ECLI:NL:RBMNE:2020:703

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 februari 2020
Publicatiedatum
25 februari 2020
Zaaknummer
C/16/496409 / FA RK 20-816
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf op grond van Wet zorg en dwang (Wzd)

Op 13 februari 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, een beschikking gegeven in een zaak betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf op grond van de Wet zorg en dwang (Wzd). Het verzoek tot machtiging werd ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en betrof een betrokkene, geboren in 1935, die lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, vermoedelijk de ziekte van Alzheimer. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op 13 februari 2020 gehouden, waarbij de betrokkene, zijn advocaat, de huisarts en enkele medewerkers van de thuiszorgorganisatie aanwezig waren.

Tijdens de behandeling heeft de betrokkene aangegeven niet te willen worden opgenomen, omdat hij dit als het einde van zijn leven beschouwt. Zijn advocaat pleitte voor afwijzing van het verzoek, met een beroep op de proportionaliteit. De huisarts daarentegen stelde dat er 24-uurszorg nodig is, die niet in de thuissituatie kan worden geboden, en dat er gevaar bestaat wanneer de thuiszorg vertrekt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan dementie, wat leidt tot ernstig lichamelijk letsel en dat opname noodzakelijk is om dit ernstig nadeel te voorkomen.

De rechtbank concludeerde dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen en dat de betrokkene zich verzet tegen opname. Desondanks heeft de rechtbank geoordeeld dat voldaan is aan de criteria voor het verlenen van de machtiging. De machtiging is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 13 augustus 2020. De beschikking is mondeling gegeven door rechter J.P.M. Schwillens en schriftelijk uitgewerkt op 21 februari 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling familierecht
Locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/496409 / FA RK 20-816
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van 13 februari 2020naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1935 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats] ,
hierna te noemen betrokkene,
advocaat: mr. H.S.K. Jap-A-Joe.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 30 januari 2020.
Bij het verzoekschrift zijn (onder meer) de volgende bijlagen gevoegd:
- het indicatiebesluit d.d. 30 april 2019;
- de medische verklaring d.d. 24 januari 2020;
- de aanvraag d.d. 27 januari 2020;
- medische gegevens van thuiszorg [naam organisatie] ;
- huisartsen journaal en episoden d.d. 27 januari 2020.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 13 februari 2020, op het woonadres van betrokkene.
1.3
Daarbij heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- de betrokkene,
- de advocaat,
- mevrouw [A] , huisarts.
Verder waren aanwezig:
- mevrouw [B] en mevrouw [C] , medewerksters [naam organisatie] .
- de heer [D] , neef van betrokkene.
1.4
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan en een kennisgeving mondelinge uitspraak aan de advocaat van betrokkene en aan de huisarts verstrekt.

2.Beoordeling

2.1
Betrokkene heeft tijdens de mondelinge behandeling verteld dat hij niet van plan is zijn woning te verlaten om opgenomen te worden. De advocaat heeft gepleit voor afwijzing van het verzoek met een beroep op de proportionaliteit. Betrokkene heeft immers gezegd dat een opname voor hem het einde zou betekenen. Betrokkene herkent zich ook niet in de zorgen zoals opgenomen in het verzoek.
2.2
De huisarts heeft aangevoerd dat 24 uurszorg nodig is. Dat kan niet geleverd worden in de thuissituatie. Zodra de thuiszorg vertrekt is er sprake van gevaar. Zo sluit betrokkene zichzelf buiten in te weinig kleren en verdwaalt hij.
2.2
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie, hoogstwaarschijnlijk type ziekte van Alzheimer.
2.3
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit voornamelijk ernstig lichamelijk letsel.
2.4
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.5
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.6
Gebleken is dat betrokkene zich verzet tegen de opname en het verblijf. Dit blijkt uit hetgeen op de mondelinge behandeling is besproken.
2.7
Hetgeen namens en door betrokkene als verweer is aangevoerd doet aan het voorgaande niet af.
2.8
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden en geldt aldus tot en met
13 augustus 2020.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1935 te [geboorteplaats] .
3.2
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 13 augustus 2020.
Deze beschikking is op 13 februari 2020 mondeling gegeven door mr. J.P.M. Schwillens, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door M. van de Vliert-Vos als griffier, en op
21 februari 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.