ECLI:NL:RBMNE:2020:710

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 februari 2020
Publicatiedatum
25 februari 2020
Zaaknummer
C/16/495499 / FA RK 20-467
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen crisismaatregel en verzoek om schadevergoeding in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 februari 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen een crisismaatregel die door de burgemeester van de gemeente Utrecht was opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene, geboren in Duitsland en wonende in Utrecht, had op 15 januari 2020 beroep ingesteld tegen de crisismaatregel die op 3 januari 2020 was opgelegd. Daarnaast verzocht zij om schadevergoeding van de gemeente Utrecht, omdat zij meende dat haar rechten waren geschonden door het ontbreken van rechtsbijstand tijdens de crisismaatregel.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester niet heeft voldaan aan de wettelijke verplichtingen zoals vastgelegd in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De burgemeester had de advocaat van de betrokkene onverwijld op de hoogte moeten stellen van de crisismaatregel, maar dit is niet gebeurd. De rechtbank oordeelde dat de betrokkene recht had op schadevergoeding, omdat zij door het ontbreken van rechtsbijstand onterecht in een situatie van spanning en onzekerheid was gebracht.

De rechtbank heeft de schadevergoeding vastgesteld op € 375,-, wat overeenkomt met een bedrag van € 75,- per dag gedurende vijf dagen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en veroordeelde de gemeente Utrecht tot betaling van dit bedrag aan de betrokkene. De overige verzoeken van de betrokkene werden afgewezen. Deze beschikking is openbaar uitgesproken en er staat een rechtsmiddel van cassatie open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling familierecht
Locatie Utrecht
zaaknummers:
C/16/495499 / FA RK 20-467 Beroep tegen een crisismaatregel
C/16/495502 / FA RK 20-469 Schadevergoeding ex art. 10:12 Wvggz
Betrokkenenummer: 1083469
Beschikking van 24 februari 2020
naar aanleiding van het beroep ex artikel 7:6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) tegen een crisismaatregel van de burgemeester van de gemeente Utrecht, ten aanzien van:
[betrokkene]
geboren op [1977] te [geboorteplaats] , Duitsland,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. M. van Harskamp, gevestigd te Utrecht;
en naar aanleiding van het door betrokkene ingediende verzoekschrift ter verkrijging van een beslissing om schadevergoeding door
de gemeente Utrecht, gevestigd te Utrecht,
hierna te noemen: de gemeente.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 15 januari 2020 heeft betrokkene beroep
ingesteld tegen de crisismaatregel die de burgemeester op 3 januari 2020 jegens haar heeft opgelegd. Daarnaast heeft betrokkene verzocht om de gemeente Utrecht te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding in verband met die crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de beslissing van de burgemeester inhoudende een last tot inbewaringstelling (Wet Bopz) d.d. 10 december 2019;
- de beschikking machtiging voortzetting inbewaringstelling d.d. 12 december 2019 van de rechtbank Midden-Nederland;
- de beslissing van de burgemeester houdende het opleggen van de crisismaatregel d.d. 3 januari 2020;
- de medische verklaring d.d. 3 januari 2020;
- een kennisgeving mondelinge uitspraak verplichte zorg Wvggz d.d. 8 januari 2020
van de rechtbank Midden-Nederland.
1.2.
De mondelinge behandeling van de verzoeken heeft plaatsgevonden op 5 februari 2020, in het gebouw van de rechtbank te Utrecht.
Bij de mondelinge behandeling heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- de advocaat van betrokkene;
- [A] en mr. T. Harkink, namens de burgemeester.
De advocaat heeft verklaard dat betrokkene er van af heeft gezien om bij de mondelinge behandeling aanwezig te zijn.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling is namens de burgemeester een schriftelijke reactie met bijlagen overgelegd.

2.Verzoeken

2.1.
Betrokkene stelt beroep in tegen de door de burgemeester verleende crisismaatregel. Betrokkene heeft verzocht:
  • vast te stellen dat de burgemeester met het nemen van de crisismaatregel d.d. 3 januari 2020 onrechtmatig heeft gehandeld;
  • de gemeente Utrecht, althans de organisatie die volgens de rechtbank verantwoordelijk wordt geacht voor het inschakelen van een advocaat, te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding aan verzoekster ad € 750,- (vijf dagen a € 150,-), althans een bedrag dat de rechtbank in goede justitie billijk acht.

3.Standpunten

3.1.
Namens betrokkene wordt gesteld dat de burgemeester bij het nemen van de crisismaatregel op 3 januari 2020 de wet, in het bijzonder artikel 7:2 lid 2 Wvggz niet in acht heeft genomen. De burgemeester heeft nagelaten om onverwijld een afschrift van zijn beslissing tot het nemen van de crisismaatregel en de afgegeven medische verklaring aan de advocaat van betrokkene te zenden. Mr. Van Harskamp stelt dat zij als stamadvocaat van betrokkene in het systeem van de Raad voor Rechtsbijstand stond vermeld. Zij had betrokkene voorafgaand aan deze crisismaatregel ook bijgestaan, bij de verlenging van de inbewaringstelling, toen nog onder de Wet bopz. Voor zover de burgemeester onverhoopt niet bekend mocht zijn geweest met het feit dat betrokkene een advocaat heeft, heeft de burgemeester ook niet voldaan aan artikel 7:2 lid 3 Wvggz. De burgemeester heeft er namelijk niet voor gezorgd dat betrokkene binnen 24 uur na het nemen van de crisismaatregel werd bijgestaan door een advocaat. De advocaat merkt ten overvloede op dat betrokkene geen bedenkingen had tegen het inschakelen van een advocaat.
Het ontbreken van bijstand van een advocaat heeft bij betrokkene geleid tot veel onduidelijkheid en onzekerheid en daarmee tot spanning. Het belang van deze onverwijlde bijstand wordt onderstreept door het zeer ingrijpende karakter van de crisismaatregel, die een vergaande aantasting betekent van fundamentele rechten van de mens, in dit geval van betrokkene, waaronder inperking van haar recht op vrijheid en zelfbeschikking. Betrokkene heeft als gevolg hiervan immateriële schade geleden en verzoekt de rechtbank daarom een schadevergoeding toe te kennen. De schade wordt begroot op € 150,- per dag gedurende vijf dagen, uitgaande van de periode van 3 januari 2020 (datum van de crisismaatregel) tot
8 januari 2020 (datum waarop de rechtbank tot voortzetting van de crisismaatregel heeft beslist).
3.2.
De burgemeester stelt zich op het standpunt dat er wel is voldaan aan de wettelijke verplichtingen. Aangezien betrokkene tijdens het horen voorafgaand aan de crisismaatregel te kennen heeft gegeven bedenkingen te hebben tegen bijstand door een advocaat, heeft de burgemeester niet gezorgd voor toewijzing van een advocaat. Dat is overeenkomstig de wettelijke bepaling die uitdrukkelijk aangeeft dat gevraagd moet worden of de betrokkene bedenkingen heeft tegen bijstand door een advocaat. Er is zorgvuldig gehoord en men wil daarbij de betrokkene ook serieus nemen in wat zij daarbij bij heeft verklaard. Gelet op haar bedenkingen tegen bijstand door een advocaat, is dus niet in strijd met de wet gehandeld.
De burgemeester/gemeente verzoekt daarom het beroep ongegrond te verklaren en het verzoek tot schadevergoeding, dat overigens ook onvoldoende is gemotiveerd, af te wijzen.

4.Beoordeling

4.1.
De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester bij het nemen van de crisismaatregel de wettelijke bepalingen heeft geschonden, door in dit geval af te zien van het verzorgen van rechtsbijstand voor betrokkene. Dit oordeel berust op de volgende overwegingen.
4.2.
Uit artikel 7:2 lid 2 Wvggz volgt dat de burgemeester gehouden is de advocaat van de persoon voor wie een crisismaatregel wordt uitgesproken, daarvan onverwijld op de hoogte te stellen door het toezenden van die crisismaatregel. Dit impliceert dat de burgemeester er zich van moet vergewissen of de betrokkene een advocaat heeft, dat kan via de piketdienst van de Raad voor de rechtsbijstand. De burgemeester heeft dat niet gedaan. Dat had hier nog meer voor de hand gelegen omdat betrokkene voorafgaand aan deze crisismaatregel al met een rechterlijke machtiging opgenomen was en zoals gebruikelijk is, toen ook rechtsbijstand had .
De burgmeester heeft verwezen naar het bepaalde in artikel 7:2 lid 3 Wvggz en de omstandigheid dat betrokkene toen zij werd gehoord, bedenkingen tegen rechtsbijstand heeft geuit. Dat maakt het voorgaande niet anders. Dit artikel bepaalt wat de burgemeester moet doen indien de betrokkene geen advocaat heeft: dan moet hij binnen 24 uur na het nemen van de crisismaatregel zorgdragen voor rechtsbijstand, tenzij de betrokkene daartegen bedenkingen heeft. Hier had de betrokkene wel een stam-advocaat.
4.3.
Op grond van artikel 10:12 Wvggz kan de betrokkene de rechter schriftelijk en gemotiveerd verzoeken om schadevergoeding door de gemeente indien de wet niet in acht is genomen bij het nemen van een crisismaatregel.
4.4.
Anders dan de burgemeester vindt de rechtbank dat er sprake is van causaal verband tussen de overtreding en de gestelde schade. Door de handelwijze van de burgemeester is betrokkene verstoken geweest van rechtsbijstand terwijl zij gedwongen was opgenomen en de eerder aan haar verleende rechterlijke machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling inmiddels was afgelopen. De advocaat van betrokkene is naar aanleiding van de uitnodiging die zij van de rechtbank ontving voor de zitting over de voortzetting van de crisismaatregel, bekend geworden met het feit dat betrokkene nog opgenomen was. Dat dit bij betrokkene immateriële schade in de vorm spanning en onzekerheid gedurende een aantal dagen heeft opgeleverd, vindt de rechtbank in het verzoek voldoende toegelicht en gemotiveerd. De rechtbank stelt daarom vast dat betrokkene in dit geval recht heeft op schadevergoeding van de gemeente.
4.5.
Namens betrokkene is de schade begroot op € 750, te weten € 150,- per dag gedurende vijf dagen, uitgaande van de periode van 3 januari 2020 (datum van de crisismaatregel) tot 8 januari 2020 (datum waarop de rechtbank tot voortzetting van de crisismaatregel heeft beslist). De burgemeester heeft geen verweer gevoerd tegen het gevraagde bedrag aan schadevergoeding.
4.6.
Artikel 10:12 Wvggz bepaalt dat de rechter een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding toekent. Een schadevergoeding laat zich slechts naar billijkheid schatten en een dergelijke schatting behoeft in beginsel geen nadere toelichting. De rechtbank vindt een schadevergoeding voor een periode van vijf dagen en een bedrag van € 75,- per dag billijk.
4.7.
Gelet op het voorgaande zal het beroep gegrond worden verklaard en zal de rechtbank de gemeente Utrecht veroordelen tot vergoeding van de schade van betrokkene, die naar billijkheid wordt vastgesteld op een totaalbedrag van € 375,-.

5.Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep tegen de crisismaatregel van 3 januari 2020 gegrond, voor zover het ziet op de artikelen 7:2 lid 2 en 7:2 lid 3 Wvggz;
veroordeelt de gemeente Utrecht tot betaling van een bedrag van € 375, - (zegge driehonderdvijfenzeventig euro) aan
[betrokkene];
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. V.M.M. van Amstel, rechter, bijgestaan door
E. Berghuis als griffier en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.