ECLI:NL:RBMNE:2020:715

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 februari 2020
Publicatiedatum
25 februari 2020
Zaaknummer
C/16/497055 FA RK 20-1058
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van de inbewaringstelling op basis van de Wet zorg en dwang

Op 13 februari 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, een beschikking gegeven inzake de voortzetting van de inbewaringstelling van een betrokkene, geboren in 1936. Dit verzoek was ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op basis van artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde dag gehouden, waarbij de betrokkene niet aanwezig wilde zijn. De advocaat van de betrokkene pleitte voor afwijzing van het verzoek, terwijl de psycholoog aangaf dat de machtiging noodzakelijk was, gezien de zorg die de betrokkene nodig heeft niet buiten de instelling kan worden geboden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, voornamelijk in de vorm van ernstig lichamelijk letsel, als gevolg van het gedrag van de betrokkene door zijn psychogeriatrische aandoening, de ziekte van Alzheimer. Ondanks het verzet van de betrokkene tegen voortzetting van zijn verblijf in de accommodatie, oordeelde de rechtbank dat de noodzakelijke zorg niet buiten de instelling kan worden verleend. Daarom verleende de rechtbank de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling voor de duur van zes weken, tot en met 26 maart 2020.

De beschikking is mondeling gegeven door rechter J.P.M. Schwillens en schriftelijk uitgewerkt door griffier Z.E.W. Fuchs. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling familierecht
Locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/497055 / FA RK 20-1058
Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling
Beschikking van 13 februari 2020, naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1936 te [geboorteplaats] ,
verblijvende te [verblijfplaats] te [plaatsnaam] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. A.W. van Luipen.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 11 februari 2020.
Bij het verzoekschrift zijn (onder meer) de volgende bijlagen gevoegd:
- de beschikking van de burgemeester d.d. 10 februari 2020;
- de medische verklaring d.d. 10 februari 2020;
- het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg dan wel een verklaring als bedoeld in artikel 1 lid 1c Wzd d.d. 11 november 2019;
- het BOPZ besluit van 11 november 2019.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 13 februari 2020, in het [verblijfplaats] te [plaatsnaam] .
1.3.
Daarbij heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- de betrokkene;
- de advocaat;
- mevrouw [A] , psycholoog.
Verder was aanwezig:
- een verpleegkundige.
Bij aanvang van de mondelinge behandeling werd medegedeeld dat betrokkene niet aanwezig wilde zijn. De rechter heeft met de psycholoog en de advocaat gesproken en is daarna naar betrokkene toegegaan en heeft hem kort gesproken. Betrokkene wilde niet met de rechter in gesprek over het voorliggende verzoek en gaf enkel aan “eruit” te willen.
1.4
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan en een kennisgeving mondelinge uitspraak aan de advocaat van betrokkene en aan de vertegenwoordiger van de instelling verstrekt.

2.Beoordeling

2.1.
Betrokkene zei herhaaldelijk dat hij weg wil. De advocaat heeft daarom gepleit voor afwijzing van het verzoek.
2.2
Volgens de psycholoog is de verzochte machtiging noodzakelijk. De zorg die betrokkene nodig heeft kan niet (meer) buiten de instelling worden geboden.
2.3
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat er
sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel waardoor een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. Het ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van de betrokkene als gevolg van zijn psychogeriatrische aandoening, te weten de ziekte van Alzheimer, dit ernstig nadeel veroorzaakt.
2.4
Het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel is voornamelijk gelegen in ernstig lichamelijk letsel.
2.5
Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden is
voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk. Dit middel is ook geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden en er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.6
De betrokkene verzet zich tegen een voortzetting van zijn verblijf in de accommodatie. Betrokkene heeft ter zitting meermaals gezegd niet te willen blijven.
2.7
De rechtbank is toch van oordeel dat betrokkene opgenomen moet blijven, want buiten de instelling kan aan betrokkene de nodige zorg niet worden verleend.
2.8
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een voortzetting van de inbewaringstelling. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes weken, en geldt aldus tot en met 26 maart 2020.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1936 te [geboorteplaats] ;
3.2
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 26 maart 2020.
Deze beschikking is op 13 februari 2020 mondeling gegeven door mr. J.P.M. Schwillens, rechter en in het openbaar uitgesproken, bijgestaan door mr. Z.E.W. Fuchs als griffier, en op
21 februari 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.