4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Ten aanzien van feit 1.
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan en heeft als volgt verklaard, zakelijk weergegeven:
Wat er is gebeurd heeft plaatsgevonden op 9 december 2018, omstreeks 01:00 uur op de [adres] in [woonplaats] . Ik woon op de [adres] in [woonplaats] .
Mijn woning is een bovenwoning die je kunt bereiken via een open portiektrap. Bovengekomen, dus op de 1e verdieping, is er een portiek van ongeveer 2 meter bij 2 meter. De 1e deur aan de linkerkant is de deur van mijn woning.Om ongeveer 01:00 uur, het is dan inmiddels 9 december 2018, was ik in mijn huis. Op dat moment hoorde ik iemand schreeuwen. Dat kwam vanuit de portiek. Ik hoorde dat er werd geschreeuwd: “poesie, poesie”, “ik ga je schieten”. Verder werd er geschreeuwd “je moet niet fucken met Arnhem”. Vanuit de hal zag ik dat de bovenste ruit vernield werd. Ik keek via een opening in de kapotgemaakte ruit naar buiten en zag [verdachte] in mijn portiek staan. Ik herkende hem aan zijn kale hoofd. Ik zag ook een andere jongen staan. Hij had tattoos in zijn gezicht.
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan en heeft als volgt verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte tegen [verdachte] en [medeverdachte 1] .Ik hoorde een geluid van brekend glas. Ik zag dat er in het bovenste glas gedeelte van de ruit van de voordeur een groot gat zat. Ik zag dat er buiten voor de voordeur een persoon stond. Een getinte jongen, hij was kaal of had heel kort haar, geschatte lengte 1.70 meter, slank tot normaal postuur. Ik hoorde dat die jongen zei: “Niet fokken met Arnhem” en “Waar is mijn geld?”. Die jongen had een kleine tatoeage onder zijn linker oog.Ik hoorde dat [slachtoffer 1] tegen mij zei dat hij [verdachte] ook bij de voordeur had zien staan.
[getuige 1] is op 16 januari 2019 gehoord als getuige. Hij heeft als volgt verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik kwam tussen 00.30 en 00.45 uur bij [slachtoffer 1] aan. Ik schat dat ik tussen de 5 à 10 minuten binnen was toen ik een harde knal hoorde en glasgerinkel. Ik hoorde: “geld, geld” en “Arnhem, Arnhem”. Aan de stemmen kon ik horen dat dit minimaal 2 personen waren die buiten stonden.Ik hoorde dat één van die gasten die buiten stonden te schreeuwen zei: “kom zo terug, ik schiet je dood”. Dat werd op een doorgedraaide agressieve manier geschreeuwd.
[getuige 2] is op 9 december 2018 gehoord als getuige. Zij heeft als volgt verklaard, zakelijk weergegeven:
Omstreeks 01.00 uur hoorde ik heel veel tumult, ik hoorde heel veel geschreeuw. Ik hoorde meerdere stemmen. Ze schreeuwden: “Pussy, Pussy, doe open. Ik wil geld, waar is mijn geld, het is mijn geld” of iets wat daarop leek.Toen de mensen weggingen die dat zeiden hoorde ik dat ze zeiden: “Ik ga je schieten!”. Ik hoorde twee stemmen en die stonden in het halletje voor zijn deur. Ik hoorde hem ook schreeuwen vanuit zijn woning. Met hem bedoel ik mijn buurman.
[getuige 3] is op 16 december 2018 gehoord als getuige. Zij heeft als volgt verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 9 december 2018 tegen 01.00 uur hoorde ik een auto stoppen. Even later hoorde ik geschreeuw, er werd gescholden, en gebonsd tegen een deur. Ik hoorde schreeuwen “kuthoer, kankerhoer, doe open”. Ik zag dat twee personen vervolgens in de auto stapten en wegreden. Het was een lange en een kleinere man. De kleinere man was getint en de langere was blank.
[verbalisant 1] , inspecteur van politie en [verbalisant 2] , hoofdagent van politie hebben forensisch onderzoek naar sporen verricht in/aan een bovenwoning gelegen aan [adres] te [woonplaats] . Zij hebben hierover het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Wij zagen dat de voordeur een naar binnen draaiende deur was, voorzien van twee boven elkaar gelegen ruiten. Wij zagen dat de bovenste ruit was verbroken. Wij zagen dat aan de buitenzijde van enkele nog in de sponning stekende glasdelen, bloedsporen aanwezig waren. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , heb deze bloedsporen bemonsterd (SIN AAMI2328NL).
In het rapport DNA-onderzoek naar aanleiding van een schietincident in Winterswijk op 9 december 2018 van 25 maart 2019 wordt vermeld dat uit bemonstering AAMI2328NL#01 een DNA-profiel van een man is verkregen. Het DNA kan afkomstig zijn van verdachte
[medeverdachte 1] . De matchkans van dit DNA-profiel is kleiner dan 1 op 1 miljard.
[medeverdachte 2] is op 11 december 2018 gehoord als verdachte. Zij heeft als volgt verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 8 december 2018 gingen zij de verjaardag van [B] vieren bij het oude huis van mijn vriend [verdachte] Ik bleef thuis.Ik zag dat er op mijn deur was gekrast. Toen heb ik mijn vriend [verdachte] gebeld. […] [verdachte] stond op de gang, hij wilde snel weg. Toen kwam er nog een vriend van hem boven. Hij is niet binnen geweest. Hij was donker getint, niet helemaal zwart.De jongens gingen best snel. Ik ben op de achterbank van de groene Skoda van [verdachte] gaan zitten. We zijn de straat uitgereden. [verdachte] en zijn vriend hadden het ergens over, maar ik weet niet waar over.[…] [verdachte] stond op de gang, hij wilde snel weg. Toen kwam er nog een vriend van hem boven.[…] Op een gegeven moment stopte de auto en hoorde ik mijn vriend gelijk schreeuwen toen hij uitstapte. Ik weet niet waar de andere jongen toen naar toe is gegaan.
Ten aanzien van feit 2.
[slachtoffer 3] heeft aangifte gedaan en heeft als volgt verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 8 december 2018 startte ik mijn horecadienst. Ik draaide de horecadienst samen met mijn collega [slachtoffer 4] .Wij kregen het verzoek om te gaan naar de [adres] in [woonplaats] . Daar zou een ruit van een voordeur vernield zijn. Omstreeks 01.30 uur[de rechtbank begrijpt: omstreeks 01.30 uur op 9 december 2018]
arriveerde ik samen met mijn collega [slachtoffer 4] vlakbij het adres [adres] in [woonplaats] .Ik zag dat er maar één trap was naar de eerste verdieping aan de buitenzijde. Direct bovenaan de trap in het portiek kom je in een overdekte ruimte. De overdekte ruimte vanaf de bovenzijde trap is ongeveer 5 tot 6 meter diep en ongeveer 1 meter breed. Aan de linkerzijde van de ruimte bevinden zich twee voordeuren. Direct als je boven komt aan de linkerkant de voordeur van perceelnummer [nummer] . Ik zag twee personen in de woonkamer staan. Ik herkende een van de personen als [slachtoffer 1] . Ik herkende de andere persoon als de broer van [slachtoffer 1] . Ik weet dat hij [slachtoffer 2] heet. Tijdens het gesprek noemden [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] een aantal namen. Dat was naar aanleiding van de vraag wie er voor de deur had gestaan. Volgens mij noemde [slachtoffer 2] de naam [verdachte] .
[…]
Ik zag dat [slachtoffer 1] voor het raam aan de voorzijde van de woonkamer staat. Ik hoorde dat hij zei: “O daar komen ze weer aan”.Ik liep terug richting de voordeur. Ik hield de zaklamp in mijn rechterhand. Ik scheen de hoek om en keek. Mijn rechtervoet stond nog aan de binnenzijde van de drempel en mijn andere voet aan de buitenzijde. Ik was voor een groot gedeelte al uit de woning in de overdekte portiek. Ik scheen naar beneden om te kijken. Ik zag op ongeveer 4 meter afstand aan het begin van de portiektrap een persoon. Ik zag namelijk dat de persoon al een aantal treden had belopen van de portiektrap. Ik schat dat de persoon al één derde van de trap had gehad. Ik zag deels een blank gezicht. Ik zag een kortgeschoren baardje. Een blank gezicht met wat rondere vormen. Ik zag heel iets haargroei aan de zijkant. Ik heb ook maar heel kort een gedeelte van het gezicht gezien. Ik zag links van het gezicht een vuurwapen. Het wapen werd schuin naar boven gericht. Binnen een seconde nadat ik een deel van het gezicht kon zien zag ik ook het vuurwapen. Terwijl ik het vuurwapen voor het eerst zag was het mijn kant al opgericht. Ik keek direct in de loop. Vrijwel direct hoorde ik een knal. Ik voelde direct een inslag in mijn rechterzij.Ik hoorde een knal wat ik herkende als een patroon die afgaat uit een vuurwapen.
[slachtoffer 4] heeft aangifte gedaan en heeft als volgt verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 8 december 2018 had ik dienst met [slachtoffer 3] .Op 9 december kwam de melding van een vernieling van een ruit. Ik denk dat deze melding rond 01.15 uur binnen kwam. Een ruit was vernield van een voordeur aan de [adres] in [woonplaats] . Volgens mij waren we er binnen 2 minuten. Op 9 december tussen omstreeks 01.20 en 01.25 uur, parkeerde ik het dienstvoertuig in een zijstraat van de [straat] in [woonplaats] .[…]
Ik zag dat [slachtoffer 3] de hal inliep van de woning en ik liep op dat moment achter hem aan. Ik liep de hal van de woning in. [slachtoffer 3] liep maximaal 2 meter voor mij en ik zag dat hij de voordeur opendeed. Ik zag dat [slachtoffer 3] naar buiten stapte het portiek in en ik zag dat hij met de Maglite naar beneden scheen. Ik hoorde direct daarop knallen.
[slachtoffer 4] heeft, als getuige in de zaak van verdachte, bij de rechter-commissaris het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik keek op de rug van [slachtoffer 3] . Ik zag dat [slachtoffer 3] vanaf de woonkamer de gang in liep en
vervolgens het portiek in liep. Ik zag dat [slachtoffer 3] zich naar rechts draaide en op dat moment zag ik dat hij bovenaan de trap stond. Ik zag dat [slachtoffer 3] naar beneden keek en een Maglight in de hand had en naar beneden scheen met zijn Maglight. Toen [slachtoffer 3] boven aan de trap stond hoorde ik plotseling een knal toen ik nog richting de voordeuropening liep, in de richting van [slachtoffer 3] .[…] Ik stond op dat moment in de gang van de woning en ik hoorde heel veel knallen. Vervolgens pakte ik mijn vuurwapen en ging in de voordeuropening van de woning staan. Ik deed dus twee stappen vooruit. Ik zag dat [slachtoffer 3] naar achteren in het portiek liep en ik wist dat hij geen kant op kon. In de voordeuropening van de woning ben ik met mijn gezicht richting de portiektrap gaan staan. Ik hoorde nog steeds knallen. Er werd over en weer geschoten naar mijn beleving. Ik hoorde [slachtoffer 3] op een gegeven moment roepen dat hij was geraakt. Ik stond in de voordeuropening van de woning. Die voordeuropening zit eigenlijk boven aan de trap, gelijk links. Toen ik schoot stond ik in een nisje van de voordeur van de woning van [slachtoffer 1] .Ik kon niet naar [slachtoffer 3] kijken want hij lag achter mij op de grond en ik moest vechten en hem beschermen. Ik hoorde wel knallen maar naar mijn beleving kwam dat allemaal van beneden.Ik heb wel meerdere knallen gehoord en natuurlijk meerdere kogels die ketsten vlak langs mijn oor maar ik heb verder geen mondingsvuur of dat soort dingen gezien.
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan en heeft als volgt verklaard, zakelijk weergegeven:
Op het moment dat ik en [slachtoffer 1] met die agenten in gesprek waren, hoorde ik dat [slachtoffer 1] zei: “Pas op want ze zijn gewapend, ze hebben vuurwapens bij zich”. Ik zag dat agent [slachtoffer 3] naar de voordeur liep en dat agent [slachtoffer 4] achter hem aan liep. Ik zag dat agent [slachtoffer 3] de grendels van de voordeur open maakte en dat hij de voordeur open deed. Ik zag dat agent [slachtoffer 3] naar buiten liep. Ik zag dat agent [slachtoffer 4] in het halletje bleef staan bij de voordeur. In mijn beleving was dat voor een soort van rugdekking voor zijn collega. Plotseling hoorde ik 2 à 3 knallen kort achter elkaar.
Die gasten hebben eerst de voordeur vernield, zijn weggegaan en zijn weer teruggekomen met vuurwapens.
[medeverdachte 2] is op 11 december 2018 gehoord als verdachte. Zij heeft als volgt verklaard, zakelijk weergegeven:
Achter mij hoorde ik geluiden en toen ik omkeek, zag ik ineens een fel licht en toen ik mij omdraaide zag ik een embleem van de politie op een arm van iemand. Kort daarna hoorde ik knallen. Ik was toen nog niet geraakt.
In het rapport Forensisch-medisch onderzoek betreffende [slachtoffer 3] , geboren [1982] wordt vermeld dat het letsel van [slachtoffer 3] bestaat uit uitwendig letsel aan de rechterzijkant van de borst. Dit uitwendige letsel bestaat uit een onscherp begrensde rode- en blauwpaarse verkleuring, huidloslating (blaren, later zichtbaar als ontvelling) en streepvormige trajecten van puntvormige huidbeschadigingen.
Verdachte heeft verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik liep naar het portiek. Ik heb het vuurwapen uit mijn zak gehaald en twee keer geschoten.
Ten aanzien van feit 3:
Verbalisant [verbalisant 3] heeft in zijn proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
Ik ging naar de Rondweg Zuid te Winterswijk. Aldaar was een vuurwapen aangetroffen dat vermoedelijk die nacht gebruikt was en weggegooid zou zijn door een van de verdachten. Ik stelde het vuurwapen veilig onder SIN AAAD9200NL.
Verbalisant [verbalisant 4] heeft in zijn proces-verbaal onderzoek wapen gerelateerd dat het in beslaggenomen pistool met SIN-nummer AAAD9200NL een vuurwapen, van het merk Crvena Zastava 7.65 Model 70, is in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie waarvan het voorhanden hebben strafbaar is gesteld in artikel 26 lid 1 jo. artikel 55 lid 3 onder a van de Wet Wapens en Munitie.In het vuurwapen, kamer en magazijn, waren in totaal 3 patronen van kaliber 7.65, met bodemstempel GECO 7.65, aanwezig. Dit is aangemerkt als munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie.
Verbalisant [verbalisant 5] heeft in zijn proces-verbaal sporenonderzoek onder meer het volgende gerelateerd:
Op 9 december 2018 kreeg ik het verzoek te gaan naar de [adres][de rechtbank begrijpt: de [adres] in [woonplaats] ]
. Tijdens het door ons ingestelde onderzoek werd door ons, gezien, waargenomen en bevonden dat:
- op de 8e traptrede een huls (kaliber 7.65 mm) lag. Deze huls is door mij veiliggesteld en gewaarmerkt sin nummer AALM4945NL;
- in de voortuin van perceel [adres]de rechtbank begrijpt: de [adres] ]
een huls (kaliber 7.65 mm) lag. Deze huls is door mij veiliggesteld en gewaarmerkt sin nummer AAIP7243NL.
In het rapport Wapen en munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Winterswijk op 9 december 2018 van 18 april 2019 wordt vermeld dat:
Vuurwapen [AAAD9200NL]
Dit vuurwapen is van het merk Crvena Zastava, model 70, kaliber 7,65mm Browning.
Hulzen AAIP7243NL en AALM4945NL
Deze twee hulzen zijn voorzien van het bodemstempel ‘Geco 7,65’. In het bodemstempel zijn ook twee jaarcodetekentjes te zien. Gezien het bodemstempel en de afmetingen zijn de hulzen van het kaliber 7,65mm Browning.
In de hulzen bevinden zich sporen die veroorzaakt zijn tijdens het verschieten uit een vuurwapen. Zo zijn er sporen te zien van een slagpin, een stootbodem, een hulsuitwerpen, een patroontrekkerhaak en de kamer van een loop. De algemene vorm, plaats en grootte van deze systeemsporen passen bij de systeemkenmerken van het vuurwapen [AAAD9200NL].
Sporen voor vergelijkend onderzoek
In een deel van de systeemsporen bevinden zich kraslijnen en/of oneffenheden die veroorzaakt zijn tijdens het verschieten uit een vuurwapen. Deze sporen zijn geschikt voor vergelijkend hulsonderzoek.
Op basis van de structuur van sporenveroorzakende vuurwapenonderdelen zijn er geen aanwijzingen dat de vergeleken sporen afkomstig zijn van een productieproces waarbij bij verschillende vuurwapens nagenoeg dezelfde sporen te verwachten zijn. Hierom wordt bij de beoordeling van de waarschijnlijkheid van de waargenomen mate van overeenkomst alleen rekening gehouden met toeval. Wanneer de hulzen zijn verschoten uit een ander vuurwapen van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als het vuurwapen wordt de waargenomen mate van overeenkomst van de verschillende sporen tezamen bij minder dan 1 op de 10.000 vergeleken hulzenparen verwacht.
Verbalisant [verbalisant 6] heeft in zijn proces-verbaal sporenonderzoek onder meer het volgende gerelateerd:
Het onderzoek is verricht in een woning bij [medeverdachte 2] te [adres] , [woonplaats] .In de slaapkamer van de woning zagen wij dat een inbouwkast in de slaapkamer open stond. Op de vloer van de kast zagen wij een chroomkleurige cilinder met enkele ruwe delen. Vermoedelijk betrof de chroomkleurige cilinder een geluidsdemper voor een vuurwapen.
Verbalisant [verbalisant 7] heeft in zijn proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming onder meer het volgende gerelateerd:
9 december 2018 is de doorzoeking in de woning aan de [adres] te [woonplaats] geopend.Tijdens de doorzoeking werd het volgende in beslag genomen:
een zilverkleurige geluiddemper;
een doosje van 25 patronen van het kaliber 7,65 mm. Bij het openen van het doosje bleek dat er (nog) 17 patronen in het doosje aanwezig waren. Het doosje met patronen is aangetroffen in de berging/kast die vanuit de (enige) slaapkamer te bereiken is.
[verdachte] is op 24 december 2018 gehoord als verdachte. Hij heeft onder meer het volgende verklaard:
Ik heb het wapen één jaar geleden ofzo gekocht. Ik bewaarde de munitie bij mijn vriendin in de woning. De demper zat erbij toen ik het vuurwapen kocht.
De tijdlijn
De rechtbank gaat op basis van de voorgaande bewijsmiddelen van het volgende scenario uit. De avond en nacht van 8 op 9 december 2018 zijn [verdachte] en [medeverdachte 1] beiden op een feest, dat wordt gehouden in de woning van [verdachte] aan de [adres] in [woonplaats] . [medeverdachte 2] is op dat moment thuis in haar woning aan de [adres] in [woonplaats] en hoort rond 00:45-00:50 uur geluiden in het trappenhuis. Zij probeert tussen 00:53:00 uur en 00:55:09 uur haar onderburen telefonisch te bereiken. Toen dat niet lukte, heeft zij zelf de deur open gedaan. Zij ziet in het trappenhuis twee mannen en zij ziet vervolgens dat er een tekst in haar voordeur is gekrast. Deze tekst is ‘ [tekst] ’. [slachtoffer 2] heeft deze woorden gebruikt in een reactie onder een video van [verdachte] op Youtube.Om 00:56:50 uur belt [medeverdachte 2] met [verdachte] . Dit gesprek duurt 1 minuut en 33 seconden. [medeverdachte 2] vertelt [verdachte] over de tekst in haar deur.Hierna probeert [medeverdachte 2] [verdachte] tussen 00:56:50 en 01:12:18 uur nog meerdere malen tevergeefs te bereiken. Om 01:15:18 uur komt er weer een verbinding tussen [medeverdachte 2] en [verdachte] tot stand.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat [verdachte] in de tijdsperiode van 00:56:50 en 01:12:18 uur niet telefonisch bereikbaar was, maar zich ook niet bij [medeverdachte 2] op de [adres] bevond.
Op 9 december 2018 vindt er even vóór 01:08 uur een incident plaats bij de woning van [slachtoffer 1] aan de [adres] in [woonplaats] . Bij deze (eerste) confrontatie zijn [verdachte] en [medeverdachte 1] betrokken. [verdachte] wordt herkend door [slachtoffer 1] . De ruit van de voordeur wordt ingeslagen waarbij [medeverdachte 1] een verwonding oploopt aan zijn elleboog. Door deze verwonding blijft er bloed van [medeverdachte 1] achter op het glas van de ruit van [adres] . Bij dit incident wordt door de verdachten tevens geschreeuwd en geroepen om geld, zo blijkt uit verscheidene getuigenverklaringen. Verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] verlaten vervolgens de plaats delict, waarbij wordt geroepen “ik ga je schieten” en/of “ik haal een wapen”.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat [verdachte] en [medeverdachte 1] tussen 00:56:50 en 01:08 uur bij het huis van [slachtoffer 1] aan de [adres] te [woonplaats] zijn geweest, toen nog zonder een vuurwapen.
[medeverdachte 2] verklaart dat zij haar telefoongesprek met haar vriendin [C] heeft beëindigd op het moment dat [verdachte] bij haar woning aankwam. Dit telefoongesprek met [C] heeft plaatsgevonden op 9 december 2018 om 01:16:22 uur en duurde 00:06:22 minuten. [verdachte] is na aankomst de woning van verdachte aan de [adres] binnengegaan waarna hij de slaapkamer inliep. Bij de doorzoeking van voornoemde woning is munitie en een demper gevonden in de kledingkast die zich bevond in de slaapkamer van verdachte.
Uit voorgaande leidt de rechtbank af dat [verdachte] en [medeverdachte 1] van de [adres] naar de woning aan de [adres] zijn gereden om daar het vuurwapen op te halen. [verdachte] heeft het vuurwapen uit de slaapkamer van [medeverdachte 2] gehaald. Daarna zijn [verdachte] en [medeverdachte 1] , samen met [medeverdachte 2] , opnieuw naar de [adres] gereden.
Op 9 december 2018 komen verbalisanten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] omstreeks 01:30 uur aan bij [adres] , naar aanleiding van de melding van [slachtoffer 2] . Verbalisanten gaan in gesprek met de bewoners. Op dat moment ziet [slachtoffer 1] de auto die eerder weg was gereden weer op diezelfde plek staan en ziet dat [verdachte] in de richting van de woning loopt. [slachtoffer 3] stapt naar buiten en wordt door verdachte [verdachte] beschoten en geraakt. [verdachte] verklaart hier later over bij de politie dat hij die mensen die binnen waren, bang wilde maken en dat hij dacht: “van een schot schrik je wel”. Hij had dat stomme ding nooit moeten halen.[slachtoffer 3] schiet terug en treft [medeverdachte 2] . Hierna tilt [verdachte] [medeverdachte 2] in de auto en rijden zij weg. Onderweg gooit [verdachte] op de Rondweg Zuid in Winterswijk het door hem gebruikte wapen, dat later door de politie wordt gevonden, uit de auto.
Ten aanzien van feit 1
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] hebben een ruit van de woning van [slachtoffer 1] in geslagen en daarbij geschreeuwd om geld. Ook hebben zij gedreigd terug te zullen komen met een vuurwapen. Dit is vervolgens ook gebeurd. De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] betrouwbaar en zal deze gebruiken tot het bewijs. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de verklaringen van de broers [broers] afgelegd tegenover de politie (en de rechter-commissaris) niet alleen in essentie consistent, maar worden deze in belangrijke mate en op cruciale punten ondersteund door de overige bewijsmiddelen, waaronder de getuigenverklaringen. Verdachte heeft geen verklaring afgelegd over waarom hij die avond aan de deur van de woning van [slachtoffer 1] is geweest. Naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn het (dreigen met) geweld en het schreeuwen om geld gericht op het afpersen van de gebroeders [broers] . Ook al was het handelen van verdachte mogelijk op een ander doel gericht, mocht hij begrijpen dat het in het delict bedoelde gevolg door zijn handelen kon intreden.
Het voorgaande maakt dat het verweer van de raadsman, dat erop neerkomt dat verdachte en medeverdachte met de bedreigingen niet op enig geldelijk gewin uit waren, wordt verworpen.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde tezamen en in vereniging met een ander heeft begaan.
Ten aanzien van feit 2
Door de verdediging is betwist dat verdachte bij het schieten opzet had op het doden van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] . Verdachte heeft immers telkens verklaard dat hij niemand wilde verwonden, maar dat hij slechts de bewoner van het pand aan de [adres] en diens broer wilde laten schrikken met een schot. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Voorwaardelijk opzet op de dood
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte in de portiektrap in ieder geval twee maal omhoog in de richting van de woning van [slachtoffer 1] heeft geschoten. Op dat moment was [slachtoffer 3] in het portiek bij de voordeur van Johannis en [slachtoffer 4] was in de deuropening van dezelfde voordeur. De rechtbank dient dan ook de vraag beantwoorden of verdachte, met het schieten op de manier zoals hij dat heeft gedaan, voorwaardelijk opzet op hun dood heeft gehad.
Het boordelingskader
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig als verdachte zich bewust is van de aanmerkelijke kans dat het onderhavige gevolg zou intreden en dat hij die kans willens en wetens heeft aanvaard. Daarvoor is niet alleen vereist dat verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans tijdens de gedraging bewust heeft aanvaard of op de koop toe heeft genomen. Of in een concreet geval moet worden aangenomen dat sprake is van voorwaardelijk opzet kan worden afgeleid uit de verklaring van verdachte zelf of van de feitelijke omstandigheden van het geval. Bij dat laatste zijn de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht van belang. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het, behoudens contra-indicaties, niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Dit houdt in dit geval in dat voor het aannemen van voorwaardelijk opzet, sprake moet zijn van een aanmerkelijke kans op de dood van zowel [slachtoffer 3] als [slachtoffer 4] en de bewuste aanvaarding of het op de koop toe nemen van die kans door verdachte.
Aanmerkelijke kans
De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op de dood van zowel [slachtoffer 3] als [slachtoffer 4] . Door in het donker meermalen de trap op te schieten, in een klein portiek, terwijl [slachtoffer 3] op dat moment bovenaan de trap stond en met zijn zaklamp naar beneden scheen enl [slachtoffer 4] in de deuropening stond, bestond een aanmerkelijke kans dat hij (een van) beiden dodelijk zou raken.
Aanvaarding van de aanmerkelijke kans
Verdachte heeft de aanmerkelijke kans naar het oordeel van de rechtbank ook willens en wetens aanvaard. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat zij [verdachte] probeerde tegen te houden toen zij bij de woning aangekomen uit de auto waren gestapt. Toen zij onderaan de trap stond en [verdachte] probeerde tegen te houden, zag zij een zaklamp en politielogo. Dit zag zij voordat zij zelf werd neergeschoten. [verdachte] heeft verklaard dat hij niets heeft gezien. Gelet op de verklaring van [medeverdachte 2] , het feit dat zij beiden op ongeveer dezelfde positie stonden onderaan de trap en de verklaring van [slachtoffer 3] dat hij een gedeelte van een gezicht en een vuurwapen heeft gezien, vindt de rechtbank die verklaring niet aannemelijk. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat verdachte [slachtoffer 3] heeft gezien en vervolgens de schoten heeft gelost in de richting van [slachtoffer 3] . Door aldus te handelen heeft verdachte in ieder geval voorwaardelijk opzet gehad op de dood van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , die zich vlak achter [slachtoffer 3] bevond op het moment van het schieten.
De rechtbank acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] opzettelijk van het leven te beroven.
Geen medeplegen van het onder 1, laatste gedachtestreepje, en 2 ten laste gelegde
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het medeplegen van de poging doodslag omdat er geen aanwijzingen zijn dat hij dit feit in nauwe en bewuste samenwerking met een ander / anderen heeft gepleegd.
Wapenbezit 8 december 2018
Het door de raadsman gevoerde verweer gericht op partiële vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde met betrekking tot 8 december 2018, wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen.