ECLI:NL:RBMNE:2020:651

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 februari 2020
Publicatiedatum
24 februari 2020
Zaaknummer
16/659852-18; 05/236348-14 (TUL) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing en verboden vuurwapenbezit met geweldsbedreiging

Op 12 februari 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte onder invloed van alcohol en drugs naar de woning van het slachtoffer is gegaan. De verdachte heeft daar een ruit van de voordeur ingeslagen, om geld geschreeuwd en bedreigingen geuit. Vervolgens heeft hij een vuurwapen opgehaald om de bedreigingen kracht bij te zetten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot afpersing en verboden vuurwapenbezit. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 13 maanden. De zaak is behandeld op verschillende zittingen, waarbij de rechtbank kennis heeft genomen van de vordering van de officier van justitie en de standpunten van de verdediging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten, maar achtte de poging tot afpersing en het voorhanden hebben van een vuurwapen wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/659852-18; 05/236348-14 (TUL) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 12 februari 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1992] te Brazilië,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 13 maart 2019, 29 mei 2019, 21 augustus 2019, 23 oktober 2019,
28 oktober 2019, 15 januari 2020 en 12 februari 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. P.A. van Logten en van hetgeen verdachte, zijn raadsman mr. J. Michels, advocaat te Oldenzaal en mr. S. Striekwold, advocaat te Doetinchem, namens de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 23 oktober 2019 op de voet van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering nader omschreven. De nader omschreven tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. primair

op of omstreeks 9 december 2018 in de gemeente Winterswijk samen met een ander heeft geprobeerd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] af te persen;

1. subsidiair

op of omstreeks 9 december 2018 in de gemeente Winterswijk samen met een anderen heeft geprobeerd van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te stelen, waarbij de diefstal werd voorafgegaan/vergezeld/gevolgd door geweld/bedreiging met geweld;

1. meer subsidiair
op of omstreeks 9 december 2018 in de gemeente Winterswijk samen met een ander
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven / zware mishandeling;
2.
op of omstreeks 9 december 2018 in de gemeente Winterswijk samen met een ander heeft geprobeerd [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] opzettelijk van het leven te beroven;
3.
in of omstreeks de periode van 1 oktober 2018 tot en met 9 december 2018 in de gemeente
Winterswijk samen met anderen een wapen van categorie III, zijnde een vuurwapen en/of
demper en/of munitie voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 en 3 ten laste gelegde.
Volgens de raadsman heeft verdachte geen enkele rol vervuld ten aanzien van feit 2 en is er dus ook geen sprake van een aandeel van een zodanig gewicht dat sprake is van medeplegen.
Ten aanzien van feit 3 zijn er, volgens de raadsman, twee contactmomenten te onderscheiden. Bij het eerste contactmoment, zijnde de opname van een videoclip, staat niet vast of het wapen op de foto een wapen is van de ten laste gelegde categorie. Getuige [getuige 1] heeft twee verschillende verklaringen afgelegd aan wie het vuurwapen toebehoort. Nu de getuige niet nader op zitting hierover is gehoord, is dit een beletsel voor de bewezenverklaring. Voorts is er sprake van een zeer kortstondig moment waarop verdachte beschikkingsmacht heeft gehad over het wapen. Dit is, ingevolge ECLI:2010:BN7725, onvoldoende voor een bewezenverklaring van het medeplegen van het voorhanden hebben van een wapen. Het tweede contactmoment zou zijn geweest op 9 december 2018. Verdachte wist echter niet dat medeverdachte [medeverdachte 1] beschikte over een vuurwapen. De voor een bewezenverklaring relevante factoren van ‘bewustheid’ en/of een ‘machtsrelatie’ ontbreken.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van hetgeen onder 2 ten laste gelegde
Verdachte wordt verweten dat hij – nadat hij bij de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is geweest wat is uitgemond in de onder feit 1 bewezen verklaarde poging tot afpersing – met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar de [adres] is teruggekeerd en dat hij vervolgens als medepleger betrokken is bij het schietincident dat toen heeft plaats gevonden. De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte een rol van betekenis heeft vervuld bij het schietincident en daarbij als medepleger betrokken is geweest. De rechtbank zal verdachte dus vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde.
Bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van feit 1.
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan en heeft als volgt verklaard, zakelijk weergegeven:
Wat er is gebeurd heeft plaatsgevonden op 9 december 2018, omstreeks 01:00 uur op de [adres] in [woonplaats] . Ik woon op de [adres] in [woonplaats] .
Mijn woning is een bovenwoning die je kunt bereiken via een open portiektrap. Bovengekomen, dus op de 1e verdieping, is er een portiek van ongeveer 2 meter bij 2 meter. De 1e deur aan de linkerkant is de deur van mijn woning. [2] Om ongeveer 01:00 uur, het is dan inmiddels 9 december 2018, was ik in mijn huis. Op dat moment hoorde ik iemand schreeuwen. Dat kwam vanuit de portiek. Ik hoorde dat er werd geschreeuwd: “poesie, poesie”, “ik ga je schieten”. Verder werd er geschreeuwd “je moet niet fucken met Arnhem”. Vanuit de hal zag ik dat de bovenste ruit vernield werd. Ik keek via een opening in de kapotgemaakte ruit naar buiten en zag [medeverdachte 1] in mijn portiek staan. Ik herkende hem aan zijn kale hoofd. Ik zag ook een andere jongen staan. Hij had tattoos in zijn gezicht. [3]
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan en heeft als volgt verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte tegen [medeverdachte 1] en [verdachte] . [4] Ik hoorde een geluid van brekend glas. Ik zag dat er in het bovenste glas gedeelte van de ruit van de voordeur een groot gat zat. Ik zag dat er buiten voor de voordeur een persoon stond. Een getinte jongen, hij was kaal of had heel kort haar, geschatte lengte 1.70 meter, slank tot normaal postuur. Ik hoorde dat die jongen zei: “Niet fokken met Arnhem” en “Waar is mijn geld?”. Die jongen had een kleine tatoeage onder zijn linker oog. [5] Ik hoorde dat [slachtoffer 1] tegen mij zei dat hij [medeverdachte 1] ook bij de voordeur had zien staan. [6]
[getuige 2] is op 16 januari 2019 gehoord als getuige. Hij heeft als volgt verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik kwam tussen 00.30 en 00.45 uur bij [slachtoffer 1] aan. Ik schat dat ik tussen de 5 à 10 minuten binnen was toen ik een harde knal hoorde en glasgerinkel. Ik hoorde: “geld, geld” en “Arnhem, Arnhem”. Aan de stemmen kon ik horen dat dit minimaal 2 personen waren die buiten stonden. [7] Ik hoorde dat één van die gasten die buiten stonden te schreeuwen zei: “kom zo terug, ik schiet je dood”. Dat werd op een doorgedraaide agressieve manier geschreeuwd. [8]
[getuige 3] is op 9 december 2018 gehoord als getuige. Zij heeft als volgt verklaard, zakelijk weergegeven:
Omstreeks 01.00 uur hoorde ik heel veel tumult, ik hoorde heel veel geschreeuw. Ik hoorde meerdere stemmen. Ze schreeuwden: “Pussy, Pussy, doe open. Ik wil geld, waar is mijn geld, het is mijn geld” of iets wat daarop leek. [9] Toen de mensen weggingen die dat zeiden hoorde ik dat ze zeiden: “Ik ga je schieten!”. Ik hoorde twee stemmen en die stonden in het halletje voor zijn deur. Ik hoorde hem ook schreeuwen vanuit zijn woning. Met hem bedoel ik mijn buurman. [10]
[getuige 4] is op 16 december 2018 gehoord als getuige. Zij heeft als volgt verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 9 december 2018 tegen 01.00 uur hoorde ik een auto stoppen. Even later hoorde ik geschreeuw, er werd gescholden, en gebonsd tegen een deur. Ik hoorde schreeuwen “kuthoer, kankerhoer, doe open”. Ik zag dat twee personen vervolgens in de auto stapten en wegreden. Het was een lange en een kleinere man. De kleinere man was getint en de langere was blank. [11]
[verbalisant 1] , inspecteur van politie en [verbalisant 2] , hoofdagent van politie hebben forensisch onderzoek naar sporen verricht in/aan een bovenwoning gelegen aan [adres] te [woonplaats] . Zij hebben hierover het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Wij zagen dat de voordeur een naar binnen draaiende deur was, voorzien van twee boven elkaar gelegen ruiten. Wij zagen dat de bovenste ruit was verbroken. Wij zagen dat aan de buitenzijde van enkele nog in de sponning stekende glasdelen, bloedsporen aanwezig waren. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , heb deze bloedsporen bemonsterd (SIN AAMI2328NL). [12]
In het rapport DNA-onderzoek naar aanleiding van een schietincident in Winterswijk op 9 december 2018 van 25 maart 2019 wordt vermeld dat uit bemonstering AAMI2328NL#01 een DNA-profiel van een man is verkregen. Het DNA kan afkomstig zijn van verdachte [verdachte] . De matchkans van dit DNA-profiel is kleiner dan 1 op 1 miljard. [13]
[medeverdachte 2] is op 11 december 2018 gehoord als verdachte. Zij heeft als volgt verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 8 december 2018 gingen zij de verjaardag van [A] vieren bij het oude huis van mijn vriend [medeverdachte 1] Ik bleef thuis. [14] Ik zag dat er op mijn deur was gekrast. Toen heb ik mijn vriend [medeverdachte 1] gebeld. […] [medeverdachte 1] stond op de gang, hij wilde snel weg. Toen kwam er nog een vriend van hem boven. Hij is niet binnen geweest. Hij was donker getint, niet helemaal zwart. [15] De jongens gingen best snel. Ik ben op de achterbank van de groene Skoda van [medeverdachte 1] gaan zitten. We zijn de straat uitgereden. [medeverdachte 1] en zijn vriend hadden het ergens over, maar ik weet niet waar over. […] Op een gegeven moment stopte de auto en hoorde ik mijn vriend gelijk schreeuwen toen hij uitstapte. Ik weet niet waar de andere jongen toen naar toe is gegaan. [16]
Ten aanzien van feit 3.
[medeverdachte 1] is op 9 december 2018 gehoord als verdachte en heeft als volgt verklaard, zakelijk weergegeven:
Het wapen waarmee ik geschoten heb, heb ik weggegooid. Tussen twee rotondes in is dat gebeurd. [17]
Verbalisant [verbalisant 3] , speurhondengeleider heeft in haar proces-verbaal van bevindingen het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 9 december 2018 omstreeks 03:20 uur startte ik met mijn speurhond menselijke lucht Bartje een onderzoek op de [straat] te [woonplaats] . [18] Ik zette de zoeking voort aan de linkerzijde van de Rondweg West in de richting van de Europalaan en zag na enkele tientallen meters dat mijn speurhond Bartje opeens naar een voorwerp toe liep welke half onder het blad lag van een boom. Ik keek en zag een handvuurwapen liggen.
Verbalisant [verbalisant 4] heeft in zijn proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
Ik ging naar de Rondweg Zuid te Winterswijk. Aldaar was een vuurwapen aangetroffen dat vermoedelijk die nacht gebruikt was en weggegooid zou zijn door een van de verdachten. Ik stelde het vuurwapen veilig onder SIN AAAD9200NL. [19]
Verbalisant [verbalisant 5] heeft in zijn proces-verbaal onderzoek wapen gerelateerd dat het in beslaggenomen pistool met SIN-nummer AAAD9200NL een vuurwapen (merk Crvena Zastava 7.65 Model 70) is in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie waarvan het voorhanden hebben strafbaar is gesteld in artikel 26 lid 1 jo. artikel 55 lid 3 onder a van de Wet Wapens en Munitie. [20]
Verbalisant [verbalisant 6] heeft in haar proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
Naar aanleiding van het schietincident aan de [adres] te [woonplaats] , werd een Crevena Zastava vuurwapen in beslag genomen aan de Rondweg-Zuid te Winterswijk. [21]
Kijkend naar het wapen afgebeeld op afbeelding 3, vastgehouden door de verdachte [verdachte] , heeft dit vuurwapen sterke gelijkenis met het wapen dat op 9 december 2018 in beslag werd genomen. Dit maak ik op bij het zien van de loop, waar je in een zwart/donker kleurige loop kijkt en tevens de ronding welke onder de loop zit gevestigd. Ook komt de kleur van de slede overeen, beide zijn zilverkleurig van kleur. [22]
Getuige [getuige 1] is op 19 december 2018 gehoord als verdachte en heeft verklaard, zakelijk weergegeven:
Links op de foto staat [B] . Ik noem hem [bijnaam] . [23] Op de getoonde foto (bijlage 2 bij het proces-verbaal [24] ) is een vuurwapen te zien. [bijnaam] heeft hem in zijn handen. De foto is ergens tussen 1 en 2 maanden geleden gemaakt. [25]
Getuige [getuige 1] heeft onder ede ten overstaan van de rechter-commissaris onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Er is een foto aan mij getoond en ze vroegen van wie het wapen was. Ik zei toen “Het is van [bijnaam] ” maar het was van [medeverdachte 1] . [verdachte] wilde het in de videoclip laten zien, volgens mij nog tegen de zin van [medeverdachte 1] in. [26]
[verdachte] is op 13 december 2018 gehoord als verdachte, aan dit verhoor is een fotobijlage gehecht. Hij heeft onder meer het volgende verklaard:
Het klopt dat ik in mijn vorige verklaring heb aangegeven dat er op mijn Insta een foto van mij staat waarop ik een vuurwapen in mijn handen vastheb. Het is de foto die aan het proces-verbaal is gevoegd als bijlage 1. [27] Ik neem aan dat het wel een echt vuurwapen is. De foto is gemaakt tijdens een videoclip. [28]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één feit.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] een ruit van de woning van [slachtoffer 1] hebben ingeslagen en daarbij hebben geschreeuwd om geld. Ook hebben zij gedreigd terug te zullen komen met een vuurwapen. Dit is vervolgens ook gebeurd. Verdachte heeft geen verklaring afgelegd over waarom hij die avond aan de deur van de woning van [slachtoffer 1] is geweest. Naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn het (dreigen met) geweld, het schreeuwen om geld en het terugkomen met een wapen gericht op het afpersen van de gebroeders [gebroeders] .
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte het onder 1 primair ten laste heeft begaan. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het laatste gedachtestreepje omdat de rechtbank verdachte niet verantwoordelijk houdt voor het schietincident dat vervolgens heeft plaats gevonden.
Ten aanzien van feit 3
Op grond van de bewijsmiddelen staat voor de rechtbank vast dat het vuurwapen dat door medeverdachte [medeverdachte 1] uit het autoraam is gegooid na het schietincident op 9 december 2018, door verdachte eerder is gebruikt bij de opname van een videoclip. Dat dit gebruik te kortstondig zou zijn geweest om beschikkingsmacht op te kunnen leveren, is een stelling van de raadsman die door verdachte niet nader is ingevuld noch onderbouwd. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het vuurwapen ten tijde van het opnemen van de videoclip en in de tenlastegelegde periode, voorhanden heeft gehad.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1. primair:

op 9 december 2018, in de gemeente [woonplaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld personen, genaamd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van geld, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/ of die [slachtoffer 2] ,

- zich (in agressieve gemoedstoestand) naar de woning van voornoemde [slachtoffer 1] (gelegen aan de [adres] ) heeft begeven,
- (vervolgens) (aldaar) een ruit (van voornoemde woning) hebben ingeslagen,
- (daarbij) hebben geroepen/ geschreeuwd: "Pussy, pussy, doe open" en "Kuthoer, kankerhoer, doe open" en "Geld, geld, ik wil geld" en "Waar is mijn geld, het is mijn geld", althans woorden van gelijke aard of strekking en
- in de richting van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] hebben geroepen/ geschreeuwd: "Ik ga je schieten" en/ of "Ik haal een wapen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
- waarna verdachten zijn weggegaan en (vervolgens) - voorzien van een pistool - (bij de woning) zijn teruggekeerd,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

3.

in de periode van 1 oktober 2018 tot en met 9 december 2018, in Nederland, een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen (merk Crvena Zastava, model 70, kaliber 7.65 mm), voorhanden heeft gehad.

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 primair en 3 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
1. primair:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
3.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III strafbaar gesteld bij artikel 55, derde lid onder a van de Wet wapens en munitie.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 8 jaren, met aftrek van het voorarrest. Zij acht een straf als zodanig passend, met name gelet op het feit dat verdachte en diens medeverdachte tot tweemaal toe direct de confrontatie zijn aangegaan, zich buitengewoon agressief hebben gedragen en - onder invloed van alcohol en verdovende middelen - op politieagenten hebben geschoten.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat gezien de door hem bepleite vrijspraken, een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest passend is.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte is samen met medeverdachte [medeverdachte 1] in de nacht van 8 op 9 december 2018 onder invloed van alcohol en drugs naar de woning van [slachtoffer 1] gegaan. Zij hebben daar een ruit van de voordeur van de woning ingeslagen, om geld geschreeuwd, bedreigingen geuit en hebben vervolgens een vuurwapen opgehaald om de bedreigingen en de afpersing kracht bij te zetten. Uit het dossier valt op te maken dat de aanleiding van dit geweld een langer lopend conflict is tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en [slachtoffer 1] tegen de achtergrond van de Winterswijkse rapscene. Verdachte heeft zich niet uit willen laten waarom het nodig was om midden in de nacht een ruit in te slaan, te dreigen en vervolgens terug te komen met een vuurwapen. De rechtbank kan uit het dossier niet opmaken of en zo ja, welke problemen verdachte met de gebroeders [gebroeders] had zodat de rechtbank ervan uitgaat dat verdachte ter ondersteuning van medeverdachte [medeverdachte 1] is meegegaan. Het is zorgelijk dat verdachte zich hiervoor leent en zonder aanleiding compleet door het lint gaat.
Ook heeft verdachte zich, op een ander moment, schuldig gemaakt aan verboden vuurwapenbezit. In het kader van het opnemen van een videoclip heeft hij gemeend een echt vuurwapen te moeten gebruiken.
Persoon verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 4 december 2019 aangaande verdachte. De rechtbank weegt in strafverzwarende zin mee dat verdachte voorheen al meerdere malen is veroordeeld tot, onder meer, langdurige celstraffen met betrekking tot de Wet wapens en munitie, diefstallen en een mishandeling. Dit heeft hem kennelijk er niet van weerhouden om opnieuw vergelijkbare ernstige delicten te plegen.
De rechtbank houdt voorts rekening met de inhoud van de navolgende rapporten:
  • een pro Justitia psychologisch onderzoek van 14 april 2019, opgemaakt door
  • een pro Justitia forensisch milieuonderzoek van 11 april 2019, opgemaakt door
  • een reclasseringsadvies (raadkamer voorlopige hechtenis) van 9 juli 2019, opgemaakt door H. Last, reclasseringswerker bij Reclassering Nederland Advies & Toezichtunit.
Uit het pro Justitia rapport van drs. F.C.P. Zuidhof volgt het advies om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank is gelet op de conclusie van voornoemd rapport van drs. F.C.P. Zuidhof, die de rechtbank overneemt, van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde verminderd aan verdachte kan worden toegerekend.
De straf
Het voorgaande afgezet tegen straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank voor het eerste feit aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), ten aanzien van een overval op een woning. Ook bij een poging leidt een dergelijk feit tot een maandenlange gevangenisstraf. De oriëntatiepunten schrijven met betrekking tot vuurwapenbezit van categorie III.1 een gevangenisstraf voor van 3 maanden.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten een gevangenisstraf voor de duur van 13 maanden, met aftrek van voornoemd voorarrest, passend en geboden is.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft om teruggave verzocht van de kleding van verdachte: een broek, jas, schoen, sok, tas en vest.
9.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het beslag blijft voortduren en dat zij na afronding van de strafzaak in de gelegenheid wordt gesteld een beslissing op het beslag te nemen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen kledingstukken gelasten, met dien verstande dat zolang onderhavig vonnis nog niet onherroepelijk is aan deze beslissing geen uitvoering zal worden gegeven.

10.BENADEELDE PARTIJEN [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 7.581,34. Dit bedrag bestaat uit € 81,34 materiële schade en € 7.500,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 7.500,00. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen elk kunnen worden toegewezen tot een bedrag van € 5.000,00, voor zover die betrekking heeft op de immateriële schade, dit vermeerderd met rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Zij heeft gevorderd dat de vorderingen voor het overige worden afgewezen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de ondervonden schade niet per incident is gesplitst. Daardoor is onduidelijk wat de schade is die voortkomt uit het onder 1 ten laste gelegde feit. De reiskosten van € 0,26 per kilometer zijn onvoldoende onderbouwd. De reisafstand is 128 kilometer en niet de verzochte 134 kilometer. Ook zijn de telefoonkosten niet onderbouwd. Tot slot dient de vordering fors gematigd te worden.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
De schade voor zover die betrekking heeft op de materiële kosten is onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering afwijzen.
Ten aanzien van de immateriële schade staat vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 primair bewezen verklaarde feit rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De rechtbank begroot deze schade op € 1.500,00 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 december 2018 tot de dag van volledige betaling.
Conclusie benadeelde partij [slachtoffer 1]
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van € 1.500,00. Deze schade acht de rechtbank het rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde onder 1. De verdachte is naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. Het toe te wijzen bedrag moet worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 december 2018, tot de dag van volledige betaling.
Als extra waarborg voor de betaling van de vordering zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.500,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 december 2018 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte, dan wel door diens mededader, niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 10 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
Ten aanzien van de immateriële schade staat vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 primair bewezen verklaarde feit rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De rechtbank begroot deze schade op € 1.500,00 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 december 2018 tot de dag van volledige betaling.
Conclusie benadeelde partij [slachtoffer 2]
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van € 1.500,00. Deze schade acht de rechtbank het rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde onder 1. De verdachte is naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. Het toe te wijzen bedrag moet worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 december 2018, tot de dag van volledige betaling.
Als extra waarborg voor de betaling van de vordering zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.500,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 december 2018 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte, dan wel door diens mededader, niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 10 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

11.VORDERING TENUITVOERLEGGING

De proeftijd in de zaak met parketnummer 05/236348-14 liep tot 31 december 2017. Uit de documentatie van verdachte volgt dat in die periode 9 maanden gedetineerd is geweest in de zaak met parketnummer 08-760105-16. De proeftijd in de zaak met parketnummer 05/236348-14 liep dus in totaal tot 31 augustus 2018. Nu de vordering tenuitvoerlegging in de onderhavige zaak is gedagtekend op 30 januari 2019, betekent dit dat de vordering, ook rekening houdend met de onderbreking van de proeftijd, later dan drie maanden na het verstrijken van de proeftijd is ingediend. De rechtbank zal de officier van justitie dan ook niet-ontvankelijk verklaren in deze vordering.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 36f, 45, 47, 57, 317 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 primair en 3 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 primair en 3 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
13 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf;
Beslag
- gelast, bij het onherroepelijk worden van dit vonnis, de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
  • broek, PL00600-2018553894-1873176;
  • jas, PL0600-2018553894-1873177;
  • 1 paar schoenen, PL0600-2018553894-1873178;
  • 1 paar zwarte sokken, PL0600-2018553894-1873179;
  • tas, PL0600-2018553894-1873180;
  • vest, PL0600-2018553894-1873201;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 1.500,00;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 december 2018 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 1.500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 december 2018 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 10 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
- wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 1.500,00;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 december 2018 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [slachtoffer 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat
€ 1.500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 december 2018 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 10 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 05/236348-14
- verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Bos, voorzitter, mrs. M. Ferschtman en A.M. Crouwel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.A.L. van Dreumel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 februari 2020.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 9 december 2018, in de gemeente [woonplaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/ of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/ of bedreiging met geweld (een) perso(o)n(en), genaamd [slachtoffer 1] en/ of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van (een) geld(bedrag), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/ of die [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/ of zijn mededader(s),
- zich (in agressieve gemoedstoestand) naar de woning van voornoemde [slachtoffer 1] en/ of [slachtoffer 2] (gelegen aan de [adres] ) heeft/hebben begeven,
- ( vervolgens) (aldaar) een ruit (van voornoemde woning) heeft/hebben ingeslagen/ ingetrapt,
- ( daarbij) heeft/hebben geroepen/ geschreeuwd: "Pussy, pussy, doe open" en/ of
"Kuthoer, kankerhoer, doe open" en/ of "Geld, geld, ik wil geld" en/ of "Waar is mijn geld, het is mijn geld", althans woorden van gelijke aard of strekking en/ of
- in de richting van die [slachtoffer 1] en/ of die [slachtoffer 2] heeft/hebben geroepen/ geschreeuwd: 11Ik ga je schieten" en/ of "Ik haal een wapen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
- waarna verdachte(n) is/zijn weggegaan en (vervolgens) - voorzien van een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp - (bij de woning) is/ zijn teruggekeerd en/ of
- ( vervolgens) meermalen, althans eenmaal met dat pistool, althans met dat op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp heeft/hebben geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 9 december 2018, in de gemeente [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/ of zijn mededaders voorgenomen misdrijf om een geldbedrag en/ of goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/ of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/ of [slachtoffer 2] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/ of te doen volgen van geweld en/ of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/ of [slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/ of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- zich (in agressieve gemoedstoestand) naar de woning van voornoemde [slachtoffer 1] en/ of [slachtoffer 2] (gelegen aan de [adres] ) heeft/hebben begeven,
- ( vervolgens) (aldaar) een ruit (van voornoemde woning) heeft/hebben ingeslagen/ ingetrapt,
- ( daarbij) heeft/ hebben geroepen/ geschreeuwd: "Pussy, pussy, doe open" en/ of
"Kuthoer, kankerhoer, doe open" en/ of "Geld, geld, ik wil geld" en/ of "Waar is mijn geld, het is mijn geld", althans woorden van gelijke aard of strekking en/ of
- in de richting van die [slachtoffer 1] en/ of die [slachtoffer 2] heeft/hebben geroepen/ geschreeuwd: "Ik ga je schieten" en/ of "Ik haal een wapen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
- waarna verdachte(n) is/ zijn weggegaan en (vervolgens) - voorzien van een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp - (bij de woning) is/ zijn teruggekeerd en/ of
- ( vervolgens) meermalen, althans eenmaal met dat pistool, althans met dat op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp heeft/hebben geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair hij op of omstreeks 9 december 2018, in de gemeente [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) perso(o)n(en), genaamd [slachtoffer 1] en/ of [slachtoffer 2] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/ of met zware mishandeling, door:
- zich (in agressieve gemoedstoestand) naar de woning van voornoemde [slachtoffer 1] en/ of [slachtoffer 2] (gelegen aan de [adres] ) te begeven,
- ( vervolgens) (aldaar) een ruit (van voornoemde woning) in te slaan/ in te trappen,
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] en/ of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe
te voegen: "Ik ga je schieten" en/ of "Ik haal een wapen",
- ( vervolgens) weg te gaan en/ of (vervolgens) - voorzien van een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp - (bij de woning) terug te keren en/ of
- ( vervolgens) meermalen, althans eenmaal met dat pistool, althans dat op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp te schieten,
althans feitelijkhe(i)d(en) en/ of woorden van gelijke dreigende aard of strekking
2.
hij op of omstreeks 9 december 2018, in de gemeente Winterswijk, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meer perso(o)n(en), genaamd [slachtoffer 3] en/ of [slachtoffer 4] (tijdens de uitoefening van zijn/hun functie van/ als politieambtenaar) opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal met een vuurwapen op/in de richting van die [slachtoffer 3] en/ of die [slachtoffer 4] heeft/hebben geschoten (waarbij die [slachtoffer 3] (ook) is geraakt), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2018 tot en met 9 december 2018, in de gemeente Winterswijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie 111, te weten een vuurwapen (merk Crvena Zastava) (model 70) (kaliber 7.65 mm), zijnde een vuurwapen, voorhanden heeft gehad.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 12 augustus 2019, en de aanvulling daarop van 16 oktober 2019, genummerd 2018553894, opgemaakt door politie Oost-Nederland, doorgenummerd 9 tot en met 2008. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 616.
3.Pagina 618.
4.Pagina 605.
5.Pagina 608.
6.Pagina 609.
7.Pagina 1116.
8.Pagina 1117.
9.Pagina 1091.
10.Pagina 1092.
11.Pagina 1148.
12.Pagina 1666.
13.Pagina’s 1889 en 1890.
14.Pagina 481.
15.Pagina 482.
16.Pagina 483.
17.Pagina 1348.
18.Pagina 672.
19.Pagina 1700.
20.Pagina 1992.
21.Pagina 1956.
22.Pagina 1957.
23.Pagina 1322 en bijbehorende bijlage op pagina 1327.
24.Pagina 1328.
25.Pagina 1324.
26.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, nummer 18/4175, 18/4197 18/4198, opgemaakt door rechter-commissaris mr. S.C.A. van Kuijeren (pagina 5).
27.Pagina 398.
28.Pagina 399.