ECLI:NL:RBMNE:2020:6085

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 augustus 2020
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
16-152235-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezit van kinderporno met verminderd toerekeningsvatbare verdachte en overschrijding van redelijke termijn

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 21 augustus 2020, is de verdachte beschuldigd van het bezit van kinderporno in de periode van 28 mei 2015 tot en met 13 september 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1964, in De Meern, gemeente Utrecht, meermalen kinderpornografische afbeeldingen in zijn bezit heeft gehad. De zaak kwam ter terechtzitting op 7 augustus 2020, waar de officier van justitie, mr. T. Tanghe, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. A.C. Vingerling, hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging.

De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte de ten laste gelegde afbeeldingen wettig en overtuigend had verworven en in bezit had gehad. Echter, de rechtbank sprak de verdachte vrij van het onderdeel van de tenlastelegging dat hij een gewoonte had gemaakt van het bezit van deze afbeeldingen, omdat het dossier onvoldoende aanwijzingen bevatte om dit te onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, wat invloed had op de strafoplegging.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van 1 dag en een taakstraf van 200 uren geëist, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank volgde dit advies, maar hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn van 24 maanden, wat resulteerde in een aangepaste straf. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van 1 dag op, gecombineerd met een taakstraf van 200 uren, waarvan 160 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling. Het verzoek van de verdediging om een persoonlijkheidsonderzoek werd afgewezen, omdat er geen voldoende onderbouwing was voor volledige ontoerekeningsvatbaarheid.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-152235-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 21 augustus 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte]geboren op [geboortedatum] 1964 in [geboorteplaats]
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[woonplaats] , gemeente [gemeente] , [adres]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 7 augustus 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en mr. A.C. Vingerling, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 28 mei 2015 tot en met 13 september 2018 in De Meern, gemeente Utrecht, kinderpornografische afbeeldingen in zijn bezit heeft gehad en hiervan een gewoonte heeft gemaakt.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het tenlastegelegde onderdeel dat verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het voorhanden hebben van kinderpornografische afbeeldingen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van het ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie over een gewoonte maken van het in bezit hebben van kinderpornografische afbeeldingen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de aanleiding van het onderzoek, de processen-verbaal over het onderzoek aan de gegevensdragers van verdachte en zijn verklaring ter terechtzitting, kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte de ten laste gelegde kinderpornografische afbeeldingen in die periode heeft verworven en in bezit heeft gehad.
Partiele vrijspraak
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het verwerven en voorhanden hebben van kinderpornografische afbeeldingen. Het dossier bevat daartoe onvoldoende aanwijzingen.
De rechtbank zal verdachte daarom vrij spreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis zal worden gehecht.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op tijdstippen in de periode van 28 mei 2015 tot en met 13 september 2018 te De Meern, gemeente Utrecht, meermalen, telkens afbeeldingen, te weten gegevensdragers te weten een laptop (merk Packard Bell) en een laptop (merk Toshiba), bevattende afbeeldingen, te weten foto’s van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft verworven, in bezit heeft gehad en zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de/een penis en/of met de/een vinger/hand en/of met een voorwerp oraal en/of anaal
penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had
bereikt en
het met een voorwerp oraal en/of anaal penetreren van het eigen lichaam door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (foto 1 en 2, blz. 85) (foto 3 en 4 (blz. 102)
en
het met de/een penis betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het met een voorwerp betasten en/of aanraken van de eigen billen door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (foto 3 en 4 (blz. 86)
en
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto’s/ films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden, (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling (foto 5 en 6 (blz. 87)), (foto 7 en 8 (blz. 88)), (foto 9 en 10 (blz. 89)), (foto 11 en 12 (blz. 90)), foto 13 (blz. 91) (foto 1 en 2 (blz. 102).
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
een afbeelding – of een gegevensdrager, bevattende een afbeelding – van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verwerven, in bezit hebben en zich met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 1 dag;
- een taakstraf van 200 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 100 dagen hechtenis, waarvan een gedeelte van 100 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling en meewerken aan maximaal 5 keer per jaar controle van zijn gegevensdragers door de reclassering, al dan niet bijgestaan door een opsporingsambtenaar.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit geen (on)voorwaardelijke gevangenisstraf, anders dan de dag gevangenisstraf zoals gevorderd door de officier van justitie, op te leggen. Gelet op de persoon van verdachte is niet uit te sluiten dat verdachte nog een keer de fout in gaat. Verdachte zou dan in detentie terecht kunnen komen, hetgeen gelet op zijn persoon onwenselijk is. Gelet op het reclasseringsrapport heeft een onvoorwaardelijke taakstraf geen toegevoegde waarde. Voorop dient te staan dat verdachte hulp en behandeling krijgt.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het strafbare feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in bezit hebben van kinderporno. De rechtbank overweegt dat het bezit van dergelijke porno buitengewoon verwerpelijk is, met name omdat bij de vervaardiging van de kinderporno kinderen seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd. Dergelijk misbruik heeft in het algemeen zeer nadelige en langdurige psychische, emotionele en lichamelijke gevolgen voor de betrokken kinderen. Daarnaast kunnen zij hierdoor ernstig worden geschaad in hun verdere ontwikkeling. Met zijn handelen heeft verdachte bijgedragen aan het in stand houden en het bevorderen van deze verwerpelijke praktijken en is hij indirect betrokken bij en medeverantwoordelijk voor het misbruik van jonge kinderen. Verdachte heeft hierbij ten tijde van het plegen van de feiten kennelijk nimmer stilgestaan terwijl hij dit wel had moeten doen. De rechtbank rekent dit verdachte aan. Voor een effectieve bestrijding van kinderporno is het noodzakelijk om niet alleen degenen aan te pakken die kinderporno vervaardigen en verspreiden, maar zeker ook degenen die kinderporno downloaden en verzamelen.
De rechtbank houdt als uitgangspunt bij de strafoplegging onder meer rekening met de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Wanneer sprake is van het bezit/verwerven van kinderporno, zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang tot kinderporno verschaffen geldt als uitgangspunt dat 240 uur taakstraf en 6 maanden gevangenisstraf, waarvan een kort gedeelte onvoorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden, wordt opgelegd. De rechtbank ziet in de persoon van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn echter aanleiding om van de LOVS uitgangspunten af te wijken.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 17 juli 2020, waaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke strafbare feiten;
- een reclasseringsadvies van 17 juli 2020, uitgebracht door E. le Mair, reclasseringswerker.
Uit het rapport van de reclassering volgt dat verdachte in een woonvoorziening van [Instelling] woont vanwege zijn LVB-problematiek. Verdachte zou functioneren op een heel laag emotioneel niveau en heeft daarnaast veel last van angst- en spanningsklachten. Zijn psychosociaal functioneren heeft mogelijk een rol gespeeld bij het tot stand komen van onderhavig probleem. Gezien de ontkennende houding kan niet met zekerheid gesteld worden wat de delictgerelateerde factoren zijn en is ook het inschatten van de kans op herhaling niet mogelijk.
Gezien de problematiek van verdachte en om de kans op herhaling te verlagen vindt de reclassering een traject bij De Waag van belang, zodat verdachte professionele begeleiding krijgt en hij kan praten over zijn seksuele behoeften en over de grenzen van het ontoelaatbare. Mogelijk is hem dat niet duidelijk geweest in het verleden en waarschijnlijk overziet hij de gevolgen van zijn handelen niet. Hij is bereid om dit traject aan te gaan. Reclasseringstoezicht is wenselijk om verdachte te motiveren dit behandeltraject voort te zetten, ook bij weerstand of moeilijkheden. Daarnaast kan de reclassering met [Instelling] afspraken maken over het begeleiden en controleren van verdachte bij zijn online bezigheden zodat de online bezigheden van verdachte minder risicovol worden.
Een gevangenisstraf acht de reclassering niet wenselijk, gezien grote kwetsbaarheid van verdachte op psychosociaal vlak. Het uitvoeren van een taakstraf is voor verdachte mogelijk. De reclassering adviseert verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en ambulante behandeling.
Toerekeningsvatbaarheid verdachte
De rechtbank overweegt dat het aannemelijk is dat - gelet op de persoon van verdachte, hetgeen ter terechtzitting besproken is en de stukken in het dossier – de door de reclassering beschreven problematiek van verdachte er ook was ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde en dat die van invloed is geweest op zijn gedragingen en gedragskeuzes. De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat de feiten verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Redelijke termijn
Ten slotte houdt de rechtbank er rekening mee dat de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 EVRM, is geschonden. Blijkens vaste jurisprudentie bedraagt de redelijke termijn van berechting een periode van 24 maanden. Deze termijn is aangevangen op 8 maart 2018. Op die datum heeft in de woning van verdachte een doorzoeking ter inbeslagneming plaatsgevonden, aan welke handeling verdachte in redelijkheid de verwachting heeft kunnen ontlenen dat het Openbaar Ministerie een strafrechtelijke vervolging tegen hem zou instellen. De termijn eindigt met het wijzen van dit vonnis op 21 augustus 2020. Dit betekent dat de redelijke termijn met ruim 5 maanden is overschreden.
Conclusie
Alles overziend acht de rechtbank de oplegging van uitsluitend een taakstraf een passende straf. Gelet op het advies van de reclassering en het gegeven dat verdachte, buiten de coronatijd, werkzaam was bij een kringloopwinkel, moet verdachte in staat worden geacht een taakstraf uit te voeren. De reclassering beschikt bovendien over de mogelijkheden om verdachte een bij hem passende taakstraf uit te laten voeren. De rechtbank is gelet op het bepaalde in artikel 22b, derde lid, Sr echter gehouden daarnaast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank is verder van oordeel dat een geheel voorwaardelijke taakstraf geen recht doet aan de ernst van het gepleegde feit, maar zal gelet op wat zij hiervoor heeft overwogen het onvoorwaardelijke deel van de taakstraf wel beperken. In verband met de overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank in plaats van 220 uur taakstraf waarvan 150 uur voorwaardelijk 200 uur taakstraf waarvan 160 uur voorwaardelijk opleggen.
Dit alles brengt de rechtbank tot de conclusie dat een gevangenisstraf voor de duur van 1 dag in combinatie met een taakstraf van 200 uren, indien de taakstraf niet of niet naar behoren verricht wordt te vervangen door 100 dagen hechtenis, passend en geboden is. De rechtbank zal ten behoeve van het verder terugdringen van de kans op recidive een deel van deze taakstraf, te weten 160 uren, subsidiair 80 dagen hechtenis, voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van 3 jaren met daarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
De bijzondere voorwaarde met betrekking tot de controle op het mediagebruik van verdachte, zal de rechtbank opleggen zoals door de officier van justitie is geëist. De rechtbank acht het niet wenselijk dat [Instelling] , gelet op de (behandel)relatie met verdachte, met deze controle wordt belast.
Voorwaardelijk verzoek tot het verrichten van een persoonlijkheidsonderzoek.
De raadsman heeft verzocht om, indien de rechtbank aan verdachte een onvoorwaardelijk strafdeel oplegt, de zaak aan te houden om een persoonlijkheidsonderzoek te verrichten. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat hij niet uitsluit dat verdachte ten tijde van het plegen van het strafbare feit geheel ontoerekeningsvatbaar was en niet kon overzien dat hetgeen hij heeft gedaan strafbaar was.
De rechtbank ziet geen noodzaak tot een dergelijk onderzoek en wijst het verzoek van de verdediging af. De rechtbank overweegt daartoe dat, gelet op het dossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken, er geen aanknopingspunten zijn waaruit afgeleid kan worden dat verdachte ten tijde van het plegen van de strafbare feiten geheel ontoerekeningsvatbaar was. De rechtbank acht voorts het verzoek van de verdediging daartoe onvoldoende onderbouwd.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 240b van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 1 dag;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf in de vorm van een werkstraf van 200 uren;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt
vervangen door 100 dagen hechtenis;
- bepaalt dat van de taakstraf
een gedeelte van 160 uren,indien de taakstraf niet of niet naar behoren verricht wordt
te vervangen door 80 dagen hechtenis,
niet zal worden ten uitvoer gelegd,tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van drie jarenvast;
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
* zich op afspraken met de reclassering (adres: Zwarte Woud 2, 3524 SJ Utrecht, telefoonnummer 088-8041101) meldt, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* zich onthoudt van:
( a) gedragingen die zijn gericht op internetomgevingen waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen en
( b) gedragingen die zijn gericht op internetomgevingen waarin over seksuele handelingen met kinderen wordt gecommuniceerd.
* Ten behoeve van de naleving van deze laatstgenoemde verplichting is verdachte
verder verplicht zijn medewerking te verlenen aan het steekproefsgewijs laten
controleren van zijn digitale gegevensdragers. De reclassering bepaalt in welke
gevallen, op welke manier, door wie en wanneer de feitelijke controle plaatsvindt. De medewerking dient uit het volgende te bestaan:
  • verdachte moet maximaal vijfmaal per jaar in het kader van die controle aan de reclassering en eventueel door de reclassering uitgenodigde politiemedewerkers de toegang verschaffen tot zijn woning;
  • verdachte moet dan op verzoek van de reclassering al zijn digitale gegevensdragers ter beschikking stellen dan wel overhandigen aan de reclasserings- of politiemedewerkers;
  • verdachte moet de reclassering dan wel de door hen uitgenodigde politiemedewerkers de toegang verschaffen tot alle aanwezige digitale gegevensdragers, bijvoorbeeld door het geven van de benodigde wachtwoorden.
- geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.M. Heppe, voorzitter, mrs. E. Akkermans en
J.W.B. Snijders Blok, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier,
en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 augustus 2020.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 mei 2015 tot en met 13 september 2018 te De Meern, gemeente Utrecht, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, telkens afbeeldingen, te weten foto’s en/of gegevensdragers te weten een laptop (merk Packard Bell) en/of een laptop (merk Toshiba), bevattende afbeeldingen, te weten foto’s van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft verworven in bezit heeft gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft welke seksuele
gedragingen – zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de/een penis en/of met de/een vinger/hand en/of met een voorwerp oraal en/of anaal
penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had
bereikt en/of
het met een voorwerp oraal en/of anaal penetreren van het eigen lichaam door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (foto 1 en 2, blz. 85) (foto 3 en 4 (blz. 102)
en/of
het met de/een penis betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het met een voorwerp betasten en/of aanraken van de eigen billen door een persoon die kennelijk
de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (foto 3 en 4 (blz. 86)
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto’s/ films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden, (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling (foto 5 en 6 (blz. 87)), (foto 7 en 8 (blz. 88)), (foto 9 en 10 (blz. 89)), (foto 11 en 12 (blz. 90)), foto 13 (blz. 91) (foto 1 en 2 (blz. 102))
en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt;
(art. 240b lid 1 en 2 Wetboek van Strafrecht)