4.3.2Bewijsmiddelen
4.3.2.1 Ten aanzien van parketnummer 16/254601-19
Feit 1 primair
Op grond van de hierna genoemde bewijsmiddelen in onderling verband gezien is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
De aangifte van [slachtoffer] , voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, inhoudende:
‘Ik was op 20 oktober 2019 naar het Griftpark in Utrecht gelopen. Ik was bij de trappetjes.
Ik zag de dealer. Ik zag [verdachte] achter de dealer zitten. Ik zag dat [verdachte] achter de dealer vandaan kwam en om hem heen liep. Hij liep naar mij toe. Ik dacht eerst dat hij mij duwde, maar toen zag ik ineens iets glinsteren. Ik had toen pas door dat ik door [verdachte] was gestoken. Ik voelde toen ook pas het mes in mijn hals gaan. Het was een soort vertraagde reactie. Het bloed spoot eruit. Er kwamen zwarte brokken uit mijn mond. Ik voelde bloed mijn keel in gaan. Ik dacht: ik ga dood. Hij stak het mes recht vooruit in mijn hals. [verdachte] wordt [bijnaam] genoemd.’
Een proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 1] , voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, inhoudende:
‘Op maandag 21 oktober 2019 heb ik aangever [slachtoffer] nader gehoord over het signalement van de dader. Ik hoorde [slachtoffer] zeggen dat hij de verdachte kon omschrijven als een man van midden dertig met Surinaams/Antilliaans uiterlijk. Na het tonen van een foto van verdachte [verdachte] hoorde ik [slachtoffer] direct zeggen: 'Ja, dat is hem’. Op de vraag wat voor kleding de verdachte droeg hoorde ik [slachtoffer] zeggen dat hij zich nog kon herinneren dat de verdachte een bruine jas droeg.’
Medische informatie, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, inhoudende:
‘Wij zagen op 20 oktober 2019 [slachtoffer] . Hij had een snijwond langs en onder de linker kaakhoek, tenminste 1 tot 2 cm diep. Steekwond, net langs alle kritische arteriële structuren.’
Een proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 2] , voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, inhoudende:
‘ [slachtoffer] verklaarde dat die [bijnaam] een relatie heeft met ene [A] , die ook in het hostel woont. [slachtoffer] had een woordenwisseling gehad met [A] en die [bijnaam] ging zich ermee bemoeien. Hij dacht dat het uitgesproken was, want ze hadden de dag ervoor elkaar nog de hand geschud.
Ik, verbalisant, hoorde de arts zeggen dat het mes op ongeveer 1 a 1,5 millimeter na aan weerzijde belangrijke aders had gemist. Bij het raken van deze aders had [slachtoffer] het hoogstwaarschijnlijk niet gered.’
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, inhoudende:
‘Op 20 oktober 2019, omstreeks 20:15 uur, hoorde ik dat het operationeel centrum een andere eenheid verzocht te gaan naar de Wittevrouwensingel. Drie minuten nadat de melding was uitgegeven, hoorde ik via de portofoon dat het slachtoffer was neergestoken en dat de verdachte weg was gelopen. Hierop zijn collega [verbalisant 4] en ik doorgereden richting het Lucasbolwerk. Ondertussen hoorde ik via de portofoon dat de verdachte als bijnaam [bijnaam] had. Ik heb vervolgens aan een bekende gebruiker uit de binnenstad gevraagd of hij [bijnaam] kende. Ik hoorde dat deze bekende gebruiker aangaf dat hij deze kende. Ik hoorde dat de bekende gebruiker zei dat hij [bijnaam] vanavond nog had gezien. Ik vroeg hem hoe [bijnaam] er toen uit zag. Ik hoorde dat de bekende gebruiker vervolgens zei: Zwarte huidskleur, klein, pet op, zwarte schoenen, baggy broek. Ik vroeg hem tevens waar [bijnaam] altijd verblijft. Ik hoorde dat hij zei dat dit het Griftpark is. Terwijl [verbalisant 4] en ik met de bekende gebruiker in gesprek waren, werd er via de portofoon doorgegeven dat de verdachte mogelijk ' [verdachte] ' zou heten. [verbalisant 4] en ik hebben vervolgens bij de bekende gebruiker geverifieerd of [bijnaam] in het echt ' [verdachte] ' heet. Ik hoorde dat dit werd beaamd.
(…) Ik stond vervolgens bij de Stieltjesstraat in de bosjes en tuinen te kijken op zoek naar de verdachte. Op dat moment zag ik een persoon de hoek om komen die volledig aan het signalement van de verdachte voldeed. Ik heb de man vervolgens aangeroepen met " [verdachte] ?". Ik hoorde dat de man daarop zei: "Ja". Later bleek de verdachte te zijn:
[verdachte] , geboren [1978] te [geboorteplaats] .’
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] , voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, inhoudende:
‘Aangekomen in de Stieltjesstraat hoorde ik collega [verbalisant 3] via de portofoon
zeggen dat hij iemand die aan het signalement van de verdachte voldeed, staande had
in de Stieltjesstraat. Ik begaf mij vervolgens richting collega [verbalisant 3] . Ik zag
dat voor [verbalisant 3] een negroïde man met een zwarte broek, een donkerbruine jas, een
zwarte pet, zwarte schoenen, zwarte rugtas en een klein schoudertasje geknield met
zijn handen tegen de muur zat. Ik sloot aan bij [verbalisant 3] en vroeg de man wat zijn
naam was. Ik hoorde de man zeggen dat zijn naam [verdachte] was.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte, voor zover hier van belang, inhoudende:
‘Vraag: heb jij een bijnaam?
Antwoord: ze noemen me [bijnaam] ’
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] , voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, inhoudende:
‘Mij is ambtshalve bekend dat [slachtoffer] ook wel [bijnaam] wordt genoemd.’
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] , voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, inhoudende:
‘Onder verdachte zijn twee telefoons in beslag genomen, een Nokia en een Sony.
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] , voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, inhoudende:
‘ Merk : Nokia. Bijzonderheden: telefoonnummer [telefoonnummer]
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 8] , voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, inhoudende:
‘De telefoons van verdachte zijn afgeluisterd. Op 2 november 2019 belde verdachte met [A] . Het zaaksgerelateerde gedeelten van het gesprek is letterlijk verwerkt.
[A] : Wat je gedaan hebt mag je nooit meer doen.
[verdachte] : Hoe bedoel je wat ik gedaan heb?
[A] : uhhhh... [bijnaam] gestoken.
[verdachte] : (stilte) Ja, maar hij had een grote smoel
[A] : Jahaa, kan wel zijn.
[verdachte] : En nu, nu heeft hij het niet meer.
[A] : Nee, weet ik.
[verdachte] : Maar oke, ik had een beetje overdreven.
[A] : Ja, dat heb je zeker want op een millimeter na was die man dood.
[verdachte] : wat zeg je?
[A] : Op een millimeter na was die man dood.
[verdachte] : Ja, maar niemand mag met mijn vrouwtje fokken
(..)
[verdachte] : Oke, luister dan. Oke, oke, ik zal het nooit meer doen wat ik gedaan heb.
[A] : Is goed.
[verdachte] : maar je weet hoe ik ben toch?
[A] : Ik weet hoe je bent.
[verdachte] : Het was een beetje overdreven.
[A] : Ja, dat was het zeker.
[verdachte] : Ja, maar tenminste weet hij nu van hij moet niet met jou fokken.
‘Op 4 november 2019 belde verdachte met een vrouw. Letterlijke uitwerking:
[verdachte] : Maar dat is niet jouw schuld. Is mijn schuld. lk heb het allemaal zelf gedaan. Met mijn domme kop.
[telefoonnummer] : je hebt het alleen maar moeilijker gemaakt
[verdachte] : wat zeg je?
[telefoonnummer] : je hebt het alleen maar moeilijker gemaakt
[verdachte] : maar je moet een ding weten kijk (ntv). Als iemand jou pijn doet dan kom ik tevoorschijn
[telefoonnummer] : niemand doet mij pijn
[verdachte] : En ik kom niet met een handschoen. lk kom altijd met een mes.
Bewijsoverweging
Verdachte heeft ontkend dat hij degene is geweest die de aangever heeft gestoken. Op grond van de bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat het echter verdachte is geweest die de aangever met een mes in zijn hals heeft gestoken. Uit deze uiterlijke omstandigheden – het steken met een mes in de halsstreek – leidt de rechtbank af dat verdachte het opzet had om aangever te doden. In elk geval heeft verdachte door met een mes in de halsstreek van aangever te steken waarbij vitale aders ternauwernood zijn gemist, willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat verdachte daarbij zou komen te overlijden. De rechtbank acht daarom het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
De feiten 2 en 3
Deze feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de ten laste gelegde feiten bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 februari 2020;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] ,
namens [bedrijf 1] ;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] ,
namens [bedrijf 1] ;
- een geschrift, te weten een ontzegging van de toegang.
4.3.2.2 Ten aanzien van parketnummer 16/259933-19, alle feiten
Deze feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de ten laste gelegde feiten bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 primair:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 februari 2020;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal [aangever 2] , namens [bedrijf 1]
- een geschrift, te weten een ontzegging van de toegang;
Voorts ten aanzien van feit 2:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van [aangever 1] , namens
[bedrijf 1] ;
Voorts ten aanzien van feit 3:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 9]
;
4.3.2.3 Ten aanzien van parketnummer 16/260646-19
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 februari 2020;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal [aangever 2] , namens [bedrijf 1] ;
- een geschrift, te weten een ontzegging van de toegang;
4.3.2.4 Ten aanzien van parketnummer 16/199954-18 meer subsidiair
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 februari 2020;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] ,
namens [bedrijf 2] BV;
- een in de wettelijk vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten
[verbalisant 10] en [verbalisant 11] .