ECLI:NL:RBMNE:2020:739

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 februari 2020
Publicatiedatum
27 februari 2020
Zaaknummer
C/16/496690 / FA RK 20-931
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg bij ambulante behandeling en opname als ernstig nadeel niet kan worden afgewend

In deze beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 17 februari 2020, is een zorgmachtiging verleend aan een betrokkene die lijdt aan een psychische stoornis, specifiek schizofrenie. De officier van justitie had op 4 februari 2020 een verzoek ingediend voor het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op 14 februari 2020 gehouden, waarbij de betrokkene via zijn advocaat instemde met het zorgplan en het verzoek van de officier. De zorgverantwoordelijke, verbonden aan Fivoor, heeft toegelicht dat de betrokkene zoveel mogelijk ambulant behandeld zal worden, maar dat opname als uiterste middel noodzakelijk kan zijn om ernstig nadeel af te wenden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene ernstig nadeel kan ondervinden door zijn psychische stoornis, wat kan leiden tot levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, of ernstige psychische schade. De rechtbank oordeelt dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn en dat de voorgestelde verplichte zorg evenredig en effectief is. De zorgmachtiging is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 17 augustus 2020, met de mogelijkheid tot opname in een accommodatie indien de ambulante behandeling niet voldoende blijkt. De rechtbank heeft de overige verzoeken afgewezen en benadrukt dat tegen deze beschikking het rechtsmiddel van cassatie openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/496690 / FA RK 20-931
Betrokkene nummer: 1053060
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van de meervoudige kamer van 17 februari 2020naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [1978] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna: de betrokkene,
advocaat mr. A.E.M.C. Koudijs, als waarnemer van mr. W.A. Breddels.

1.Het procesverloop

1.1
Bij het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 4 februari 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring d.d. 21 januari 2020;
  • het zorgplan d.d. 20 januari 2020;
  • de zorgkaart d.d. 17 januari 2020;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur d.d. 28 januari 2020.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 14 februari 2020, in het gerechtsgebouw in Utrecht.
Daarbij heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
  • mr. A.E.M.C. Koudijs,
  • de heer E. van Lith, psychiater en zorgverantwoordelijke, verbonden aan Fivoor, ambulant centrum Utrecht.
Betrokkene heeft via zijn advocaat aan de rechtbank laten weten dat hij instemt met het zorgplan en het verzoek van de officier en dat hij niet zelf bij de mondeling behandeling aanwezig zal zijn.
1.3
De rechtbank heeft de officier van justitie opgeroepen voor de mondelinge behandeling. De officier is niet ter zitting verschenen.
1.4
De rechtbank heeft op 17 februari 2020 aan partijen een kennisgeving van mondelinge uitspraak verstrekt.

2.Beoordeling

2.1
De zorgverantwoordelijke heeft bij de mondelinge behandeling toegelicht dat de bedoeling is dat betrokkene zoveel mogelijk ambulant in de thuissituatie wordt behandeld. In de thuissituatie zullen geen vormen van verplichte zorg worden verleend. Een zorgmachtiging wordt gevraagd met verschillende vormen van verplichte zorg, die uitsluitend bij opname zullen worden toegepast in de instelling en niet ambulant. ‘Opname’ zal als vorm van verplichte zorg zo kort mogelijk worden toegepast. In het verleden is gebleken dat betrokkene met opname als stok achter de deur, thuis heel goed kan functioneren. Daarbij is het wel van belang dat betrokkene zich houdt aan de essentiële voorwaarden uit het zorgplan van 20 januari 2020 : het innemen van zijn medicatie, het komen op consulten met de zorgverantwoordelijken en andere begeleiders alsmede het meewerken aan urinecontroles.
2.2
De advocaat heeft namens betrokkene verklaard dat betrokkene instemt met het verzoek.
2.3
De rechter kan op verzoek van de officier een zorgmachtiging verlenen ten aanzien van een betrokkene wanneer wordt voldaan aan de criteria en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:3 en 3:4 Wvggz. Verplichte zorg is zorg die ondanks verzet kan worden verleend. Wanneer het gedrag van betrokkene als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel, kan als uiterste middel verplichte zorg worden verleend, mits er geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn, er geen minder bezwarende alternatieven zijn, het verlenen van verplichte zorg evenredig is en het redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is.
Verplichte zorg kan worden verleend om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door een psychische stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen.
Artikel 3:2 Wvggz bepaalt dat verplichte zorg kan bestaan uit het:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
c. insluiten;
d. uitoefenen van toezicht op betrokkene;
e. onderzoek aan kleding of lichaam;
f. onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen of
gevaarlijke voorwerpen;
g. controleren op de aanwezigheid van gedag-beïnvloedende middelen;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
i. beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
j. opnemen in een accommodatie.
Verplichte zorg kan ambulant verleend worden onder de voorwaarden opgenomen in het Besluit Wvggz. Op grond van dit Besluit omvat ambulant verplichte zorg dezelfde vormen van verplichte zorg als genoemd in artikel 3:2, met uitzondering van i. ‘beperken van bezoek’ en j. ‘opname in een accommodatie’.
Artikel 2:2 Besluit Wvggz bepaalt dat ambulant verplichte zorg uitsluitend kan worden toegepast indien, kort samengevat:
- de zorgverantwoordelijke voorafgaand aan het zorgplan overleg heeft gepleegd met ten minste één andere deskundige (als bedoeld in 5:13 derde lid, d Wvggz), over de wijze waarop toezicht op de betrokkene moet worden gehouden om diens veiligheid voldoende te waarborgen;
- en in het zorgplan wordt beschreven op welke wijze voornoemd toezicht wordt gerealiseerd.
De rechtbank stelt vast dat in dit zorgplan hierover niets is opgemerkt. Het verzoek richt zich dus niet op vormen van verplichte zorg in de thuissituatie.
2.4
De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur en bestaan uit het:
- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische
controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter
behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter
behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot
gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van
communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.
De officier verzoekt deze vormen van verplichte zorg voor de duur van 26 weken te verlenen.
2.5
De rechtbank heeft bij de mondelinge behandeling aan de zorgverantwoordelijke voorgelegd dat het uitgangspunt van de wet is dat betrokkenen zoveel mogelijk ambulant worden behandeld en dat ook verplichte zorg in de thuissituatie zou kunnen worden gegeven en voorliggend is. De wet stelt de eis dat opname in een instelling een ultimum remedium moet zijn.
2.6
De zorgverantwoordelijke heeft toegelicht dat gekozen is voor deze variant, te weten ambulante behandeling zonder verplichte zorg op basis van de afspraken met betrokkene in het zorgplan en pas over te gaan op verplichte zorg door middel van opname in een instelling indien betrokkene zich niet aan die afspraken houdt of vanwege zijn psychische kwetsbaarheid decompenseert, omdat er op dit moment geen voorzieningen zijn in de vorm van bijstand van bijvoorbeeld politie om op een voor betrokkene en de hulpverlening veilige manier thuis verplichte zorg toe te passen, zoals ook in artikel 2:2 Besluit Wvggz nader is uitgewerkt.
De advocaat van betrokkene heeft verklaard dat het in het belang van betrokkene is dat hij zo veel mogelijk thuis behandeld kan worden. Als dat met de essentiële afspraken in zorgplan kan, stemt betrokkene daarmee in.
2.7
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofrenie.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel (of een aanzienlijk risico daarop) dat bij betrokkene is gelegen in levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel voor zichzelf of anderen, ernstige psychische schade, ernstige materiele schade, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Om voornoemd nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
2.8
Betrokkene is in het kader van het strafrecht onder andere opgenomen geweest in een forensisch psychiatrische instelling. Daarna heeft hij met een reclasseringsmaatregel thuis hulpverlening geaccepteerd en de voorgeschreven medicatie genomen.
Betrokkene erkent zijn problematiek. Hij is het echter niet eens met de diagnose en is ambivalent over psychiatrische medicatie. Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Op dit moment staat betrokkene achter het verlenen van de zorgmachtiging en is hij bereid om de zorg te ontvangen. De angst bestaat echter dat betrokkene bij het wegvallen van het reclasseringstoezicht uit behandeling raakt en stopt met zijn medicatie met een verhoogd risico op terugval in middelengebruik, psychose en delict gedrag. In het verleden is eveneens gebleken dat zijn bereidheid onder invloed van de stoornis afneemt. Door de dreiging van verplichte opname blijft betrokkene in contact met de ambulante zorg en komt hij zijn afspraken uit het zorgplan na.
2.9
De rechtbank is van oordeel dat uit de stukken en de toelichting van de zorgverantwoordelijke ter zitting voldoende blijkt waarom ambulant toepassen van vormen van verplichte zorg niet mogelijk is. In de instelling kunnen deze vormen van verplichte zorg wel op een veilige en verantwoorde manier worden toegepast. Een zorgmachtiging (met daarin ook opname als vorm van verplichte zorg) bij iemand die zoveel als mogelijk ambulant behandeld wordt en waar verplichte zorg uitsluitend zal worden toegepast als die ambulante behandeling het ernstig nadeel niet langer kan wegnemen, voldoet naar het oordeel van de rechtbank aan het uitgangspunt van de wet dat opname ultimum remedium moet zijn. Er zijn dus in dit geval geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief.
2.1
Uit de stukken blijkt verder dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.11
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan de criteria voor en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz.
2.12
De zorgmachtiging met de gevraagde vormen van verplichte zorg zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden. Daarmee is het mogelijk om betrokkene gedurende deze gehele periode te stimuleren om zich te houden aan de afspraken in het zorgplan en hem binnen de duur van de maatregel zo kort mogelijk op te nemen.
De verplichte zorg die de rechtbank zal toewijzen kan dus uitsluitend na opname in een accommodatie kan worden toegepast. De zorgmachtiging geldt aldus tot en met 17 augustus 2020.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [betrokkene] , geboren op [1978] te [geboorteplaats] , inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische stoornis;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- opnemen in een accommodatie.
voor de situatie dat het ernstig nadeel niet overeenkomstig het zorgplan ambulant kan worden afgewend;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 17 augustus 2020;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.A.A. Kalveen, als voorzitter, en mr. V.M.M. van Amstel en mr. M.W.V. van Duursen, als leden, van de meervoudige kamer, in aanwezigheid van N. Hitijahubessij als griffier en in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2020.
Deze uitspraak is schriftelijk vastgesteld op 26 februari 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.