ECLI:NL:RBMNE:2020:652

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 februari 2020
Publicatiedatum
24 februari 2020
Zaaknummer
16/659853-18 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben van een vuurwapen met demper en munitie in de gemeente Winterswijk

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 12 februari 2020 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1993 in de Federale Republiek Joegoslavië. De verdachte is beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen, met bijbehorende demper en munitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op of omstreeks 9 december 2018 in de gemeente Winterswijk samen met anderen heeft geprobeerd om twee slachtoffers opzettelijk van het leven te beroven. De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte beoordeeld, waarbij de verklaringen van medeverdachten en de aangetroffen sporen zijn meegenomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot moord, maar dat de verdachte wel schuldig was aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaar, en daarnaast een taakstraf van 80 uren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, evenals de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/659853-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 12 februari 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1993] te [geboorteplaats] (Federale Republiek Joegoslavië),
wonende te [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 29 mei 2019, 21 augustus 2019, 23 oktober 2019, 28 oktober 2019,
15 januari 2020 en 12 februari 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. P.A. van Logten en van hetgeen verdachte en haar raadsman mr. Y. Moszkowicz, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 23 oktober 2019 gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. primair:

op of omstreeks 9 december 2018 in de gemeente Winterswijk samen met anderen heeft geprobeerd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven;

1. subsidiair:

op of omstreeks 9 december 2018 in de gemeente Winterswijk opzettelijk behulpzaam is geweest aan het samen met anderen proberen om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven;

2.

in of omstreeks de periode van 8 tot en met 9 december 2018 in de gemeente Winterswijk samen met anderen een wapen van categorie III, zijnde een vuurwapen en/of demper en/of munitie voor handen heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het onder 1 ten laste gelegde. Zij acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaringen van verdachte afgelegd op 11, 13 en 18 december 2018 dienen te worden uitgesloten van het bewijs. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft hij – kort gezegd – aangevoerd dat medeverdachte [medeverdachte 1] ter terechtzitting als getuige onder ede heeft verklaard dat het wapen nooit bij verdachte heeft gelegen en dat zij tevens geen weet had van de demper en munitie die bij haar thuis hebben gelegen.
Daarnaast zijn de foto’s van 11 november 2018 buiten de ten laste gelegde periode gemaakt en kunnen deze om die reden niet voor een bewezenverklaring worden gebruikt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van hetgeen onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat verdachte het onder 1 primair, dan wel subsidiair, ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte van dit feit vrijspreken.
Bewijsmiddelen [1]
Op 8 december 2018 gingen zij de verjaardag van [A] vieren bij het oude huis van mijn vriend [medeverdachte 1] . Ik bleef thuis. [2] Ik zag dat er op mijn deur was gekrast. Toen heb ik mijn vriend [medeverdachte 1] gebeld. […] [medeverdachte 1] stond op de gang, hij wilde snel weg. Toen kwam er nog een vriend van hem boven. Hij is niet binnen geweest. Hij was donker getint, niet helemaal zwart. [3] De jongens gingen best snel. Ik ben op de achterbank van de groene Skoda van [medeverdachte 1] gaan zitten. We zijn de straat uitgereden. [medeverdachte 1] en zijn vriend hadden het ergens over, maar ik weet niet waar over, [4] Op een gegeven moment stopte de auto en hoorde ik mijn vriend gelijk schreeuwen toen hij uitstapte. [5]
[medeverdachte 1] is op 11 december 2018 gehoord als verdachte. Hij heeft onder meer het volgende verklaard:
Ik wou die mensen die binnen waren bang maken. Ik dacht van een schot schrik je wel. Ik had dat stomme ding nooit moeten halen. [6] Toen ik schoot was ik met mijn vriendin. [7] Waar is het wapen gebleven waarmee jij geschoten hebt? Die heb ik weggegooid. Tussen de twee rotondes in is dat gebeurd. [8]
[medeverdachte 1] is op 24 december 2018 gehoord als verdachte. Hij heeft onder meer het volgende verklaard:
Ik heb het wapen één jaar geleden ofzo gekocht. Ik bewaarde de munitie bij mijn vriendin in de woning. De demper zat erbij toen ik het vuurwapen kocht. [9]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft in zijn proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
Ik ging naar de Rondweg Zuid te Winterswijk. Aldaar was een vuurwapen aangetroffen dat vermoedelijk die nacht gebruikt was en weggegooid zou zijn door een van de verdachten. Ik stelde het vuurwapen veilig onder SIN AAAD9200NL. [10]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft in zijn proces-verbaal onderzoek wapen gerelateerd dat het in beslaggenomen pistool met SIN-nummer AAAD9200NL een vuurwapen (merk Crvena Zastava kaliber 7.65 Model 70) is in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie waarvan het voorhanden hebben strafbaar is gesteld in artikel 26 lid 1 jo. artikel 55 lid 3 onder a van de Wet Wapens en Munitie. [11]
Verbalisant [verbalisant 3] heeft in zijn proces-verbaal sporenonderzoek onder meer het volgende gerelateerd:
Op 9 december 2018 kreeg ik het verzoek te gaan naar de [adres][de rechtbank begrijpt: de [adres] in [woonplaats] ]
. Tijdens het door ons ingestelde onderzoek werd door ons, gezien, waargenomen en bevonden dat: [12]
- op de 8e traptrede een huls (kaliber 7.65 mm) lag. Deze huls is door mij veiliggesteld en gewaarmerkt sin nummer AALM4945NL [13] ;
- in de voortuin van perceel [woonplaats]de rechtbank begrijpt: de [woonplaats] ]
een huls (kaliber 7.65 mm) lag. Deze huls is door mij veiliggesteld en gewaarmerkt sin nummer AAIP7243NL. [14]
In het rapport Wapen en munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Winterswijk op 9 december 2018 van 18 april 2019 wordt vermeld dat:
Vuurwapen [AAAD9200NL]
Dit vuurwapen is van het merk Crvena Zastava, model 70, kaliber 7,65mm Browning.
Hulzen AAIP7243NL en AALM4945NL
Deze twee hulzen zijn voorzien van het bodemstempel ‘Geco 7,65’. In het bodemstempel zijn ook twee jaarcodetekentjes te zien. Gezien het bodemstempel en de afmetingen zijn de hulzen van het kaliber 7,65mm Browning.
In de hulzen bevinden zich sporen die veroorzaakt zijn tijdens het verschieten uit een vuurwapen. Zo zijn er sporen te zien van een slagpin, een stootbodem, een hulsuitwerpen, een patroontrekkerhaak en de kamer van een loop. De algemene vorm, plaats en grootte van deze systeemsporen passen bij de systeemkenmerken van het vuurwapen [AAAD9200NL]. [15]
Sporen voor vergelijkend onderzoek
In een deel van de systeemsporen bevinden zich kraslijnen en/of oneffenheden die veroorzaakt zijn tijdens het verschieten uit een vuurwapen. Deze sporen zijn geschikt voor vergelijkend hulsonderzoek. [16]
Op basis van de structuur van sporenveroorzakende vuurwapenonderdelen zijn er geen aanwijzingen dat de vergeleken sporen afkomstig zijn van een productieproces waarbij bij verschillende vuurwapens nagenoeg dezelfde sporen te verwachten zijn. Hierom wordt bij de beoordeling van de waarschijnlijkheid van de waargenomen mate van overeenkomst alleen rekening gehouden met toeval. Wanneer de hulzen zijn verschoten uit een ander vuurwapen van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als het vuurwapen wordt de waargenomen mate van overeenkomst van de verschillende sporen tezamen bij minder dan 1 op de 10.000 vergeleken hulzenparen verwacht. [17]
Inspecteur [verbalisant 4] en brigadier [verbalisant 5] hebben in hun proces-verbaal sporenonderzoek onder meer het volgende gerelateerd:
Het onderzoek is verricht in een woning (portiekwoning) bij [verdachte] te [adres] , [woonplaats] . [18] In de slaapkamer van de woning zagen wij een inbouwkast in de slaapkamer. Op de vloer van de kast zagen wij een chroomkleurige cilinder met enkele ruwe delen. Vermoedelijk betrof de chroomkleurige cilinder een geluidsdemper voor een vuurwapen. [19]
Verbalisant [verbalisant 6] heeft in zijn proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming onder meer het volgende gerelateerd:
9 december 2018 is de doorzoeking in de woning aan de [adres] te [woonplaats] geopend. [20] Tijdens de doorzoeking werd het volgende in beslag genomen:
  • een zilverkleurige geluiddemper;
  • een doosje van 25 patronen van het kaliber 7,65 mm. Bij het openen van het doosje bleek dat er (nog) 17 patronen in het doosje aanwezig waren. Het doosje met patronen is aangetroffen in de berging/kast die vanuit de (enige) slaapkamer te bereiken is. [21]
Verbalisant [verbalisant 7] heeft in haar proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
De opgeslagen foto’s en video’s van de periode van 1 april 2018 tot 10 december 2018 nagekeken. Op te merken valt dat de opgeslagen foto’s grotendeels foto’s/selfies betreffen van de verdachte [verdachte] of samen met/van de verdachte [medeverdachte 1] . Ik herken [verdachte] van het verdachtenverhoor dat ik met haar voerde. Tijdens het onderzoek kwam ik twee foto’s tegen welke van belang zijn voor het onderzoek.
Om inzichtelijk te krijgen wanneer deze foto’s werden gemaakt en welke telefonische contacten hier omheen bevonden werd een tijdlijnoverzicht gemaakt van de periode van 11 november 2018 te 13:30:47 uur tot en met 11 november 2018 te 16:47:38 uur.
Op te merken valt dat in deze periode alleen telefonisch contact is tussen de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] . Tussen deze gesprekken door worden meerdere foto’s genomen. In dit overzicht worden de gemaakte foto’s niet doorgestuurd. Te zien is dat de foto’s genaamd [IMG-nummer] en [IMG-nummer] gemaakt zijn op 11 november 2018 te 14:45:38 en 14:54:38 uur. [22]
Op 11 november 2018 te 15:52:09 uur wordt vervolgens de foto genaamd [IMG-nummer] gemaakt. Ik herken hieruit de verdachte [verdachte] . Kijkend naar de kleding, de lange donkere haren, het telefonisch contact is er sprake van grote waarschijnlijkheid dat de verdachte [verdachte] de vrouwspersoon is die afgebeeld staat op foto genaamd [IMG-nummer] .
Kijkend naar het wapen dat deze persoon vasthoudt, kunnen we spreken over sterke gelijkenissen met het in beslag genomen vuurwapen in het onderzoek Sluis. [23]
In de bijlagen 2 en 4 zijn de fotogegevens per foto weergegeven. Hier is af te lezen wanneer de foto is gemaakt (Created), met welk toestel deze zijn gemaakt (Camera Make/Camera Model) en wat de locatiegegevens GPS (Lat/Lon) was tijdens het maken van de foto’s. […] Als de coördinaten van alle bijgevoegde foto’s worden ingevoerd in Google Maps, verschijnen een tweetal locaties.[de rechtbank: uitdraai Google Maps bijgevoegd] [adres]
, [woonplaats] en “ [woonplaats] . Op te merken valt dat dit in de nabijheid van de [straat] betreft.”
Op bijlage 4 van het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 7] is een uitdraai (Extraction Report Apple Iphone) gevoegd van foto’s die op de telefoon van verdachte zijn aangetroffen. [24] Daarop is een aantal foto’s te zien, waaronder foto’s [IMG-nummer] en [IMG-nummer] .
Bij de foto genaamd [IMG-nummer] staat het volgende vermeld: “created: 11-11-2018 14:54:38 (UTC+1), modified: 11-11-2018 14:54:38 (UTC+1), accessed 11-11-2018 14:54:38 (UTC+1), […] Capture time 11-11-2018 15:42:09 […] Lat/Lon: [gps-coördinaten] ”. [25]
Bij foto genaamd [IMG-nummer] staat het volgende vermeld: “created: 11-11-2018 15:42:09 (UTC+1), modified: 11-11-2018 15:42:09 (UTC+1), accessed 11-11-2018 15:42:09 (UTC+1), […] Capture time 11-11-2018 15:42:09 […] Lat/Lon: [gps-coördinaten] ”. [26]
Ten aanzien van foto
[IMG-nummer]heeft verdachte ter terechtzitting van 15 januari 2020 verklaard dat zij daarop te zien is.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank ziet geen aanleiding de verklaringen door verdachte afgelegd bij de politie op 11, 13 en 18 december 2018 uit te sluiten van het bewijs. Verdachte is tijdens de eerste twee verhoren bijgestaan door haar raadsvrouw. Voorafgaand aan het derde verhoor heeft verdachte haar raadsvrouw geraadpleegd. Uit de processen-verbaal blijkt niet dat verdachte niet in staat was een verklaring af te leggen. De raadsman heeft ook niet onderbouwd op welke onderdelen de verklaringen mankementen zouden vertonen die het gevolg zouden zijn van de lichamelijke / geestelijke toestand van verdachte.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 15 januari 2020 verklaard dat zij te zien is op de foto’s op haar - door de politie uitgelezen - iPhone 8, die zijn genomen op 11 november 2018 om 15:42:09, 15:42:11 en 15:42:12 uur. Zij ontkent echter de persoon te zijn die is te zien op de foto’s die gemaakt zijn om 14:45:38 en 14:54:38 uur. Op laatstgenoemde foto’s, genomen op de iPhone van verdachte, is een vrouw te zien, die een vuurwapen in haar handen heeft. Van de vrouw is het gezicht niet te zien, maar zij heeft wel dezelfde kleren en kleur haar aan als verdachte, waarop haar gezicht wel te zien is. Het vuurwapen vertoont sterke gelijkenissen met het in beslag genomen vuurwapen naar aanleiding van het schietincident op de [adres] . Bovendien blijkt uit de lat/lon-gegevens (latitude/longitude, oftewel de gps-coördinaten) dat de foto’s zijn genomen in of in de directe nabijheid van de woning van verdachte, op de [straat] in [woonplaats] .
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien staat voor de rechtbank vast dat verdachte de persoon is die op haar iPhone met het vuurwapen te zien is op 11 november 2018 en dat zij dus dit vuurwapen hoe dan ook op die datum voorhanden heeft gehad.
De ten laste gelegde periode en medeplegen
Vervolgens moet de rechtbank de vraag beantwoorden of verdachte ook in de tenlastegelegde periode van 8 december tot en met 9 december 2018 het vuurwapen, de demper en munitie voorhanden heeft gehad. Verdachte ontkent dit. Tijdens de doorzoeking op het adres van verdachte op 9 december 2018 zijn een demper en het doosje patronen, die horen bij het vuurwapen, gevonden in een kledingkast in de slaapkamer. De rechtbank stelt voorop dat een bewoner in beginsel verantwoordelijk kan worden gehouden voor de goederen die zich in zijn of haar woning bevinden. Dat is alleen anders wanneer het aannemelijk is dat de bewoner redelijkerwijs geen weet had of heeft kunnen hebben van de aanwezigheid van deze goederen. Dan zou het geval kunnen zijn wanneer de goederen op een voor verdachte ontoegankelijke plek (in de woning) liggen, waartoe anderen wel toegang hebben. In het geval van verdachte zijn de demper en patronen aangetroffen in de kledingkast in de slaapkamer van verdachte, een locatie die typisch behoort tot het privédomein van de bewoner en waar zij evident dagelijks toegang toe heeft. De rechtbank acht de ontkennende verklaring van verdachte op dit punt dan ook niet geloofwaardig. De rechtbank is dan ook van oordeel dat zij in de tenlastegelegde periode de bij haar thuis aangetroffen demper en munitie voorhanden heeft gehad.
Hetzelfde geldt voor het vuurwapen dat bij de schietpartij met de politie is gebruikt. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft het vuurwapen in het huis van verdachte opgehaald en hij is samen met verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] daarna naar de [adres] gereden waarna het schietincident heeft plaats gevonden. Deze gang van zaken, in combinatie met de voornoemde op de [straat] gemaakte foto’s met en op de telefoon van verdachte en het feit dat de bij het vuurwapen behorende demper en patronen in de kledingkast van verdachte lagen, leidt tot de conclusie dat verdachte het vuurwapen ook op 8 en 9 december 2018 voorhanden heeft gehad, tezamen met de afgeschoten munitie, aangetroffen op de plaats delict en de munitie die in het vuurwapen is achtergebleven. Dit voorhanden hebben heeft zij in vereniging met [medeverdachte 1] gepleegd. Het scenario waarin [medeverdachte 1] , zonder dat verdachte het wist, het vuurwapen, de munitie en de demper in de kledingkast van verdachte heeft bewaard in de ten laste gelegde periode, is niet aannemelijk geworden.
De bij de politie en ter terechtzitting als getuige afgelegde verklaringen van [medeverdachte 1] dat verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van het vuurwapen, demper en munitie in haar huis/slaapkamer worden dan ook gezien voorgaande als ongeloofwaardig terzijde geschoven.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte een vuurwapen, demper en munitie samen met [medeverdachte 1] voorhanden heeft gehad.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
2.
in de periode van 8 december 2018 tot en met 9 december 2018, in de gemeente Winterswijk, tezamen en in vereniging met een ander een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen (merk Crvena Zastava model 70 kaliber 7.65 mm), zijnde een vuurwapen en een (bijbehorende) demper
en
munitie van categorie III, te weten (22) (kogel)patronen (merk Geco) (kaliber 7.65 mm), voorhanden heeft gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:

2.handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie

en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III strafbaar gesteld bij artikel 55, derde lid onder a van de Wet wapens en munitie.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat een veroordeling gevolgen zal hebben voor de toekomstplannen van verdachte; zij wil namelijk graag advocaat worden. De raadsman heeft verzocht dit gegeven mee te nemen bij de beoordeling van het bewijs. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, dient toepassing te worden gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht vanwege de gevolgen die de schietpartij voor verdachte heeft gehad.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen, met bijbehorende demper en munitie. Het voorhanden hebben van een vuurwapen en de bijbehorende munitie brengt grote veiligheidsrisico’s met zich mee en verhoogt het risico op levensbedreigende geweldsdelicten. Daartegen dient, mede uit een oogpunt van generale preventie, streng te worden opgetreden. Het feit dat dit vuurwapen ook daadwerkelijk is gebruikt en hierdoor een slachtoffer, een politieman, is gemaakt, onderstreept de noodzaak hiervan. De rechtbank vindt het kwalijk en zorgelijk dat verdachte tegen beter weten in blijft ontkennen wetenschap te hebben gehad van het vuurwapen met toebehoren in haar woning.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 4 december 2019, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke delicten is veroordeeld.
De rechtbank houdt voorts rekening met de inhoud van het reclasseringsadvies van 20 december 2019. Hieruit volgt dat verdachte reeds is ingebed in de hulpverlening en dat daarom toezicht van de reclassering geen toegevoegde waarde heeft.
De reclassering adviseert dat kan worden volstaan met een voorwaardelijke straf.
De straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS in aanmerking genomen. Naar het oriëntatiepunt van het LOVS is voor een feit als het voorhanden hebben van een vuurwapen uit categorie III een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden passend. Voor de bijbehorende demper en scherpe munitie worden doorgaans geldboetes opgelegd. Tijdens de schietpartij is verdachte levensgevaarlijk gewond geraakt door een kogel. Dit is voor de rechtbank aanleiding om een andere strafmodaliteit toe te passen dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht het feit echter te ernstig om te volstaan met slechts een voorwaardelijke sanctie, laat staan met een rechterlijk pardon.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaren. Dit om verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst aan (dergelijke) strafbare feiten schuldig te maken. Daarnaast dient verdachte een taakstraf van 80 uren te volbrengen; te vervangen door 40 dagen hechtenis indien de taakstraf niet of niet naar behoren zal worden verricht. De rechtbank bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
1 maand;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
twee (2) jarenvast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
80 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 40 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Bos, voorzitter, mrs. M. Ferschtman en A.M. Crouwel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.A.L. van Dreumel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 februari 2020.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 9 december 2018, in de gemeente Winterswijk, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meer perso(o)n(en), genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (tijdens de uitoefening van zijn/hun functie van/als politieambtenaar) opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal met een vuurwapen op/in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben geschoten (waarbij die [slachtoffer 1] (ook) is geraakt),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 9 december 2018, in de gemeente Winterswijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door hem/hen voorgenomen misdrijf om een of meer perso(o)n(en), genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (tijdens de uitoefening van zijn/hun functie van/als politieambtenaar) opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal met een vuurwapen op/in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben geschoten (waarbij die [slachtoffer 1] (ook) is geraakt), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid en tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 8 december 2018 tot en met 9 december 2018, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door een (vuur)wapen aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] ter beschikking te stellen en/of door een (vuur)wapen (in haar woning) te bewaren;
2.
zij in of omstreeks de periode van 8 december 2018 tot en met 9 december 2018, in de gemeente Winterswijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen (merk Crvena Zastava) (model 70) (kaliber 7.65 mm), zijnde een vuurwapen en/of een (bijbehorende) demper
en/of
munitie van categorie III, te weten (22) (kogel)patronen (merk Geco) (kaliber 7.65 mm), voorhanden heeft gehad;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 12 augustus 2019, en de aanvulling daarop van 16 oktober 2019, genummerd 2018553894, opgemaakt door politie Oost-Nederland, doorgenummerd 9 tot en met 2008. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 481.
3.Pagina 482.
4.Pagina 482.
5.Pagina 483.
6.Pagina 320.
7.Pagina 307.
8.Pagina 311.
9.Pagina 323.
10.Pagina 1700.
11.Pagina 1992.
12.Pagina 1563.
13.Pagina 1564.
14.Pagina 1566.
15.Pagina 1919.
16.Pagina 1920.
17.Pagina 1921.
18.Pagina 1720.
19.Pagina 1721.
20.Pagina 703.
21.Pagina 704.
22.Pagina 1052.
23.Pagina 1053.
24.Pagina 1079-1081.
25.Pagina 1080.
26.Pagina 1081.