Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- de conclusie van antwoord van [gedaagde sub 2] met producties 1 tot en met 7b;
- de brief van 1 november 2019 van mr. Keulaerds met productie 31;
- de pleitaantekeningen van [eiser] ;
- de pleitaantekeningen van [gedaagde sub 1] .
2.De feiten
“(…) [D] is ook enthousiast. Ze vond ok dat wijnkoelers in kunst-design ook wel kan… Misschien beperkte product-range kan mogelijk wel….(mits logisch en geld oplevert…ha ha) Zet de toko evt op naam van de dames, zou ook nog kunnen om belangenverstrengeling te voorkomen. (…)”
(…) Voor welke vorm kan het best worden gekozen? Willen de zaak op naam van beide echtgenotes zetten – ik ben op huwelijkse getrouwd (nog steeds!!!!) Waarbij lopen we het minst risico c.q. wil prive zeker geen risico ‘lopen’ (…)”.
“(…) De werkmaatschappij komt zoals bekend op de beider meisjesnamen – ieder 49% en jij 2%.De naam wordt:[bedrijf 2]
(…) We moeten ff datum prikken voor directie-overleg [bedrijf 3] . Raad van Commissarissen vraagt er nl om.”
Erg interessant die pashoesjes. (…) Dat is een zeer interessante markt. Met kans op erg hoge aantallen. (…) Die markt is nog onontgonnen. Kunst is nu unieke bedrukkings-mogelijkheden te vinden, te bedenken Far East levert zeker prijsvoordeel op. 200.000 x 5 cent prijsvoordeel = al snel 10 k verschil. Als dit goed op de rit staat, pakken we een volgend item erbij.”
Ha [F] ! Even voor de duidelijkheid. Kunnen we de [bedrijf 3] -site voor jullie gaan bouwen? (…)”
Ik ben gisteravond even gaan googelen naar cardhouder / cardholder / pashouder / etc Zeker interessant om te kijken, je komt van alles tegen (wereldwijd) Maar ook zeker een nog onontdekte markt tav customer-made en company-printed…!!”
“(…) En dit idee is te leuk om niks mee te doen. (…) We laten op basis van deze schets en idee samen met [bedrijf 9] een model maken in China. Het is “ONS IDEE” en we claimen en patenteren het. Daarna gaan we er de markt mee op ( [bedrijf 3] ).”
In reactie daarop antwoordt [gedaagde sub 2] diezelfde dag per mail: “
Doen”.
(…) Wat ik verwacht volgend jaar met de [bedrijf 2] te doen. Q1 weer een opdracht voor 300.000 speciale passen, q3 ook weer dus dat is toch wel een aardige (…)”.
3.Het geschil
Vordering en standpunt [eiser]
shell company’[bedrijf 3] als tussenschakel in de inkoopketen van pashouders te plaatsen en zo een factuur- en daaraan gekoppelde geldstroom voor zichzelf te creëren. [eiser] stelt dat dit een schoolvoorbeeld van een ‘
Pass-Through Scheme’ is geweest. Zij stelt dat zij door de weloverwogen en opzettelijke fraude schade heeft geleden. Die schade is volgens [eiser] gelijk aan de marge die [bedrijf 3] heeft gerealiseerd.
claw-back) is volgens [eiser] verplicht op grond van artikel 1:127, lid 3, onder b, van de (wet op het financieel toezicht (Wft) omdat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niet hebben voldaan aan de voor hen geldende normen van correct gedrag en transparantie ter voorkoming van (de schijn van) belangenverstrengeling. [eiser] heeft aangevoerd dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] bekend waren met deze normen en dat zij in mei 2015 nog de zogenoemde bankierseed hebben afgelegd en daarmee toen hebben gezworen of beloofd dat zij zich zouden gedragen naar de wetten, de reglementen en de gedragscodes die op hen als functionaris in de financiële sector van toepassing waren.
Meer specifiek voor zijn situatie stelt [gedaagde sub 1] dat zijn activiteiten niet gelijk kunnen worden gesteld aan die van [gedaagde sub 2] . Hij speelde geen enkele (inhoudelijke) rol bij [bedrijf 3] . [gedaagde sub 1] en zijn vrouw hadden geen kennis van het doen en laten van [bedrijf 5] en de facturen. [gedaagde sub 1] betwist dat hij zich inhoudelijk heeft bezig gehouden met [bedrijf 3] . Er zijn geen bankafschriften die door hem zijn geaccordeerd, geen communicatie met derden over de producten en bovenal geen enkele aanwijzing dat [gedaagde sub 1] op enig moment daadwerkelijk kennis had van het feit dat via [bedrijf 3] producten aan [eiser] werden geleverd. Uit het feit dat (in ieder geval) [gedaagde sub 1] gewoon communiceerde via het e-mailadres van de bank en daarin allerlei uitlatingen heeft gedaan, kan worden opgemaakt dat hij zich van geen kwaad bewust was. Er moet een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , mede in verband met de handelingen die zij verricht hebben en de mededelingen die zij deden. [gedaagde sub 1] betwist dat uit de door [eiser] overgelegde e-mailcorrespondentie zijn betrokkenheid bij [bedrijf 3] kan worden afgeleid. Voor zover wordt geoordeeld dat [gedaagde sub 1] wel zou hebben meegewerkt aan het opzetten van “shell companies” en/of het opzetten van een “pass-through scheme”, dan betwist [gedaagde sub 1] uitdrukkelijk dat hij wist of moest weten dat er sprake was van een dergelijke opzet en dat [gedaagde sub 1] dus nimmer de intentie of opzet heeft gehad om [eiser] te benadelen en/of in strijd met enige regel te handelen. [gedaagde sub 1] meent dat [eiser] haar stellingen niet voldoende heeft onderbouwd, terwijl dit onder meer vanwege de mogelijke financiële consequenties voor [gedaagde sub 1] wel op haar weg had gelegen. Van belangenverstrengeling en/of strijd met de interne regelgeving is geen sprake. Verder meent [gedaagde sub 1] dat een aantal door [eiser] overgelegde stukken (waaronder de producties 12, 13, 20, 22 en 23) afkomstig zijn uit het strafrechtelijk dossier tegen onder andere [gedaagde sub 2] en daarom geen invloed mogen hebben op de onderhavige procedure van [eiser] tegen [gedaagde sub 1] . [gedaagde sub 1] heeft immers geen kennis (van de inhoud) van deze stukken en kan de juistheid ervan dus niet toetsen (zoals bijvoorbeeld de verklaringen van de voormalige en huidige directeur van [bedrijf 6] ). Bovendien heeft [eiser] volgens [gedaagde sub 1] niet aangetoond dat zij een lager bedrag voor de pashouders had betaald als zij ze ergens anders had ingekocht.
4.De beoordeling
De grondslag voor schadevergoeding
- dagvaarding € 101,06
- griffierecht € 972,00
- salaris gemachtigde €
1.922,00(2 punten x tarief € 961,00)
Totaal € 2.995,06
5.De beslissing
- 17 augustus 2012 over een bedrag van € 10.250,-;
- 11 december 2012 over een bedrag van € 10.000,-;
- 25 april 2013 over een bedrag van € 10.000,-;
- 15 november 2013 over een bedrag van € 8.000,-;
- 27 februari 2014 over een bedrag van € 10.000,-;
- 11 juni 2014 over een bedrag van € 5.000,-;
- 7 juli 2014 over een bedrag van € 750,-;
- 10 juli 2014 over een bedrag van € 5.000,-;
- 5 september 2014 over een bedrag van € 5.150,-;
- 24 maart 2015 over een bedrag van € 5.850,-;
- 2 april 2015 over een bedrag van € 22.860,-;
- 21 januari 2016 over een bedrag van € 28.350,-;
- 7 april 2016 over een bedrag van € 21.204,-;
- 25 juli 2016 over een bedrag van € 11.520,-;
- 8 november 2016 over een bedrag van € 11.700,-;
- 28 november 2016 over een bedrag van € 11.700,-;
- 9 december 2016 over een bedrag van € 13.050,-;
- 23 februari 2017 over een bedrag van € 9.000,-;
- 31 mei 2017 over een bedrag van € 9.000,-;
- 7 september 2017 over een bedrag van € 9.000,-;