ECLI:NL:RBMNE:2020:704

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 februari 2020
Publicatiedatum
25 februari 2020
Zaaknummer
C/16/496381 / FA RK 20-810
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing zorgmachtiging op basis van vrijwilligheid in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 februari 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek was ingediend door de officier van justitie en betrof een betrokkene, geboren in 1988, die lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van een schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde dag gehouden, waarbij de betrokkene, zijn advocaat, een casemanager en de zus van de betrokkene zijn gehoord. De betrokkene heeft tijdens de zitting verklaard dat hij niet meer zonder medicatie kan en dat hij inziet dat hij zorg nodig heeft. De advocaat van de betrokkene heeft echter betoogd dat de stukken niet kloppen en dat de zorgen van de familie ongegrond zijn.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er mogelijkheden zijn voor passende zorg op vrijwillige basis. De betrokkene heeft aangegeven bereid te zijn om medicatie te blijven gebruiken en heeft sinds de medicatiewijziging in 2018 geen opname meer nodig gehad. De rechtbank concludeert dat de betrokkene in staat is om op vrijwillige basis zorg te ontvangen en dat er geen noodzaak is voor een zorgmachtiging. Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot zorgmachtiging afgewezen.

De beschikking is mondeling gegeven door rechter J.P.M. Schwillens en is op 21 februari 2020 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling familierecht
Locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/496381 / FA RK 20-810
Zorgmachtiging
Beschikking van 13 februari 2020naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. H. Hooijer.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 30 januari 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 21 januari 2020;
- de medische verklaring van 14 januari 2020;
- het zorgplan van 14 januari 2020;
- het behandelplan van 15 januari 2020;
- de zorgkaart van 14 januari 2020;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet BOPZ en de WvGGZ.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 13 februari 2020, op de locatie [naam instelling] , locatie [adres 2] te [plaatsnaam] .
1.3
Daarbij heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- de betrokkene,
- de advocaat,
- mevrouw [A] , casemanager,
- mevrouw [B] , zus van betrokkene.
1.4
De officier van justitie heeft van tevoren laten weten dat hij niet voornemens is bij de mondelinge behandeling te verschijnen.
1.5
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan.

2.Beoordeling

2.1
Betrokkene heeft op de mondelinge behandeling verteld dat hij niet meer zonder medicatie kan. De advocaat heeft daaraan toegevoegd dat de stukken niet kloppen. Zo staat er dat betrokkene zijn medicatie niet zou willen nemen en dat de familie van betrokkene zich zorgen zou maken als er geen machtiging meer is, maar dat is allebei niet waar. De zus van betrokkene heeft verteld te zien dat betrokkene nu ziekte-inzicht heeft, waar hij dat voorheen niet had. Zij ziet dat betrokkene zich met een machtiging “beperkt” voelt.
2.2.
De casemanager heeft verteld dat het goed gaat met betrokkene sinds hij de huidige medicatie gebruikt. Betrokkene is ook bereid het depot te halen. Er is nog wel een risico op terugval.
2.2
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van een schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis.
2.3
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in met name maatschappelijke teloorgang.
2.4
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
2.5
Gebleken is dat er mogelijkheid is voor passende zorg op vrijwillige basis. Betrokkene heeft verteld in te zien dat hij medicatie nodig heeft. Sinds de medicatiewijziging in 2018 is geen opname meer noodzakelijk geweest en werkt betrokkene mee aan de behandeling. Om die reden zal de rechtbank het verzoek afwijzen.

3.Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is op 13 februari 2020 mondeling gegeven door mr. J.P.M. Schwillens, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door M. van de Vliert-Vos als griffier, en op 21 februari 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.