Penders en is in het openbaar uitgesproken op
27 februari 2020.