ECLI:NL:RBMNE:2020:653

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 februari 2020
Publicatiedatum
24 februari 2020
Zaaknummer
16/659851-18; 05/243169-15 (TUL) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing en poging tot doodslag met vuurwapen in Winterswijk

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 12 februari 2020 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot afpersing en poging tot doodslag. De verdachte, die onder invloed van alcohol en drugs verkeerde, heeft op 9 december 2018 samen met een medeverdachte geprobeerd twee slachtoffers af te persen in de gemeente Winterswijk. Tijdens deze confrontatie heeft de verdachte een vuurwapen gebruikt en in de richting van twee politieagenten geschoten, waarbij één agent werd geraakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte de voordeur van het huis van de slachtoffers hebben ingeslagen en hen hebben bedreigd met geweld. Na de eerste confrontatie zijn de verdachten weggegaan, maar zijn later teruggekeerd met een vuurwapen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waaronder schadevergoeding voor immateriële schade aan de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/659851-18; 05/243169-15 (TUL) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 12 februari 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1997] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
gedetineerd te Penitentiaire Inrichting Achterhoek te Zutphen.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 13 maart 2019, 29 mei 2019, 21 augustus 2019, 23 oktober 2019,
28 oktober 2019, 15 januari 2020 en 12 februari 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. P.A. van Logten en van hetgeen verdachte, zijn raadsman mr. S.T. van Berge Henegouwen, advocaat te Maastricht, mr. S. Striekwold, advocaat te Doetinchem, namens de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , en [A] , namens de benadeelde partijen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 23 oktober 2019 op de voet van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering nader omschreven. De nader omschreven tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. primair

op of omstreeks 9 december 2018 in de gemeente Winterswijk samen met een ander heeft geprobeerd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] af te persen;

1. subsidiair

op of omstreeks 9 december 2018 in de gemeente Winterswijk samen met een anderen heeft geprobeerd van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te stelen, waarbij de diefstal werd voorafgegaan/vergezeld/gevolgd door geweld/bedreiging met geweld;

1. meer subsidiair
op of omstreeks 9 december 2018 in de gemeente Winterswijk samen met een ander
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven/ zware mishandeling;
2.
op of omstreeks 9 december 2018 in de gemeente Winterswijk samen met een ander heeft geprobeerd [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] opzettelijk van het leven te beroven;
3.
in of omstreeks de periode van 8 tot en met 9 december 2018 in de gemeente Winterswijk
samen met anderen een wapen van categorie III, zijnde een vuurwapen en/of demper en/of
munitie voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde.
Volgens de raadsman was het incident te wijten aan een ruzie in de rapscene en heeft verdachte zich op geen enkele wijze willen bevoordelen. Hij heeft de broers [broers] ook niet willen afpersen of bedreigen, waardoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om te komen tot het onder 1 ten laste gelegde, in de verschillende varianten. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van [slachtoffer 2] en
[slachtoffer 1] inconsistent en onvoldoende betrouwbaar zijn zodat ze niet kunnen worden gebruikt voor het bewijs.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde bepleit dat geen sprake is geweest van opzet, ook niet in voorwaardelijke zin. Hij heeft immers niet bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij [slachtoffer 3] zou raken. Daar komt voor [slachtoffer 4] nog bij dat hij ten tijde van het schieten in de woning stond en niet kon worden geraakt door een schot dat op de trap zou worden gelost.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van feit 1.
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan en heeft als volgt verklaard, zakelijk weergegeven:
Wat er is gebeurd heeft plaatsgevonden op 9 december 2018, omstreeks 01:00 uur op de [adres] in [woonplaats] . Ik woon op de [adres] in [woonplaats] .
Mijn woning is een bovenwoning die je kunt bereiken via een open portiektrap. Bovengekomen, dus op de 1e verdieping, is er een portiek van ongeveer 2 meter bij 2 meter. De 1e deur aan de linkerkant is de deur van mijn woning. [2] Om ongeveer 01:00 uur, het is dan inmiddels 9 december 2018, was ik in mijn huis. Op dat moment hoorde ik iemand schreeuwen. Dat kwam vanuit de portiek. Ik hoorde dat er werd geschreeuwd: “poesie, poesie”, “ik ga je schieten”. Verder werd er geschreeuwd “je moet niet fucken met Arnhem”. Vanuit de hal zag ik dat de bovenste ruit vernield werd. Ik keek via een opening in de kapotgemaakte ruit naar buiten en zag [verdachte] in mijn portiek staan. Ik herkende hem aan zijn kale hoofd. Ik zag ook een andere jongen staan. Hij had tattoos in zijn gezicht. [3]
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan en heeft als volgt verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte tegen [verdachte] en [medeverdachte 1] . [4] Ik hoorde een geluid van brekend glas. Ik zag dat er in het bovenste glas gedeelte van de ruit van de voordeur een groot gat zat. Ik zag dat er buiten voor de voordeur een persoon stond. Een getinte jongen, hij was kaal of had heel kort haar, geschatte lengte 1.70 meter, slank tot normaal postuur. Ik hoorde dat die jongen zei: “Niet fokken met Arnhem” en “Waar is mijn geld?”. Die jongen had een kleine tatoeage onder zijn linker oog. [5] Ik hoorde dat [slachtoffer 1] tegen mij zei dat hij [verdachte] ook bij de voordeur had zien staan. [6]
[getuige 1] is op 16 januari 2019 gehoord als getuige. Hij heeft als volgt verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik kwam tussen 00.30 en 00.45 uur bij [slachtoffer 1] aan. Ik schat dat ik tussen de 5 à 10 minuten binnen was toen ik een harde knal hoorde en glasgerinkel. Ik hoorde: “geld, geld” en “Arnhem, Arnhem”. Aan de stemmen kon ik horen dat dit minimaal 2 personen waren die buiten stonden. [7] Ik hoorde dat één van die gasten die buiten stonden te schreeuwen zei: “kom zo terug, ik schiet je dood”. Dat werd op een doorgedraaide agressieve manier geschreeuwd. [8]
[getuige 2] is op 9 december 2018 gehoord als getuige. Zij heeft als volgt verklaard, zakelijk weergegeven:
Omstreeks 01.00 uur hoorde ik heel veel tumult, ik hoorde heel veel geschreeuw. Ik hoorde meerdere stemmen. Ze schreeuwden: “Pussy, Pussy, doe open. Ik wil geld, waar is mijn geld, het is mijn geld” of iets wat daarop leek. [9] Toen de mensen weggingen die dat zeiden hoorde ik dat ze zeiden: “Ik ga je schieten!”. Ik hoorde twee stemmen en die stonden in het halletje voor zijn deur. Ik hoorde hem ook schreeuwen vanuit zijn woning. Met hem bedoel ik mijn buurman. [10]
[getuige 3] is op 16 december 2018 gehoord als getuige. Zij heeft als volgt verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 9 december 2018 tegen 01.00 uur hoorde ik een auto stoppen. Even later hoorde ik geschreeuw, er werd gescholden, en gebonsd tegen een deur. Ik hoorde schreeuwen “kuthoer, kankerhoer, doe open”. Ik zag dat twee personen vervolgens in de auto stapten en wegreden. Het was een lange en een kleinere man. De kleinere man was getint en de langere was blank. [11]
[verbalisant 1] , inspecteur van politie en [verbalisant 2] , hoofdagent van politie hebben forensisch onderzoek naar sporen verricht in/aan een bovenwoning gelegen aan [adres] te [woonplaats] . Zij hebben hierover het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Wij zagen dat de voordeur een naar binnen draaiende deur was, voorzien van twee boven elkaar gelegen ruiten. Wij zagen dat de bovenste ruit was verbroken. Wij zagen dat aan de buitenzijde van enkele nog in de sponning stekende glasdelen, bloedsporen aanwezig waren. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , heb deze bloedsporen bemonsterd (SIN AAMI2328NL). [12]
In het rapport DNA-onderzoek naar aanleiding van een schietincident in Winterswijk op 9 december 2018 van 25 maart 2019 wordt vermeld dat uit bemonstering AAMI2328NL#01 een DNA-profiel van een man is verkregen. Het DNA kan afkomstig zijn van verdachte
[medeverdachte 1] . De matchkans van dit DNA-profiel is kleiner dan 1 op 1 miljard. [13]
[medeverdachte 2] is op 11 december 2018 gehoord als verdachte. Zij heeft als volgt verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 8 december 2018 gingen zij de verjaardag van [B] vieren bij het oude huis van mijn vriend [verdachte] Ik bleef thuis. [14] Ik zag dat er op mijn deur was gekrast. Toen heb ik mijn vriend [verdachte] gebeld. […] [verdachte] stond op de gang, hij wilde snel weg. Toen kwam er nog een vriend van hem boven. Hij is niet binnen geweest. Hij was donker getint, niet helemaal zwart. [15] De jongens gingen best snel. Ik ben op de achterbank van de groene Skoda van [verdachte] gaan zitten. We zijn de straat uitgereden. [verdachte] en zijn vriend hadden het ergens over, maar ik weet niet waar over.[…] [verdachte] stond op de gang, hij wilde snel weg. Toen kwam er nog een vriend van hem boven. [16] […] Op een gegeven moment stopte de auto en hoorde ik mijn vriend gelijk schreeuwen toen hij uitstapte. Ik weet niet waar de andere jongen toen naar toe is gegaan. [17]
Ten aanzien van feit 2.
[slachtoffer 3] heeft aangifte gedaan en heeft als volgt verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 8 december 2018 startte ik mijn horecadienst. Ik draaide de horecadienst samen met mijn collega [slachtoffer 4] . [18] Wij kregen het verzoek om te gaan naar de [adres] in [woonplaats] . Daar zou een ruit van een voordeur vernield zijn. Omstreeks 01.30 uur[de rechtbank begrijpt: omstreeks 01.30 uur op 9 december 2018]
arriveerde ik samen met mijn collega [slachtoffer 4] vlakbij het adres [adres] in [woonplaats] . [19] Ik zag dat er maar één trap was naar de eerste verdieping aan de buitenzijde. Direct bovenaan de trap in het portiek kom je in een overdekte ruimte. De overdekte ruimte vanaf de bovenzijde trap is ongeveer 5 tot 6 meter diep en ongeveer 1 meter breed. Aan de linkerzijde van de ruimte bevinden zich twee voordeuren. Direct als je boven komt aan de linkerkant de voordeur van perceelnummer [nummer] . Ik zag twee personen in de woonkamer staan. Ik herkende een van de personen als [slachtoffer 1] . Ik herkende de andere persoon als de broer van [slachtoffer 1] . Ik weet dat hij [slachtoffer 2] heet. Tijdens het gesprek noemden [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] een aantal namen. Dat was naar aanleiding van de vraag wie er voor de deur had gestaan. Volgens mij noemde [slachtoffer 2] de naam [verdachte] .
[…]
Ik zag dat [slachtoffer 1] voor het raam aan de voorzijde van de woonkamer staat. Ik hoorde dat hij zei: “O daar komen ze weer aan”. [20] Ik liep terug richting de voordeur. Ik hield de zaklamp in mijn rechterhand. Ik scheen de hoek om en keek. Mijn rechtervoet stond nog aan de binnenzijde van de drempel en mijn andere voet aan de buitenzijde. Ik was voor een groot gedeelte al uit de woning in de overdekte portiek. Ik scheen naar beneden om te kijken. Ik zag op ongeveer 4 meter afstand aan het begin van de portiektrap een persoon. Ik zag namelijk dat de persoon al een aantal treden had belopen van de portiektrap. Ik schat dat de persoon al één derde van de trap had gehad. Ik zag deels een blank gezicht. Ik zag een kortgeschoren baardje. Een blank gezicht met wat rondere vormen. Ik zag heel iets haargroei aan de zijkant. Ik heb ook maar heel kort een gedeelte van het gezicht gezien. Ik zag links van het gezicht een vuurwapen. Het wapen werd schuin naar boven gericht. Binnen een seconde nadat ik een deel van het gezicht kon zien zag ik ook het vuurwapen. Terwijl ik het vuurwapen voor het eerst zag was het mijn kant al opgericht. Ik keek direct in de loop. Vrijwel direct hoorde ik een knal. Ik voelde direct een inslag in mijn rechterzij. [21] Ik hoorde een knal wat ik herkende als een patroon die afgaat uit een vuurwapen. [22]
[slachtoffer 4] heeft aangifte gedaan en heeft als volgt verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 8 december 2018 had ik dienst met [slachtoffer 3] . [23] Op 9 december kwam de melding van een vernieling van een ruit. Ik denk dat deze melding rond 01.15 uur binnen kwam. Een ruit was vernield van een voordeur aan de [adres] in [woonplaats] . Volgens mij waren we er binnen 2 minuten. Op 9 december tussen omstreeks 01.20 en 01.25 uur, parkeerde ik het dienstvoertuig in een zijstraat van de [straat] in [woonplaats] . [24] […]
Ik zag dat [slachtoffer 3] de hal inliep van de woning en ik liep op dat moment achter hem aan. Ik liep de hal van de woning in. [slachtoffer 3] liep maximaal 2 meter voor mij en ik zag dat hij de voordeur opendeed. Ik zag dat [slachtoffer 3] naar buiten stapte het portiek in en ik zag dat hij met de Maglite naar beneden scheen. Ik hoorde direct daarop knallen. [25]
[slachtoffer 4] heeft, als getuige in de zaak van verdachte, bij de rechter-commissaris het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik keek op de rug van [slachtoffer 3] . Ik zag dat [slachtoffer 3] vanaf de woonkamer de gang in liep en
vervolgens het portiek in liep. Ik zag dat [slachtoffer 3] zich naar rechts draaide en op dat moment zag ik dat hij bovenaan de trap stond. Ik zag dat [slachtoffer 3] naar beneden keek en een Maglight in de hand had en naar beneden scheen met zijn Maglight. Toen [slachtoffer 3] boven aan de trap stond hoorde ik plotseling een knal toen ik nog richting de voordeuropening liep, in de richting van [slachtoffer 3] . [26] […] Ik stond op dat moment in de gang van de woning en ik hoorde heel veel knallen. Vervolgens pakte ik mijn vuurwapen en ging in de voordeuropening van de woning staan. Ik deed dus twee stappen vooruit. Ik zag dat [slachtoffer 3] naar achteren in het portiek liep en ik wist dat hij geen kant op kon. In de voordeuropening van de woning ben ik met mijn gezicht richting de portiektrap gaan staan. Ik hoorde nog steeds knallen. Er werd over en weer geschoten naar mijn beleving. Ik hoorde [slachtoffer 3] op een gegeven moment roepen dat hij was geraakt. Ik stond in de voordeuropening van de woning. Die voordeuropening zit eigenlijk boven aan de trap, gelijk links. Toen ik schoot stond ik in een nisje van de voordeur van de woning van [slachtoffer 1] . [27] Ik kon niet naar [slachtoffer 3] kijken want hij lag achter mij op de grond en ik moest vechten en hem beschermen. Ik hoorde wel knallen maar naar mijn beleving kwam dat allemaal van beneden. [28] Ik heb wel meerdere knallen gehoord en natuurlijk meerdere kogels die ketsten vlak langs mijn oor maar ik heb verder geen mondingsvuur of dat soort dingen gezien. [29]
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan en heeft als volgt verklaard, zakelijk weergegeven:
Op het moment dat ik en [slachtoffer 1] met die agenten in gesprek waren, hoorde ik dat [slachtoffer 1] zei: “Pas op want ze zijn gewapend, ze hebben vuurwapens bij zich”. Ik zag dat agent [slachtoffer 3] naar de voordeur liep en dat agent [slachtoffer 4] achter hem aan liep. Ik zag dat agent [slachtoffer 3] de grendels van de voordeur open maakte en dat hij de voordeur open deed. Ik zag dat agent [slachtoffer 3] naar buiten liep. Ik zag dat agent [slachtoffer 4] in het halletje bleef staan bij de voordeur. In mijn beleving was dat voor een soort van rugdekking voor zijn collega. Plotseling hoorde ik 2 à 3 knallen kort achter elkaar.
Die gasten hebben eerst de voordeur vernield, zijn weggegaan en zijn weer teruggekomen met vuurwapens. [30]
[medeverdachte 2] is op 11 december 2018 gehoord als verdachte. Zij heeft als volgt verklaard, zakelijk weergegeven:
Achter mij hoorde ik geluiden en toen ik omkeek, zag ik ineens een fel licht en toen ik mij omdraaide zag ik een embleem van de politie op een arm van iemand. Kort daarna hoorde ik knallen. Ik was toen nog niet geraakt. [31]
In het rapport Forensisch-medisch onderzoek betreffende [slachtoffer 3] , geboren [1982] wordt vermeld dat het letsel van [slachtoffer 3] bestaat uit uitwendig letsel aan de rechterzijkant van de borst. Dit uitwendige letsel bestaat uit een onscherp begrensde rode- en blauwpaarse verkleuring, huidloslating (blaren, later zichtbaar als ontvelling) en streepvormige trajecten van puntvormige huidbeschadigingen. [32]
Verdachte heeft verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik liep naar het portiek. Ik heb het vuurwapen uit mijn zak gehaald en twee keer geschoten. [33]
Ten aanzien van feit 3:
Verbalisant [verbalisant 3] heeft in zijn proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
Ik ging naar de Rondweg Zuid te Winterswijk. Aldaar was een vuurwapen aangetroffen dat vermoedelijk die nacht gebruikt was en weggegooid zou zijn door een van de verdachten. Ik stelde het vuurwapen veilig onder SIN AAAD9200NL. [34]
Verbalisant [verbalisant 4] heeft in zijn proces-verbaal onderzoek wapen gerelateerd dat het in beslaggenomen pistool met SIN-nummer AAAD9200NL een vuurwapen, van het merk Crvena Zastava 7.65 Model 70, is in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie waarvan het voorhanden hebben strafbaar is gesteld in artikel 26 lid 1 jo. artikel 55 lid 3 onder a van de Wet Wapens en Munitie. [35] In het vuurwapen, kamer en magazijn, waren in totaal 3 patronen van kaliber 7.65, met bodemstempel GECO 7.65, aanwezig. Dit is aangemerkt als munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie. [36]
Verbalisant [verbalisant 5] heeft in zijn proces-verbaal sporenonderzoek onder meer het volgende gerelateerd:
Op 9 december 2018 kreeg ik het verzoek te gaan naar de [adres][de rechtbank begrijpt: de [adres] in [woonplaats] ]
. Tijdens het door ons ingestelde onderzoek werd door ons, gezien, waargenomen en bevonden dat: [37]
- op de 8e traptrede een huls (kaliber 7.65 mm) lag. Deze huls is door mij veiliggesteld en gewaarmerkt sin nummer AALM4945NL [38] ;
- in de voortuin van perceel [adres]de rechtbank begrijpt: de [adres] ]
een huls (kaliber 7.65 mm) lag. Deze huls is door mij veiliggesteld en gewaarmerkt sin nummer AAIP7243NL. [39]
In het rapport Wapen en munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Winterswijk op 9 december 2018 van 18 april 2019 wordt vermeld dat:
Vuurwapen [AAAD9200NL]
Dit vuurwapen is van het merk Crvena Zastava, model 70, kaliber 7,65mm Browning.
Hulzen AAIP7243NL en AALM4945NL
Deze twee hulzen zijn voorzien van het bodemstempel ‘Geco 7,65’. In het bodemstempel zijn ook twee jaarcodetekentjes te zien. Gezien het bodemstempel en de afmetingen zijn de hulzen van het kaliber 7,65mm Browning.
In de hulzen bevinden zich sporen die veroorzaakt zijn tijdens het verschieten uit een vuurwapen. Zo zijn er sporen te zien van een slagpin, een stootbodem, een hulsuitwerpen, een patroontrekkerhaak en de kamer van een loop. De algemene vorm, plaats en grootte van deze systeemsporen passen bij de systeemkenmerken van het vuurwapen [AAAD9200NL]. [40]
Sporen voor vergelijkend onderzoek
In een deel van de systeemsporen bevinden zich kraslijnen en/of oneffenheden die veroorzaakt zijn tijdens het verschieten uit een vuurwapen. Deze sporen zijn geschikt voor vergelijkend hulsonderzoek. [41]
Op basis van de structuur van sporenveroorzakende vuurwapenonderdelen zijn er geen aanwijzingen dat de vergeleken sporen afkomstig zijn van een productieproces waarbij bij verschillende vuurwapens nagenoeg dezelfde sporen te verwachten zijn. Hierom wordt bij de beoordeling van de waarschijnlijkheid van de waargenomen mate van overeenkomst alleen rekening gehouden met toeval. Wanneer de hulzen zijn verschoten uit een ander vuurwapen van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als het vuurwapen wordt de waargenomen mate van overeenkomst van de verschillende sporen tezamen bij minder dan 1 op de 10.000 vergeleken hulzenparen verwacht. [42]
Verbalisant [verbalisant 6] heeft in zijn proces-verbaal sporenonderzoek onder meer het volgende gerelateerd:
Het onderzoek is verricht in een woning bij [medeverdachte 2] te [adres] , [woonplaats] . [43] In de slaapkamer van de woning zagen wij dat een inbouwkast in de slaapkamer open stond. Op de vloer van de kast zagen wij een chroomkleurige cilinder met enkele ruwe delen. Vermoedelijk betrof de chroomkleurige cilinder een geluidsdemper voor een vuurwapen. [44]
Verbalisant [verbalisant 7] heeft in zijn proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming onder meer het volgende gerelateerd:
9 december 2018 is de doorzoeking in de woning aan de [adres] te [woonplaats] geopend. [45] Tijdens de doorzoeking werd het volgende in beslag genomen:
  • een zilverkleurige geluiddemper;
  • een doosje van 25 patronen van het kaliber 7,65 mm. Bij het openen van het doosje bleek dat er (nog) 17 patronen in het doosje aanwezig waren. Het doosje met patronen is aangetroffen in de berging/kast die vanuit de (enige) slaapkamer te bereiken is. [46]
[verdachte] is op 24 december 2018 gehoord als verdachte. Hij heeft onder meer het volgende verklaard:
Ik heb het wapen één jaar geleden ofzo gekocht. Ik bewaarde de munitie bij mijn vriendin in de woning. De demper zat erbij toen ik het vuurwapen kocht. [47]
Bewijsoverwegingen
De tijdlijn
De rechtbank gaat op basis van de voorgaande bewijsmiddelen van het volgende scenario uit. De avond en nacht van 8 op 9 december 2018 zijn [verdachte] en [medeverdachte 1] beiden op een feest, dat wordt gehouden in de woning van [verdachte] aan de [adres] in [woonplaats] . [medeverdachte 2] is op dat moment thuis in haar woning aan de [adres] in [woonplaats] en hoort rond 00:45-00:50 uur geluiden in het trappenhuis. Zij probeert tussen 00:53:00 uur en 00:55:09 uur haar onderburen telefonisch te bereiken. Toen dat niet lukte, heeft zij zelf de deur open gedaan. Zij ziet in het trappenhuis twee mannen en zij ziet vervolgens dat er een tekst in haar voordeur is gekrast. Deze tekst is ‘ [tekst] ’. [slachtoffer 2] heeft deze woorden gebruikt in een reactie onder een video van [verdachte] op Youtube. [48] Om 00:56:50 uur belt [medeverdachte 2] met [verdachte] . Dit gesprek duurt 1 minuut en 33 seconden. [medeverdachte 2] vertelt [verdachte] over de tekst in haar deur. [49] Hierna probeert [medeverdachte 2] [verdachte] tussen 00:56:50 en 01:12:18 uur nog meerdere malen tevergeefs te bereiken. Om 01:15:18 uur komt er weer een verbinding tussen [medeverdachte 2] en [verdachte] tot stand.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat [verdachte] in de tijdsperiode van 00:56:50 en 01:12:18 uur niet telefonisch bereikbaar was, maar zich ook niet bij [medeverdachte 2] op de [adres] bevond.
Op 9 december 2018 vindt er even vóór 01:08 uur een incident plaats bij de woning van [slachtoffer 1] aan de [adres] in [woonplaats] . Bij deze (eerste) confrontatie zijn [verdachte] en [medeverdachte 1] betrokken. [verdachte] wordt herkend door [slachtoffer 1] . De ruit van de voordeur wordt ingeslagen waarbij [medeverdachte 1] een verwonding oploopt aan zijn elleboog. Door deze verwonding blijft er bloed van [medeverdachte 1] achter op het glas van de ruit van [adres] . Bij dit incident wordt door de verdachten tevens geschreeuwd en geroepen om geld, zo blijkt uit verscheidene getuigenverklaringen. Verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] verlaten vervolgens de plaats delict, waarbij wordt geroepen “ik ga je schieten” en/of “ik haal een wapen”.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat [verdachte] en [medeverdachte 1] tussen 00:56:50 en 01:08 uur bij het huis van [slachtoffer 1] aan de [adres] te [woonplaats] zijn geweest, toen nog zonder een vuurwapen.
[medeverdachte 2] verklaart dat zij haar telefoongesprek met haar vriendin [C] heeft beëindigd op het moment dat [verdachte] bij haar woning aankwam. Dit telefoongesprek met [C] heeft plaatsgevonden op 9 december 2018 om 01:16:22 uur en duurde 00:06:22 minuten. [verdachte] is na aankomst de woning van verdachte aan de [adres] binnengegaan waarna hij de slaapkamer inliep. Bij de doorzoeking van voornoemde woning is munitie en een demper gevonden in de kledingkast die zich bevond in de slaapkamer van verdachte.
Uit voorgaande leidt de rechtbank af dat [verdachte] en [medeverdachte 1] van de [adres] naar de woning aan de [adres] zijn gereden om daar het vuurwapen op te halen. [verdachte] heeft het vuurwapen uit de slaapkamer van [medeverdachte 2] gehaald. Daarna zijn [verdachte] en [medeverdachte 1] , samen met [medeverdachte 2] , opnieuw naar de [adres] gereden.
Op 9 december 2018 komen verbalisanten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] omstreeks 01:30 uur aan bij [adres] , naar aanleiding van de melding van [slachtoffer 2] . Verbalisanten gaan in gesprek met de bewoners. Op dat moment ziet [slachtoffer 1] de auto die eerder weg was gereden weer op diezelfde plek staan en ziet dat [verdachte] in de richting van de woning loopt. [slachtoffer 3] stapt naar buiten en wordt door verdachte [verdachte] beschoten en geraakt. [verdachte] verklaart hier later over bij de politie dat hij die mensen die binnen waren, bang wilde maken en dat hij dacht: “van een schot schrik je wel”. Hij had dat stomme ding nooit moeten halen. [50] [slachtoffer 3] schiet terug en treft [medeverdachte 2] . Hierna tilt [verdachte] [medeverdachte 2] in de auto en rijden zij weg. Onderweg gooit [verdachte] op de Rondweg Zuid in Winterswijk het door hem gebruikte wapen, dat later door de politie wordt gevonden, uit de auto.
Ten aanzien van feit 1
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] hebben een ruit van de woning van [slachtoffer 1] in geslagen en daarbij geschreeuwd om geld. Ook hebben zij gedreigd terug te zullen komen met een vuurwapen. Dit is vervolgens ook gebeurd. De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] betrouwbaar en zal deze gebruiken tot het bewijs. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de verklaringen van de broers [broers] afgelegd tegenover de politie (en de rechter-commissaris) niet alleen in essentie consistent, maar worden deze in belangrijke mate en op cruciale punten ondersteund door de overige bewijsmiddelen, waaronder de getuigenverklaringen. Verdachte heeft geen verklaring afgelegd over waarom hij die avond aan de deur van de woning van [slachtoffer 1] is geweest. Naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn het (dreigen met) geweld en het schreeuwen om geld gericht op het afpersen van de gebroeders [broers] . Ook al was het handelen van verdachte mogelijk op een ander doel gericht, mocht hij begrijpen dat het in het delict bedoelde gevolg door zijn handelen kon intreden.
Het voorgaande maakt dat het verweer van de raadsman, dat erop neerkomt dat verdachte en medeverdachte met de bedreigingen niet op enig geldelijk gewin uit waren, wordt verworpen.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde tezamen en in vereniging met een ander heeft begaan.
Ten aanzien van feit 2
Door de verdediging is betwist dat verdachte bij het schieten opzet had op het doden van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] . Verdachte heeft immers telkens verklaard dat hij niemand wilde verwonden, maar dat hij slechts de bewoner van het pand aan de [adres] en diens broer wilde laten schrikken met een schot. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Voorwaardelijk opzet op de dood
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte in de portiektrap in ieder geval twee maal omhoog in de richting van de woning van [slachtoffer 1] heeft geschoten. Op dat moment was [slachtoffer 3] in het portiek bij de voordeur van Johannis en [slachtoffer 4] was in de deuropening van dezelfde voordeur. De rechtbank dient dan ook de vraag beantwoorden of verdachte, met het schieten op de manier zoals hij dat heeft gedaan, voorwaardelijk opzet op hun dood heeft gehad.
Het boordelingskader
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig als verdachte zich bewust is van de aanmerkelijke kans dat het onderhavige gevolg zou intreden en dat hij die kans willens en wetens heeft aanvaard. Daarvoor is niet alleen vereist dat verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans tijdens de gedraging bewust heeft aanvaard of op de koop toe heeft genomen. Of in een concreet geval moet worden aangenomen dat sprake is van voorwaardelijk opzet kan worden afgeleid uit de verklaring van verdachte zelf of van de feitelijke omstandigheden van het geval. Bij dat laatste zijn de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht van belang. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het, behoudens contra-indicaties, niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Dit houdt in dit geval in dat voor het aannemen van voorwaardelijk opzet, sprake moet zijn van een aanmerkelijke kans op de dood van zowel [slachtoffer 3] als [slachtoffer 4] en de bewuste aanvaarding of het op de koop toe nemen van die kans door verdachte.
Aanmerkelijke kans
De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op de dood van zowel [slachtoffer 3] als [slachtoffer 4] . Door in het donker meermalen de trap op te schieten, in een klein portiek, terwijl [slachtoffer 3] op dat moment bovenaan de trap stond en met zijn zaklamp naar beneden scheen enl [slachtoffer 4] in de deuropening stond, bestond een aanmerkelijke kans dat hij (een van) beiden dodelijk zou raken.
Aanvaarding van de aanmerkelijke kans
Verdachte heeft de aanmerkelijke kans naar het oordeel van de rechtbank ook willens en wetens aanvaard. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat zij [verdachte] probeerde tegen te houden toen zij bij de woning aangekomen uit de auto waren gestapt. Toen zij onderaan de trap stond en [verdachte] probeerde tegen te houden, zag zij een zaklamp en politielogo. Dit zag zij voordat zij zelf werd neergeschoten. [verdachte] heeft verklaard dat hij niets heeft gezien. Gelet op de verklaring van [medeverdachte 2] , het feit dat zij beiden op ongeveer dezelfde positie stonden onderaan de trap en de verklaring van [slachtoffer 3] dat hij een gedeelte van een gezicht en een vuurwapen heeft gezien, vindt de rechtbank die verklaring niet aannemelijk. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat verdachte [slachtoffer 3] heeft gezien en vervolgens de schoten heeft gelost in de richting van [slachtoffer 3] . Door aldus te handelen heeft verdachte in ieder geval voorwaardelijk opzet gehad op de dood van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , die zich vlak achter [slachtoffer 3] bevond op het moment van het schieten.
De rechtbank acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] opzettelijk van het leven te beroven.
Geen medeplegen van het onder 1, laatste gedachtestreepje, en 2 ten laste gelegde
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het medeplegen van de poging doodslag omdat er geen aanwijzingen zijn dat hij dit feit in nauwe en bewuste samenwerking met een ander / anderen heeft gepleegd.
Wapenbezit 8 december 2018
Het door de raadsman gevoerde verweer gericht op partiële vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde met betrekking tot 8 december 2018, wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1. primair:

op 9 december 2018, in de gemeente [woonplaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld personen, genaamd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van geld, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/ of die [slachtoffer 2] ,

  • zich (in agressieve gemoedstoestand) naar de woning van voornoemde [slachtoffer 1] (gelegen aan de [adres] ) heeft begeven,
  • (vervolgens) (aldaar) een ruit (van voornoemde woning) hebben ingeslagen,
  • (daarbij) hebben geroepen/ geschreeuwd: "Pussy, pussy, doe open" en "Kuthoer, kankerhoer, doe open" en "Geld, geld, ik wil geld" en "Waar is mijn geld, het is mijn geld", althans woorden van gelijke aard of strekking en
  • in de richting van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] hebben geroepen/ geschreeuwd: "Ik ga je schieten" en/ of "Ik haal een wapen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
  • waarna verdachten zijn weggegaan en (vervolgens) - voorzien van een pistool - (bij de woning) zijn teruggekeerd en
  • (vervolgens) meermalen, althans eenmaal met dat pistool heeft geschoten,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.

op 9 december 2018, in de gemeente Winterswijk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 3] en/ of [slachtoffer 4] (tijdens de uitoefening van hun functie van politieambtenaar) opzettelijk van het leven te beroven, meermalen met een vuurwapen in de richting van die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 4] heeft geschoten (waarbij die [slachtoffer 3] is geraakt), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

3.
in de periode van 8 december 2018 tot en met 9 december 2018, in de gemeente Winterswijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen (merk Crvena Zastava model 70 kaliber 7.65 mm), zijnde een vuurwapen en een (bijbehorende) demper en munitie van categorie III, te weten (22) (kogel)patronen (merk Geco) (kaliber 7.65 mm), voorhanden heeft gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 primair, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
1. primair:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;

2.poging tot doodslag, meermalen gepleegd;

3.handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie

en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III strafbaar gesteld bij artikel 55, derde lid onder a van de Wet wapens en munitie.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 8 jaren, met aftrek van het voorarrest. Zij acht een straf als zodanig passend, met name gelet op het feit dat verdachte samen met de medeverdachte tot tweemaal toe direct de confrontatie zijn aangegaan, zich buitengewoon agressief hebben gedragen en – onder invloed van alcohol en verdovende middelen – op politieagenten hebben geschoten.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een voorwaardelijk verzoek gedaan om een aanvullend reclasseringsrapport te laten opstellen, om de positieve wending die verdachte aan zijn leven heeft gegeven in kaart te brengen. Verder dient te worden meegewogen dat verdachte excuses heeft gemaakt ten opzichte van de agenten en dat zijn vriendin ernstig gewond is geraakt bij het schietincident.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft, terwijl hij in vergaande mate onder invloed alcohol en drugs was, een poging gedaan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] af te persen. Hij heeft ook een vuurwapen voorhanden gehad waarmee hij in de richting van verbalisanten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft geschoten en daarbij [slachtoffer 3] heeft geraakt.
Over de aanleiding van dit alles heeft verdachte verklaard dat dit te maken had met een beledigende tekst die [slachtoffer 1] op de deur van zijn vriendin zou hebben gezet. Hij kon deze tekst linken aan een reactie onder een van zijn rapvideo’s, die hij op Youtube had geplaatst. Verdachte zou daarom hebben besloten om naar het huis van [slachtoffer 1] te rijden, om verhaal te halen. Hij heeft daar samen met medeverdachte [medeverdachte 1] , in de nacht, met luid kabaal geprobeerd de broers [broers] angst aan te jagen door voor in het portiek voor de deur van hun woning te schreeuwen om geld en een ruit van de voordeur te vernielen. Toen dit niet het gewenste effect had, heeft verdachte besloten om het er niet bij te laten en het conflict nog verder te laten escaleren door een vuurwapen op te halen bij zijn vriendin. Verdachte heeft telkens verklaard dat hij niemand wilde verwonden, laat staan dodelijk treffen. Wat daar ook van zij, verdachte heeft, door langs de trap omhoog te schieten in een klein portiek, het leven van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] op ernstige en onaanvaardbare wijze in gevaar gebracht. Dat [slachtoffer 3] niet ernstig gewond is geraakt en dat er door de kogels niemand is gedood is een omstandigheid die niet aan verdachte is te danken.
Ondanks dat het fysieke letsel bij [slachtoffer 3] nog relatief gering te noemen is, heeft verdachte met het schieten een enorme inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] . Zoals ook uit hun slachtofferverklaringen ter terechtzitting blijkt hebben zij tijdens de schietpartij doodsangsten uitgestaan.
Hoewel de rechtbank oog heeft voor het feit dat de slachtoffers van de schietpartij politieagenten zijn, zal de rechtbank bij de strafmaat niet als zodanig meenemen dat de pogingen tot doodslag zijn gepleegd op politieagenten. De rechtbank ziet in het dossier onvoldoende aanwijzingen om aan te nemen dat verdachte zich bewust was van het feit dat hij op politieagenten schoot.
Persoon verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van
4 december 2019, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor overtreding van de Wet Wapens en Munitie en voor bedreigingen. Dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw vergelijkbare strafbare feiten te plegen.
De rechtbank houdt voorts rekening met de inhoud van de navolgende rapporten:
  • een pro Justitia psychologisch onderzoek van 1 maart 2019, opgemaakt door drs. A. van der Geize, GZ-psycholoog;
  • een reclasseringsadvies (rechtszitting) van 21 maart 2019, opgemaakt door J. Vogels, reclasseringswerker bij Reclassering Nederland Advies & Toezichtunit.
De straf
Gelet op het voorgaande tegen het licht van de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Daarbij heeft de rechtbank ook kennisgenomen van de wijze waarop verdachte heeft gehandeld ná de feiten. Zo heeft hij excuusbrieven geschreven aan beide agenten, waarin de rechtbank een oprechte spijtbetuiging ziet. Daarnaast ziet de rechtbank een jongeman die zich op een kruispunt in zijn leven bevindt. Hij lijkt in detentie vooralsnog de juiste keuzes te maken en een goed beeld te hebben van een leven na detentie waarin hij mensen wil helpen in plaats van leed toe te brengen. Dit maakt dat de rechtbank tot een andere strafmaat komt dan de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank legt de verdachte ter zake van voornoemde feiten aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren op, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechtbank acht zich voldoende voorgelicht over de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank wijst het voorwaardelijk verzoek van de raadsman af nu de noodzaak tot het opmaken van een aanvullende reclasseringsrapportage niet is gebleken.

9.BENADEELDE PARTIJEN [slachtoffer 3] EN [slachtoffer 4]

[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 8.000,00. Dit bedrag ziet op immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 4] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 9.500,00. Dit bedrag ziet op immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen in hun geheel kunnen worden toegewezen. Zij heeft daarnaast gevraagd om de schadevergoedingsmaatregel toe te passen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat, gezien de omvang van de vorderingen en het moment waarop deze aan de verdediging en de rechtbank zijn verstrekt, de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vordering. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vordering gelet op zijn bepleite vrijspraak.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 3] heeft de raadsman, meer subsidiair, bij toekenning van immateriële schadevergoeding, verzocht deze te matigen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 4] heeft de raadsman, meer subsidiair, bepleit dat geen sprake is van een machtiging, nu het machtigingsformulier ondertekend is door [slachtoffer 4] op 15 juli 2018, een datum die voorafgaat aan het ten laste gelegde feit waaruit schade zou zijn ontstaan. Uiterst subsidiair bepleit de raadsman dat uit de toelichting op het verzoek om schadevergoeding blijkt dat [slachtoffer 4] reeds leed aan klachten die te linken zijn aan een burn-out, waardoor de schadevergoeding dient te worden gematigd.
Tot slot heeft de raadsman verzocht, mocht de rechtbank tot toewijzing van de vorderingen komen, om in de gelegenheid te worden gesteld de verweren nader te onderbouwen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Ontvankelijkheid van de vorderingen
De rechtbank ziet, anders dan de raadsman, geen reden de vorderingen in hun geheel niet-ontvankelijk te verklaren omdat deze in een laat stadium zijn ingediend. Het wettelijke systeem laat immers toe dat vorderingen van benadeelde partijen zelfs ten tijde van het onderzoek ter terechtzitting worden ingediend. Dit is alleen anders indien hierdoor de raadsman in onvoldoende mate in de gelegenheid zou zijn geweest om verweer te voeren tegen de vorderingen en, voor zover nodig en mogelijk, daarvan bewijs te leveren. Nu de raadsman in zijn pleidooi inhoudelijk verweer heeft gevoerd tegen de vorderingen, is een situatie als voornoemd niet aan de orde. Daarom verklaart de rechtbank de benadeelde partijen ontvankelijk in hun vordering.
Immateriële schade [slachtoffer 3]
Vast is komen te staan dat de benadeelde partijen als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreekse schade heeft geleden. De gevorderde kosten komen de rechtbank niet onredelijk voor. De rechtbank wijst de schade daarom toe tot een bedrag van
€ 8.000,00.
Conclusie [slachtoffer 3]
De rechtbank zal de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 3] tot een bedrag van € 8.000,00 toewijzen, geheel bestaande uit immateriële schade.
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 3] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 8.000,00. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 30 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Machtiging [slachtoffer 4]
De datum van ondertekening van het machtigingsformulier van [slachtoffer 4] , waarin hij toestemming geeft aan [A] om hem te vertegenwoordigen in de voegingsprocedure/civiele procedure tegen verdachte, betreft een kennelijke verschrijving. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer dat geen sprake zou zijn van een volmacht.
Immateriële schade [slachtoffer 4]
Vast is komen te staan, anders dan de raadsman bepleit, dat ook benadeelde partij [slachtoffer 4] is beschoten. Gelet op de verklaringen en onderbouwde stellingen van de benadeelde partij en gelet op voornoemde bewezenverklaring is genoegzaam komen vast te staan dat de benadeelde partij schade heeft geleden ten gevolge van de onder 2 ten laste gelegde gedragingen van verdachte. De rechtbank begroot die schade op het door de benadeelde partij gevorderde bedrag, te weten € 9.500,00. De verdediging heeft die schade, in het licht van de gegeven onderbouwing, onvoldoende betwist. Het verweer dat het herstel van de benadeelde partij tevens werd bemoeilijkt door, onder andere, reeds bestaande burn-out klachten, maakt dit niet anders. Daarbij zij opgemerkt dat dit een periode betrof in 2013, ver voor de gebeurtenissen van onderhavige zaak. De rechtbank wijst, onder meer gelet op vergoedingen die in min of meer vergelijkbare zaken worden toegekend, de vordering dan ook geheel toe.
Conclusie [slachtoffer 4]
De rechtbank zal de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 4] tot een bedrag van € 9.500,00 toewijzen, geheel bestaande uit immateriële schade.
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 4] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 9.500,00. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 30 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.BENADEELDE PARTIJEN Th. en [slachtoffer 2]

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 7.581,34. Dit bedrag bestaat uit € 81,34 materiële schade en € 7.500,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 7.500,00. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen elk kunnen worden toegewezen tot een bedrag van € 5.000,00, voor zover die betrekking heeft op de immateriële schade, dit vermeerderd met rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Zij heeft gevorderd dat de vorderingen voor het overige worden afgewezen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat, gezien de omvang van de vorderingen en het moment waarop deze aan de verdediging en de rechtbank zijn verstrekt, de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vordering. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vordering ingevolge zijn bepleite vrijspraak.
Meer subsidiair heeft de raadsman verzocht de vordering van [slachtoffer 1] voor zover deze ziet op telefoonkosten à € 10,00 af te wijzen, omdat dit onvoldoende onderbouwd is. Daarnaast heeft hij verzocht de immateriële schadevergoeding van zowel Th. als [slachtoffer 2] te matigen. Voorts heeft de raadsman verzocht, mocht de rechtbank tot toewijzing van de vorderingen komen, om in de gelegenheid te worden gesteld de verweren nader te onderbouwen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Ontvankelijkheid van de vorderingen
De rechtbank ziet ook in deze gevallen geen reden de vorderingen in hun geheel niet-ontvankelijk te verklaren omdat deze in een laat stadium zijn ingediend. Het wettelijke systeem laat immers toe dat vorderingen van benadeelde partijen zelfs ten tijde van het onderzoek ter terechtzitting worden ingediend. Dit is alleen anders indien hierdoor de raadsman in onvoldoende mate in de gelegenheid zou zijn geweest om verweer te voeren tegen de vorderingen en, voor zover nodig en mogelijk, daarvan bewijs te leveren. Nu de raadsman in zijn pleidooi inhoudelijk verweer heeft gevoerd tegen de vorderingen, is een situatie als voornoemd niet aan de orde. Daarom verklaart de rechtbank de benadeelde partijen ontvankelijk in hun vordering.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
De schade voor zover die betrekking heeft op de materiële kosten is onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering afwijzen.
Ten aanzien van de immateriële schade staat vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 primair bewezen verklaarde feit rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De rechtbank begroot deze schade op € 1.500,00 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 december 2018 tot de dag van volledige betaling.
Conclusie benadeelde partij [slachtoffer 1]
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van € 1.500,00. Deze schade acht de rechtbank het rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde onder 1. De verdachte is naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. Het toe te wijzen bedrag moet worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 december 2018, tot de dag van volledige betaling.
Als extra waarborg voor de betaling van de vordering zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.500,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 december 2018 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte, dan wel door diens mededader, niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 10 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Vordering [slachtoffer 2]
Ten aanzien van de immateriële schade staat vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 primair bewezen verklaarde feit rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De rechtbank begroot deze schade op € 1.500,00 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 december 2018 tot de dag van volledige betaling.
Conclusie benadeelde partij [slachtoffer 2]
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van € 1.500,00. Deze schade acht de rechtbank het rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde onder 1. De verdachte is naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. Het toe te wijzen bedrag moet worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 december 2018, tot de dag van volledige betaling.
Als extra waarborg voor de betaling van de vordering zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.500,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 december 2018 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte, dan wel door diens mededader, niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 10 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De rechtbank zal het verzoek van de raadsman om een mogelijkheid om de verweren ten aanzien van de vorderingen benadeelde partij nader te onderbouwen, afwijzen. De rechtbank is van oordeel dat de raadsman voldoende tijd en gelegenheid heeft gehad verweer te voeren tegen de vorderingen. Dat blijkt ook wel uit datgene wat hij bij pleidooi naar voren heeft gebracht. Daarbij is voor de rechtbank ook van belang dat de vorderingen niet bijzonder gecompliceerd zijn en de raadsman de gelegenheid heeft gehad om de gemachtigde van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] ter zitting vragen te stellen over de vorderingen.

11.VORDERING TENUITVOERLEGGING

De rechtbank zal de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot tenuitvoerlegging. Reden daarvoor is dat de veroordeling met parketnummer 05/243169-15, waarvoor een vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf is ingediend, reeds ten uitvoer is gelegd.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 36f, 45, 47, 57, 287, 317 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 primair en 3 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
6 jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
- wijst de vordering van [slachtoffer 3] toe tot een bedrag van € 8.000,00;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 december 2018 tot de dag van de algehele voldoening;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat € 8.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 december 2018 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 30 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
- wijst de vordering van [slachtoffer 4] toe tot een bedrag van € 9.500,00;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 4] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 december 2018 tot de dag van de algehele voldoening;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de Staat € 9.500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 december 2018 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 30 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 1.500,00;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 december 2018 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 1.500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 december 2018 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 10 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
- wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 1.500,00;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 december 2018 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [slachtoffer 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat
€ 1.500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 december 2018 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 10 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 05/243169-15
- verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Bos, voorzitter, mrs. M. Ferschtman en A.M. Crouwel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.A.L. van Dreumel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 februari 2020.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 9 december 2018, in de gemeente [woonplaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/ of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/ of bedreiging met geweld ( een) perso( o )n( en), genaamd [slachtoffer 1] en/ of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van (een) geld(bedrag), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/ of die [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/ of zijn mededader(s),
  • zich (in agressieve gemoedstoestand) naar de woning van voornoemde [slachtoffer 1] en/ of
  • [slachtoffer 2] (gelegen aan de [adres] ) heeft/hebben begeven,
  • (vervolgens) (aldaar) een ruit (van voornoemde woning) heeft/hebben ingeslagen/ ingetrapt,
  • (daarbij) heeft/hebben geroepen/ geschreeuwd: "Pussy, pussy, doe open" en/ of "Kuthoer, kankerhoer, doe open" en/ of "Geld, geld, ik wil geld" en/ of "Waar is mijn geld, het is mijn geld", althans woorden van gelijke aard of strekking en/ of
  • in de richting van die [slachtoffer 1] en/ of die [slachtoffer 2] heeft/hebben geroepen/ geschreeuwd: "Ik ga je schieten" en/ of "Ik haal een wapen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
  • waarna verdachte(n) is/zijn weggegaan en (vervolgens) - voorzien van een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp - (bij de woning) is/ zijn teruggekeerd en/ of
  • (vervolgens) meermalen, althans eenmaal met dat pistool, althans met dat op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp heeft/hebben geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 9 december 2018, in de gemeente [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/ of zijn mededaders voorgenomen misdrijf om een geldbedrag en/ of goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/ of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/ of [slachtoffer 2] ,
weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/ of te doen volgen van geweld en/ of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/ of [slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/ of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
  • zich (in agressieve gemoedstoestand) naar de woning van voornoemde [slachtoffer 1] en/ of [slachtoffer 2] (gelegen aan de [adres] ) heeft/hebben begeven,
  • (vervolgens) (aldaar) een ruit (van voornoemde woning) heeft/hebben ingeslagen/ ingetrapt,
  • (daarbij) heeft/hebben geroepen/ geschreeuwd: "Pussy, pussy, doe open" en/ of
  • "Kuthoer, kankerhoer, doe open" en/ of "Geld, geld, ik wil geld" en/ of "Waar is mijn geld, het is mijn geld", althans woorden van gelijke aard of strekking en/ of
  • in de richting van die [slachtoffer 1] en/ of die [slachtoffer 2] heeft/hebben geroepen/ geschreeuwd: "Ik ga je schieten" en/ of ''Ik haal een wapen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
  • waarna verdachte(n) is/zijn weggegaan en (vervolgens) - voorzien van een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp - (bij de woning) is/ zijn teruggekeerd en/ of
  • (vervolgens) meermalen, althans eenmaal met dat pistool, althans met dat op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp heeft/hebben geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 9 december 2018, in de gemeente [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) perso(o)n(en), genaamd [slachtoffer 1] en/ of [slachtoffer 2] ,
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/ of met zware mishandeling, door:
  • zich (in agressieve gemoedstoestand) naar de woning van voornoemde [slachtoffer 1] en/ of [slachtoffer 2] (gelegen aan de [adres] ) te begeven,
  • (vervolgens) (aldaar) een ruit (van voornoemde woning) in te slaan/in te trappen,
  • (vervolgens) die [slachtoffer 1] en/ of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe
  • te voegen: "Ik ga je schieten" en/ of "Ik haal een wapen",
  • (vervolgens) weg te gaan en/ of (vervolgens) - voorzien van een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp - (bij de woning) terug te keren en/ of
  • (vervolgens) meermalen, althans eenmaal met dat pistool, althans dat op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp te schieten,
althans feitelijkhe(i)d(en) en/ of woorden van gelijke dreigende aard of strekking
2.
hij op of omstreeks 9 december 2018, in de gemeente Winterswijk, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
een of meer perso( o )n( en), genaamd [slachtoffer 3] en/ of [slachtoffer 4] (tijdens de uitoefening van zijn/hun functie van/ als politieambtenaar) opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal met een vuurwapen op/in de richting van die [slachtoffer 3] en/ of die [slachtoffer 4] heeft/hebben geschoten (waarbij die [slachtoffer 3] (ook) is geraakt), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij in of omstreeks de periode van 8 december 2018 tot en met 9 december 2018, in de gemeente Winterswijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen (merk Crvena Zastava) (model 70) (kaliber 7.65 mm), zijnde een vuurwapen en/ of een (bijbehorende) demper en/ of munitie van categorie III, te weten (22) (kogel)patronen (merk Geco) (kaliber 7.65 mm), voorhanden heeft gehad.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 12 augustus 2019, en de aanvulling daarop van 16 oktober 2019, genummerd 2018553894, opgemaakt door politie Oost-Nederland, doorgenummerd 9 tot en met 2008. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 616.
3.Pagina 618.
4.Pagina 605.
5.Pagina 608.
6.Pagina 609.
7.Pagina 1116.
8.Pagina 1117.
9.Pagina 1091.
10.Pagina 1092.
11.Pagina 1148.
12.Pagina 1666.
13.Pagina’s 1889 en 1890.
14.Pagina 481.
15.Pagina 482.
16.Pagina 482.
17.Pagina 483.
18.Pagina 575.
19.Pagina 576.
20.Pagina 578.
21.Pagina 579.
22.Pagina 580.
23.Pagina 590.
24.Pagina 591.
25.Pagina 593.
26.Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 4] bij de rechter-commissaris van 4 september 2019, p. 12.
27.Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 4] bij de rechter-commissaris van 4 september 2019, p. 13.
28.Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 4] bij de rechter-commissaris van 4 september 2019, p. 15
29.Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 4] bij de rechter-commissaris van 4 september 2019, p. 16.
30.Pagina 610.
31.Pagina 483.
32.een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten een forensisch-medisch onderzoek, opgesteld door D. Botter, forensisch arts KNMG en ondertekend op 10 oktober 2019 te Den Haag.
33.Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer op 15 januari 2020.
34.Pagina 1700.
35.Pagina 1992.
36.Pagina 1993.
37.Pagina 1563.
38.Pagina 1564.
39.Pagina 1566.
40.Pagina 1919.
41.Pagina 1920.
42.Pagina 1921.
43.Pagina 1720.
44.Pagina 1721.
45.Pagina 703.
46.Pagina 704.
47.Pagina 323.
48.Pagina 1258.
49.Pagina 321.
50.Pagina 1357.